Heb jij ook zo lekker gehosseld? Of ben je alweer vergeten waarom?
Beste medereiziger op de oranje Titanic,
Het was me het feestje weer wel. Van uitzinnige massa tot gekruide hossende hysterie — ‘onze’ oranjeleeuwinnen hebben het vaderland gered. Of in elk geval: eventjes het denkvermogen tot stilstand gebracht. En dat is op zichzelf al een prestatie van formaat.
Maar laten we eerlijk zijn: weet jij nog wát we precies vierden? Het winnen van een spelletje? Of het verliezen van ons vermogen om zelf na te denken?
In mijn nieuwste stuk — “Winnen is voor verliezers” — ontleed ik de sport als religieus ritueel voor de dolende massa. We kijken niet naar spel, maar naar een gemediatiseerd verdienmodel waarin de illusie van controle, prestatie en nationale trots met confetti worden bestrooid.
Waarom we winnen zo nodig moeten adoreren, waarom een dobbelsteen eerlijker is dan een penalty, en waarom we collectief in de maling worden genomen door een streep op het asfalt — dat lees je hier:
Laat je meenemen in een filosofische stootcombinatie vol ironie, afgedankte medailles en een warm pleidooi voor het herwaarderen van het échte spel. Niet omdat je moet winnen, maar omdat je anders niets beters te doen hebt met je bewustzijn.
En mocht je je aangesproken voelen — dan is dat niet erg. Het is eerder een teken dat je nog denkt. En dat is in deze tijd al een vorm van topsport.
Met ongefilterde groet,
Peter Koopman
Coach van het Denkend Reserveteam
06 jul. 2025
Tel.: 06 8135 8861
“Winnen is voor verliezers” — Waarom sport het spel vermoordt
Door Peter Koopman en zijn denkbeeldige bondscoach: Friedrich Nietzsche op doping
We zijn massaal gaan geloven in winnen. Als religie. Als nationale identiteit. Als zelfhulpmethode met zweetband. In iedere hossende meute, in elke glanzende medaille, echoot de mythe dat winnen betekenis geeft. Dat succes je zuivert. Dat het loont om over lijken te sprinten, als ze maar met noppen zijn ingegraven.
Maar laat ik een ketterse gedachte opperen: sport is de vernietiging van het spel.
Waarom? Omdat het spel ooit begon als vrijheid, als experiment, als vormloze vreugde — en eindigde als prestatieporno.
Het spel: vrijheid zonder scorebord
Spel is van oorsprong iets heiligs — een simulatie van werkelijkheid zonder de gevolgen. Een gebied zonder doden. De ruimte waarin een kind leert, een dier test, een mens onderzoekt. Homo Ludens, zegt Huizinga, is de mens als spelend wezen. Niet als “coachable asset”.
Spel veronderstelt vrijwilligheid, openheid, omkeerbaarheid, en — belangrijker — het ontbreken van externe dwang. Het gaat om het ervaren, niet om het afrekenen.
Maar sport? Sport is spel gekaapt door Wille zur Macht. Niet meer de bal, maar de bokaal staat centraal. Het niet-winnen is geen neutrale uitkomst, maar een sociaal failliet. En wie niet meedoet? Die heet een slappeling, een “benchwarmer van het leven”.
De psychische genocide van winnen
Winnen is de zelfhypnose van de moderne verliezer. Een gesublimeerde vorm van zelfontkenning waarin het ego zich even onkwetsbaar waant. Winnaars, zo denken we, zijn de evolutionaire uitverkorenen. Maar in werkelijkheid is winnen slechts een contextueel voordeel binnen een arbitrair kader.
Een streep op het asfalt. Een net. Een finishlijn.
Allemaal symbolische afspraken over wanneer het ‘klaar’ is. Of gewonnen.
Maar wat is er dan echt bereikt?
Niets.
Behalve een nieuwe deadline voor de volgende wedstrijd. De trofee is een echo van de leegte.
“Sport is georganiseerd toeval verpakt als verdienste.”
En toch hossen we. Met vlaggetjes. En gezichtsverf. Omdat het alternatief — de leegte onder ogen zien — minder leuk is om op Facebook te delen.
De domheid van de massa: stadion als echozaal
Er is iets tragikomisch aan het volk dat in fluovestjes met vuvuzela’s zijn “identiteit” uitvent terwijl het zijn pens voorbij zijn oranje shirt laat bollen. En zich vereenzelvigt met mensen die zij niet kennen, in situaties die zij niet begrijpen, op basis van prestaties die zij zelf nooit zullen evenaren. Identificatie via proxy. Oftewel: geestelijke collectieve projectie van eigen onvermogen.
En o wee als “we” niet winnen. Dan is het de scheids. Of het systeem. Of het weer. Want ook het slachtofferschap is geïnstitutionaliseerd.
Voorstel: terug naar het dobbelsteenmodel
Als winnen tóch toeval is — blessures, mentale instorting, een scheet van de tegenstander die de bal uit koers brengt — waarom dan nog de schijn ophouden?
Stel voor:
- Kampioenschappen worden beslist door muntworp.
- Olympische medailles via ganzenbord.
- Formule 1-winnaars op basis van wie het mooiste helmontwerp heeft.
Niet alleen eerlijker, maar ook goedkoper. En beter voor het milieu. De illusie blijft — maar de schade is beperkt.
Epiloog: Het spel heroveren
Laten we het spel terugpakken van de sport. Laat kinderen weer buiten rennen zonder data-analyse. Laat volwassenen verliezen zonder therapie. Laat mensen weer spelen zonder publiek.
Want de kern is dit:
Het leven is geen wedstrijd.
Het leven is niet te winnen.
En wie dat probeert, eindigt onvermijdelijk als verliezer — in een stadion dat al lang is afgebroken.
Literatuurlijst ter verdieping (en vermaak):
- Huizinga, Johan – Homo Ludens
- Byung-Chul Han – The Burnout Society
- Elias & Dunning – Quest for Excitement
- Canetti, Elias – Massa en Macht
- David Foster Wallace – Consider the Lobster (voor sport als absurd spektakel)
- Nassim Nicholas Taleb – Fooled by Randomness
- Nietzsche, Friedrich – Genealogie van de moraal (lees sport als moderne askese)