Sixpack & Slavernij: De Tragiek van de Zelfverbetering in een Postmoderne Savanne

Waarom je sixpack eigenlijk een slavernij-ketting is (en andere ongemakkelijke waarheden)

Beste denker-in-lycra,

Je bukt. Je zweet. Je telt je reps alsof je ermee eeuwig leven kunt kopen. Je kijkt in de spiegel en ziet progressie — of is het regressie, vermomd als prestatie?

We hebben iets voor je geschreven. Iets wat pijn doet. Maar op de goede manier. Zoals een diepe squat of een existentialistische crisis.

In “Sixpack & Slavernij” nemen we sport niet bij de hand, maar bij de strot.
Nietzsche, Foucault, Sapolsky en Desmond Morris staan langs de zijlijn, hoofdschuddend, terwijl jij je PR probeert te verbreken. Niet om je af te branden, maar om je los te wrikken uit de comfortabele martelkamer die we ‘zelfverbetering’ zijn gaan noemen.

Wat als jouw push-ups slechts een echo zijn van oergeschreeuw?
Wat als jouw marathon geen vooruitgang is, maar een rondje in de hamsterkooi van dopamine en sociale validatie?

Scrol door om je illusies te laten strippen als een vochtige sportlegging.
Of blijf gewoon geloven dat je sportschoolabonnement je dichter bij Verlichting brengt.

Ik beloof je:

  • Geen fitspiration, wel zelfreflectie
  • Geen motivatiequotes, maar filosofische bitchslaps
  • Geen eiwitshakes, maar rauwe waarheid (met een knipoog)

 Spoiler: je sport niet om fit te worden. Je sport omdat je primitieve brein denkt dat het indruk maakt op een denkbeeldige stam rond een digitaal kampvuur.

Durf je het aan?

Met ironische groet,
Peter Koopman

Filosoof van de Verkrampte Quadriceps

17 apr. 2025

Tel.: 06 8135 8861

Sixpack & Slavernij: De Tragiek van de Zelfverbetering in een Postmoderne Savanne


Sixpack & Slavernij: De Tragiek van de Zelfverbetering in een Postmoderne Savanne

Over Lichaamsverering, Statusdrift en de Waan van Vooruitgang

Door Peter Koopman (o.a. sportdocent)

Proloog:
Voordat we verder lezen: vergeet even alles wat je denkt te weten over sport. Vergeet gezondheid, discipline, teamgeest of zelfverbetering. Denk in plaats daarvan aan paringsdrang, ritueel gedrag, groepsdruk, imitatiegedrag en genotzucht. Denk aan adrenaline als evolutionaire marketing. Denk aan sport als sociaal geaccepteerde waanzin. Wat als sport niet de kroon op de beschaving is, maar de herhaling van een oeroud script dat we allang kenden — maar nu in tight-fit lycra?


 

Inleiding: Het Bewegende Dier dat Stil Staat

De moderne mens loopt, springt, hijgt, beukt, zwemt en zweet — maar beweegt hij vooruit? Of wentelt hij zich slechts in een nieuwe ronde van dezelfde evolutionaire speeltuin? Wat als sport geen teken is van vooruitgang, maar van stagnatie, herhaling en camouflage? Wat als sport niet de verheffing van de mens is, maar diens ultieme bevestiging als primitief, ritueel en statusgeil organisme dat al tienduizenden jaren met dezelfde software draait?

In dit essay ontleed ik sport als fenomeen, niet als heilige koe, maar als dissectieobject. We nemen een filosofisch scalpel ter hand — geslepen door Nietzsche, Foucault, Desmond Morris, Sapolsky en een snufje cynisme — en fileren het lichaam-in-beweging. Wat beweegt de mens werkelijk als hij sport? En wie beweegt er eigenlijk? De mens? Of slechts zijn overlevingsmechanismen?

1. De Sporter als Neanderthaler met Sponsordeal

Wie sport, voert in essentie een sociaal ritueel uit. Vechten, vluchten, domineren, paraderen — het zijn gedragingen die stammen uit de savanne. Wat vroeger bloedserieus was — jagen, territorium verdedigen, seksuele selectie — is nu een spel geworden. Maar het is nog steeds hetzelfde spel.

