De drang om gevechten aan te gaan en om te domineren zit dieper in de menselijke natuur dan we vaak willen toegeven. Terwijl er nostalgisch gesproken wordt over “de goede oude tijd” – waarin, naar eigen zeggen, gemeenschapszin en eenvoud overheersten – ligt er onder de oppervlakte van menselijke relaties een heel ander verhaal: dat van overleven en dominantie, van vechten en verbondenheid, allemaal aangedreven door een Darwinistische drijfveer die we niet zomaar kunnen afschudden.
Terug naar de Strijd
In de periode na de Tweede Wereldoorlog leek het leven in mijn geboorteplaats Zandvoort inderdaad overzichtelijk. Men had niet veel, de deuren stonden open, het touwtje uit de brievenbus en bezit was nog geen statussymbool. Maar deze eenvoud was bedrieglijk; terwijl men zich fysiek vrij bewoog door duinen en bossen, dreigde er constant een gevaar uit het verleden, in de vorm van achtergelaten oorlogsmunitie en explosieven. Het leven draaide om het vermijden van gevaar en het navigeren door een wereld vol risico’s, zelfs als die zich onbewust, als kinderspel, afspeelde.
Als jong kind voelde ik mij op onverklaarbare wijze gefascineerd door vechten en – op een andere manier – door meisjes. Twee schijnbaar tegengestelde werelden, maar verbonden door dezelfde oerdrift: de noodzaak om een positie in de hiërarchie te vestigen, om veiligheid te vinden binnen een groep, en om uiteindelijk het overlevingsspel te winnen. In zekere zin is vechten de basisvorm van menselijke interactie, een substraat dat dieper ligt dan het besef van cultuur of samenleving.
Van Seks naar Strijd: Hoe Sociale Dynamiek Evolueerde
Als we Darwin mogen geloven, zit de drang om te vechten diep verankerd in ons evolutionaire zelf. Onze eerste indrukken – “is dit een vijand of een vriend?” en “is dit een potentiële partner?” – zijn onlosmakelijk verbonden met de natuurlijke selectie die ons hier heeft gebracht. Maar waar vechten en domineren aanvankelijk draaiden om directe overleving, is de moderne mens al lang verder geëvolueerd in het verpakken van deze drijfveren.
Seksueel geselecteerde eigenschappen, zoals fysieke kracht of atletisch vermogen, dienen vandaag de dag niet altijd een direct overlevingsdoel; ze vergroten wel degelijk onze kansen op sociaal succes. Vechtsporters trainen daarom niet alleen om zichzelf te verdedigen, maar om een indruk te maken. Sport an sich – en vechtsport in het bijzonder – is een sociale expressie geworden van controle, dominantie en statusverwerving.
Het ‘Monkey See, Monkey Do’-Syndroom
Waarom blijft zoveel kennis dan steken? De sportwereld, vooral in vechtsporten, kent een cultuur van bijna blinde navolging. Coaches worden gevolgd alsof ze het evangelie verkondigen, en hun adviezen worden opgevolgd zonder dat de vraag “waarom?” gesteld wordt. Net als religieuze leiders wordt de “sensei” gerespecteerd, en daarmee ook zijn methodes – of ze nu effectief zijn of niet. De filosoof Nietzsche zou hier spreken van een ‘slavenmoraal,’ een onbewuste neiging tot volgzaamheid, terwijl de kritische instelling op de achtergrond verdwijnt.
Dit resulteert in een ‘na-aapgedrag’ waarbij technieken klakkeloos worden overgenomen. Wanneer men een trainingsmethode niet begrijpt, wordt vaak teruggevallen op de dooddoener “traditie” als rechtvaardiging. Wat men eigenlijk vergeet, is dat echte evolutie in sport vraagt om constante zelfkritiek en de moed om de eigen methodes te blijven bevragen.
De Paradox van de Moderne Vechtsport: Intuïtief Dom en Toch Complex
Laten we wel wezen, sporters worden niet zelden als “dom” bestempeld. Vechtsporters zouden zelfs de op één na minst intellectuele groep vormen, na voetballers – met als troostprijs dat een voetballer nog tenminste blondines en een groot kapitaal aan zich weet te binden. Maar dit beeld doet geen recht aan de complexiteit van het vakmanschap dat vechtsporten eisen. Het zijn sporten die draaien om milliseconden van beslissingskracht, instinctieve anticipatie en tientallen keren geautomatiseerde bewegingen die tot een naadloze symfonie samensmelten in de ring.
Het ontwikkelen van expertise vereist meer dan de zogenaamde “10.000 uren regel.” Niet elk uur telt evenveel; het zijn de kritische momenten, de gewapende confrontaties, en de kleine aanpassingen in de routine die een vechter echt transformeren.
Irrationeel Groepsdenken en de Rol van Controle
Het probleem is dat de deur naar irrationeel groepsdenken nog altijd wagenwijd openstaat, en informatie – zelfs wetenschappelijke – moeilijk ingang vindt in traditionele sportculturen. Dit verklaart ook waarom kennis zo moeilijk, zo niet onmogelijk, haar weg vindt naar de sportwereld. Onze natuurlijke neiging om ons aan te sluiten bij groepen, om ons veilig te voelen binnen een zekere hiërarchie, werkt immers als een stille saboteur. We zoeken geen kennis, maar controle, macht en vooral reductie van angst.
Tot Slot: Een Oproep tot Autonoom Denken
Dit stuk is niet bedoeld voor de massa. Het is bedoeld voor hen die hun kritische vermogen nog niet volledig hebben afgestoten, voor de vechters die meer zoeken dan fysieke kracht. De kernvraag blijft: waarom trainen we zoals we trainen? Waar rust deze methode op? Wanneer we kunnen loskomen van het blinde volgen van “de meester” en het durven toegeven dat we misschien de helft van wat we denken te weten, misplaatst is, opent zich een nieuwe wereld. Een wereld waarin vechten niet alleen een spel van kracht en controle is, maar een subtieler spel van intellect en evolutie.
Peter Koopman