Desmond Morris noemt sport een sublimatie van jachtgedrag. De speer is een discus geworden, het territorium een voetbalveld, de rivaal een tegenstander in een boksring. En net als in de oertijd, is de toeschouwer belangrijker dan de actie zelf. Zonder publiek geen overwinning, zonder erkenning geen zelfwaarde.

“Sport is oorlog minus de kogels” – George Orwell

Sport is sociaal gedrag, versuikerd en verpakt voor de massa. De atleet is geen held, maar een geaccepteerde vorm van de narcist. Status, macht en seksuele aantrekkingskracht worden onder het mom van discipline en doorzettingsvermogen in scène gezet. De sixpack is het nieuwe wapen. De marathonloper is een stamhoofd in Nike-tenue. En de crossfitter is een seksuele pronker in spandex, een pauw met pull-ups.

“De sixpack is het nieuwe speer, maar in plaats van mammoeten jaagt hij nu op likes, PR’s en validatie in de spiegel.”

2. Nietzsche: Over Lichaam, Wil en Verval

Friedrich Nietzsche zag het lichaam niet als last, maar als kern. “De geest is slechts een instrument van het lichaam,” schrijft hij in Also sprach Zarathustra. Het lichaam is niet ondergeschikt aan de geest, maar haar oorsprong.

Nietzsche zou walgen van de moderne sportindustrie. Niet vanwege het fysieke, maar vanwege de middelmatigheid die het verheerlijkt. De massa-sport is voor hem de triomf van het ressentiment: het collectief verheerlijkt het lijden, het doorzetten, het volhouden — allemaal eigenschappen van de slaaf, niet van de vrije geest.

“Ihr ruft mich euren Erlöser: doch ich sage euch: Ich bin der Spott des Menschen.”

(“Gij noemt Mij uw Verlosser, maar Ik zeg u: Ik ben de bespotting van de mens.”)

De Ubermensch sport niet voor medailles of likes, maar als uitdrukking van zijn eigen wil. Zijn lichaam is geen object van discipline, maar een project van expressie. Geen schema’s, geen coach, geen publieksprijs.

Sport als prestatiecultus, met doping, rankings, contracten en camera’s, is volgens Nietzsche decadentie in pure vorm — Apollinisch gereguleerd, zonder Dionysische ziel. Het is de atleet als circusdier, strak in de regie van sponsors en nationale trots.

3. Panem et Circenses: De Publieke Orgasmecyclus

De Romeinen begrepen het al. Geef het volk brood en spelen, en ze houden hun mond. De sportindustrie is exact dat: massale verdoving onder het mom van vitaliteit. Een dopamineverslaving op schema. Een farmaceutische loop zonder pillen.

De fitness-industrie is de enige sekte waarbij je betaalt om gemarteld te worden.

Sport is minder een fysieke daad dan een sociaal scherm: het maskeert leegte, verveling en existentiële impotentie. De volger van een voetbalclub leeft substitutief: hij lijdt niet zelf, maar via Messi. Hij overwint niet zelf, maar via Ajax.

De moderne sportconsument leeft via avatars. Fantasy leagues, FIFA-games, sportsbars met megaschermen — allemaal vormen van parasitaire beleving. De sportconsument is de cheerleader van zijn eigen afleiding. Hij sport niet, hij identificeert. En dat is precies de bedoeling. 

INTERMEZZO: Het Sportschool Evangelie

“Gij zult squatten tot gij erbij neervalt.”

De influencer is de moderne martelaar: lijdend voor de lens, kruisigend op algoritmisch bevelIn de tempel van de biceps wordt niet gedacht, maar gekromd. Knieën gebogen, blik strak vooruit — niet vanwege focus, maar omdat de spiegel het enige altaar is dat nog bestaansrecht heeft. De personal trainer is geen coach, maar een preker. “Nog drie herhalingen, kom op!” klinkt als een echo van ouderwetse zondebestrijding. Het zweet is de doop, het eiwitshake de hostie.

En net als bij religie: wie twijfelt, is zwak. Wie pauzeert, is ketter. Rustdagen zijn apostasie. Hier wordt niet getraind om sterk te worden, maar om erbij te horen. De sportschool is een sociaal correctiemiddel voor het lichaam — een genormaliseerde martelkamer met airconditioning.

De ascetische sporter is de moderne priester, die zijn vlees kastijdt om betekenis te halen uit leegte. Zijn abs zijn heilig, zijn volgers zijn gelovigen, zijn affiliate link is de collecteschaal.

En dan is er nog de personal trainer: de betaalde vriend, halve priester, halve influencer. Hij predikt geen heil, maar hypes. Onder het mom van gezondheid en deskundigheid verkoopt hij vooral vermoeidheid, aandacht en gebakken lucht tegen een aanzienlijk bedrag per uur. Zijn uurtarief overstijgt dat van een loodgieter, terwijl hij niets repareert behalve je ego.

Ironisch genoeg is niemand bereid zijn werkgever te betalen voor fysiek zwaar werk — daar klagen we massaal over. Maar in de sportschool betalen we grif voor dezelfde arbeid, mits verpakt in motivational quotes en strakke leggings. De moderne mens wil niet sterk zijn, hij wil gecoacht worden in zijn zwakte. Zolang het maar esthetisch en sociaal bewonderbaar blijft.

4. De Illusie van Vooruitgang als rode draad

Sport verkoopt een leugen: dat je jezelf kunt verbeteren. Maar verbeteren ten opzichte van wat? Je vorige tijd? Je buurman? Of de biologische default?

Echte vooruitgang zou zijn: minder vatbaar voor sociale druk, minder afhankelijk van externe validatie, minder geobsedeerd door het lichaam als handelsobject. Maar dat is niet waar sport op aanstuurt. Sport stuurt aan op competitie, op meer, op het onbereikbare ideaal. Het is een ratrace in tanktop.

Zelfverbetering is de nieuwe zelfonderdrukking. De stappenteller als politionele macht. De sportapp als religie. De personal trainer als dominee. Het lichaam als morele score. We meten alles, maar weten niets.

5. De Biologie liegt niet: Sport als Paringsdans

Sapolsky, evolutionair bioloog en neuro-endocrinoloog, stelt onomwonden: gedrag is biologie in context. Sport is niet verheven, maar geprogrammeerd. Het is een vorm van paringsdans, statussignaal, signaalwaarde. Een sixpack is reproductief kapitaal. Elk zweetdruppeltje op de loopband is een fluisterende peacockcall: “Kijk wat ik kan, kijk hoe gezond mijn genen zijn.”

De crossfitter die snakt naar erkenning doet wat de paradijsvogel al duizenden jaren doet: opscheppen met fysieke overbodigheid. Elke set bankdrukken is een auditie voor een seksuele rol die nooit gecast wordt.

Daniel Lieberman toont in Exercised aan dat fysieke activiteit evolutionair niet zozeer draait om gezondheid, maar om overleving. In de natuur beweegt men niet omdat het gezond is, maar omdat het moet. De sporter doet alsof hij moet — hij bootst noodzaak na. Dat is zijn tragiek én zijn verslaving.

We zijn niet gemaakt om te sporten, maar om te ontsnappen aan de dood.

Sport is dus niet ‘gezond’ in evolutionaire zin, maar kunstmatig. Het is homeopathie tegen de leegte. En net als bij homeopathie: hoe sterker de illusie, hoe beter het placebo.

6. Foucault’s Lichaam: Gedisciplineerd en Geobjectiveerd

Foucault analyseerde hoe instituties (school, leger, gevangenis) het lichaam disciplineren. Sport past perfect in dit rijtje. Het lichaam wordt gemeten, vergeleken, gecontroleerd. Tijd, snelheid, hartslag — alles onder toezicht.

Het sportlichaam is geen vrij lichaam, maar een object. Het is onderhevig aan normen. Aan grenzen. Aan beoordelingen. Het is een lichaam-in-regime. Geen wild dier, maar een geformatteerde burger.

“Le pouvoir s’exerce sur le corps” — Foucault

(Macht wordt uitgeoefend over het lichaam)

De sporter wordt zo zijn eigen cipier. Het lichaam wordt niet bevrijd door sport, het wordt gedisciplineerd tot gehoorzaamheid. Hij boet zijn schuld aan het burgerlijke bestaan af in de sportschool. Hij maakt zijn lichaam weer zinvol door het af te beulen. En hij noemt het ‘gezond leven’.

7. De Homo Ludens: Of het Kind met Schema

Huizinga’s Homo Ludens stelt dat spel fundamenteel is voor cultuur. Maar modern sportspel is geen spel. Het is georganiseerd, gemeten, gereguleerd. Het heeft zijn spontaniteit verloren. Het kind is verdronken in data.

De Homo Ludens is getransformeerd in Homo Excelens: een spreadsheetmens met een BMI-doel. De lach is vervangen door het meetlint. De verwondering door prestatie.

Transhumanisme versus Sport

Transhumanisme streeft naar de overstijging van de menselijke beperkingen via technologie. Chips in het brein, genetische optimalisatie, bionische ledematen — het lichaam als upgradebaar object. In dat licht lijkt sport een anachronisme: waarom je fysieke grenzen verleggen via training als je straks met een implantaat Usain Bolt kunt vernederen op blote voeten?

Sport is conservatief: het houdt vast aan het lichaam als enige arena. Transhumanisme zegt: dat lichaam is achterhaald. Sport zegt: nee, het is heilig. De botsing is onvermijdelijk — en sport zal verliezen. Want wie de technologie bezit, bezit de overwinning. De toekomst kent geen doping, alleen updates.

Toekomstige Olympische Spelen zullen draaien om protocollen, niet om spieren.

8. Vechtsport en Fysiologie: Het Ritme van de Oerdrift

Vechtsport is geen sport. Het is een choreografie van dreiging. Geen spelletje, maar een gecodeerde herhaling van dodelijke ernst, onder het motto van respect en regels. Wat de bokser, judoka of MMA-vechter doet, is de evolutie in slow motion afspelen — frame voor frame, spiervezel na spiervezel.

“Training is nothing more than domesticated aggression.” — anonieme coach met Freud-complex (Training is niets meer dan gedomesticeerde agressie)

De fysiologie liegt niet. In een vechtsituatie worden catecholamines als adrenaline en noradrenaline razendsnel afgegeven. Hartslag omhoog, bloeddruk stijgt, pupillen verwijden, spijsvertering valt stil — het lichaam schakelt in overlevingsstand. Het is geen sportprestatie. Het is een geformaliseerde doodsstrijd met een scheidsrechter.

Vechtsport is uniek omdat het direct de amygdala aanspreekt — het deel van de hersenen dat betrokken is bij angst en agressie. In tegenstelling tot balsporten, waar de prefrontale cortex (planning, strategie) de boventoon voert, activeert de vechtsporter primair de diepere, oudere hersenlagen. Fight-or-flight. Maar dan met een publiek.

Robert Sapolsky beschrijft hoe bij primaten statusgevechten niet alleen bepalen wie er paart, maar ook wie er leeft. In de ring is dat niet anders. Elk gevecht is symbolisch — een duel om hiërarchie. Winnen is geen doel, het is een signaal. Biologisch, hormonaal, sociaal.

“De winnaar paart, de verliezer bidt.” — biologie, genadeloos en universeel

Maar paradoxaal genoeg is vechtsport ook een oefening in zelfbeheersing. Juist omdat je weet dat je de ander kúnt breken, doe je het niet. De ware kampioen is geen beest, maar een beest met remmen. Zoals Nietzsche’s Übermensch: niet wie zich laat gaan, maar wie zich beheerst terwijl hij het tegendeel kán doen.

In dit spanningsveld tussen instinct en beheersing, tussen cortisolpiek en zenhouding, schuilt de essentie van de vechtsporter. Hij simuleert conflict om controle te cultiveren. Hij traint zijn reflexen niet om te doden, maar om niet te hoeven doden. Hij is de jager die zichzelf tot prooi maakt, om de jachtlust te sublimeren.

Toch blijft het een illusie van controle. Zodra de klap komt, keert het lichaam terug naar de savanne. Geen regels, geen ethiek, geen sportschool. Alleen vlees, bloed en overlevingsdrang. De rest is marketing.

9. Epiloog: De Übermensch in de Spinningklas

Daar zit hij dan. Niet op de bergtop, niet in de grot, niet op afstand van de massa — maar midden in een spinningklas, druipend van het zweet, glurend naar de wattages op zijn display. Geen zweep van een slavendrijver, maar een Apple Watch rond zijn pols. Geen goddelijke inspiratie, maar een playlist genaamd “Beastmode”. Hij hijgt, hij beukt, hij gelooft dat hij leeft.

De Übermensch is niet dood — hij zit alleen gevangen in een abonnement van €39,95 per maand.

Wat ooit de belichaming was van wil, expressie en geestkracht, is nu verworden tot een marketingpersona in lycra. De moderne zelfoverwinnaar meet zijn transcendentie in calorieën en zijn wilskracht in intervaltrainingen. Hij is een slaaf van zijn schema, een marionet van macro’s en micro’s, een icoon van zelfdiscipline zonder zelf.

Nietzsche zocht een mens die zijn eigen waarden smeedt — maar vond een mens die zijn PR (personal record) smeedt. En het tragische? Hij is er nog trots op ook.

Misschien is dat de ultieme ironie van de sportieve mens: dat hij denkt dat hij bevrijd is, terwijl hij vrijwillig in het harnas klimt. Dat hij zijn lichaam viert, terwijl hij het martelt. Dat hij zich verheven voelt, terwijl hij slechts een opgepompte herhaling is van zijn oervoorganger — maar dan met bluetooth.

En toch… misschien, heel misschien, is daar ergens in dat zweet, die pijn, dat onthechte moment van flow, een glimp van iets echts. Niet van een Übermensch, maar van een mens die even ontsnapt — aan de tijd, aan zichzelf, aan de wereld. Niet om beter te worden, maar om even niets te zijn.

Tot de cooling down begint, en de coach roept: “Kom op mensen, laatste minuut! Geef alles!”

Nawoord voor de lezer met spierpijn:

Als je dit essay las op de hometrainer: goed gedaan. Maar vraag jezelf af… reed je vooruit?

 Literatuurlijst

  • Nietzsche, F. (1883–1885). Also sprach Zarathustra. Chemnitz: Ernst Schmeitzner.
  • Nietzsche, F. (1887). Zur Genealogie der Moral. Leipzig: C.G. Naumann.
  • Foucault, M. (1975). Surveiller et punir: Naissance de la prison. Paris: Gallimard.
    (Eng: Discipline and Punish: The Birth of the Prison)
  • Sloterdijk, P. (2013). Du musst dein Leben ändern. Frankfurt: Suhrkamp.
  • Han, B.-C. (2015). De vermoeide samenleving. Amsterdam: Boom.
  • Agamben, G. (1998). Homo Sacer: Sovereign Power and Bare Life. Stanford University Press.
  • Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. New York: Penguin.
  • Sapolsky, R. M. (2004). Why Zebras Don’t Get Ulcers (3rd ed.). New York: Holt Paperbacks.
  • Morris, D. (1981). The Soccer Tribe. London: Jonathan Cape.
  • Morris, D. (1969). The Human Zoo. London: Jonathan Cape.
  • Lieberman, D. (2021). Exercised: Why Something We Never Evolved to Do Is Healthy and Rewarding. New York: Pantheon.
  • Buss, D. M. (2016). The Evolution of Desire: Strategies of Human Mating (4th ed.). New York: Basic Books.
  • Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and Slow. New York: Farrar, Straus and Giroux.
  • Baumeister, R. F. & Leary, M. R. (1995). The Need to Belong: Desire for Interpersonal Attachments as a Fundamental Human Motivation, Psychological Bulletin, 117(3), 497–529.
  • Cialdini, R. B. (2001). Influence: Science and Practice. Boston: Allyn & Bacon.
  • Goffman, E. (1959). The Presentation of Self in Everyday Life. Garden City, NY: Doubleday.
  • Orwell, G. (1945). The Sporting Spirit. In: Shooting an Elephant and Other Essays. London: Secker and Warburg.
  • Houellebecq, M. (1998). Les Particules élémentaires. Paris: Flammarion.
    (Eng:Atomised– kritiek op lichaam, seks en marktlogica in neoliberale samenlevingen.)
  • Zizek, S. (2009). First as Tragedy, Then as Farce. London: Verso.
  • Bourdieu, P. (1984). Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste. Harvard University Press.
  • Archer, J. (2006). Testosterone and human aggression: An evaluation of the challenge hypothesis. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 30(3), 319–345.
  • Mazur, A., & Booth, A. (1998). Testosterone and dominance in men. Behavioral and Brain Sciences, 21(3), 353–397.
  • Wulf, G. (2007). Attention and Motor Skill Learning. Champaign, IL: Human Kinetics..)
  • Carlin, G. (2001). Napalm & Silly Putty. New York: Hyperion.
  • Rippetoe, M. (2007). Starting Strength: Basic Barbell Training. Wichita Falls, TX: The Aasgaard Company.

Ook interessant voor jou!