Een warme kerstgedachte: eerlijkheid onder de boom?
Beste lezer,
De feestdagen zijn in volle gang, en dat betekent een tijd van geven, delen, en… laten we eerlijk zijn: een flinke dosis zelfgenoegzaamheid. Maar terwijl we ons voorbereiden om een paar euro’s in een goede doelenpot te gooien of een derdehands trui aan een dakloze te schenken, wil ik een moment nemen om samen met u stil te staan bij de diepere betekenis van ons zogenoemde altruïsme.
Laten we beginnen met een vraag: waarom doen we het eigenlijk? Omdat we zo nobel zijn? Omdat we de wereld echt beter willen maken? Of is het misschien, heel misschien, omdat we onszelf willen sussen en onze plek op de sociale ladder willen verstevigen? Het antwoord is ongemakkelijk, maar ik beloof u dat het een interessante reis zal zijn.
Ik nodig u van harte uit om mijn recente artikel te lezen: “Hypocrisie van Altruïsme: Een Geschenk van Zelfbedrog met de Feestdagen”. Hierin nemen we altruïsme onder de loep, met een knipoog naar Nietzsche, Rand, en Dawkins, en onderzoeken we waarom altruïsme buiten de eigen groep misschien wel het meest destructieve ideaal is dat we hebben gecreëerd.
Met een gezonde dosis ironie en een vleugje cynisme bied ik een spiegel aan waarin we onze goedheid kunnen heroverwegen. Geen zorgen, het is geen uitnodiging tot gierigheid – enkel een aansporing tot eerlijkheid. Want, beste lezer, echte verandering begint bij het erkennen van de waarheid, hoe ongemakkelijk die ook mag zijn.
Dus pak een glas champagne, ga onder de kerstboom zitten, en duik in een prikkelende blik op wat ons altruïsme werkelijk drijft.
En wie weet, misschien geniet u dit jaar extra van uw donatie, wetende dat u niet alleen een ander helpt, maar vooral uzelf. En dat is, zoals ik in het artikel betoog, helemaal niet erg. Het is menselijk. Misschien wel iets om te vieren.
Met warme groet (en een vleugje ironie),
Hypocrisie van Altruïsme: Een Geschenk van Zelfbedrog met de Feestdagen
Ah, de feestdagen. Die periode waarin we plotseling overmand worden door de drang om “goed” te doen. We doneren aan goede doelen, schuiven bij vreemden aan tafel, en delen op sociale media hoeveel warme maaltijden we hebben uitgedeeld. Altruïsme wordt gevierd als het hoogste goed, maar onder die glinsterende buitenkant schuilt een harde realiteit: de mens denkt eerst, vooral, en uitsluitend aan zichzelf. Laten we deze hypocrisie eens van dichterbij bekijken, met een gezonde dosis ironie en een kritische blik, zoals de heren Nietzsche, Rand, Spencer, en consorten ons hebben voorgedaan.
Het Egoïstische Fundament van Altruïsme
Laten we eerlijk zijn: altruïsme is zelden wat het lijkt. Nietzsche’s Zur Genealogie der Moral legt haarfijn uit hoe altruïsme vaak voortkomt uit ressentiment. De zwakken verheffen zichzelf moreel door de sterken te dwingen tot “goedheid” – een subtiele ketening van macht. Met andere woorden, altruïsme is geen pure daad van liefde; het is een machtsspel. De gever voelt zich verheven, de ontvanger wordt gereduceerd tot een dankbare onderdaan.
Ayn Rand vult dit cynisme prachtig aan. In The Virtue of Selfishness verklaart zij dat altruïsme niet alleen destructief is voor het individu, maar ook een dekmantel voor schuldgevoel. Waarom doneren we aan een voedselbank? Omdat het kerst is? Of omdat we ons ongemakkelijk voelen bij het idee dat wij een overvloed aan luxe hebben terwijl anderen hongerlijden? Het antwoord, zo stelt Rand, is duidelijk: om onszelf beter te laten voelen. Hoe barmhartig.
Altruïsme als Zelfdestructie: Buiten de Eigen Groep
Richard Dawkins’ The Selfish Gene biedt een belangrijke aanvulling. Volgens Dawkins is altruïsme binnen de eigen groep – zoals familie of een directe sociale kring – evolutionair logisch. Maar altruïsme buiten die groep? Dat is een verspilling van middelen die de overlevingskansen van het individu, en daarmee de genen, ondermijnt.
Laten we eerlijk zijn: wanneer we ons altruïsme uitstrekken tot vreemden, werken we niet alleen tegen onze eigen belangen, maar ook tegen de duurzaamheid van onze directe gemeenschap. Dit is geen morele uitspraak, maar een pragmatische. Elephants in the Brain van Simler en Hanson toont aan dat veel van wat we altruïsme noemen slechts een façade is om sociale status te verwerven. Het “redden” van de wereld wordt daarmee niet alleen een vorm van zelfbedrog, maar ook een zwaktebod.
Groepsdenken en de Sociale Façade
Herbert Spencer, de grootmeester van sociale evolutie, zou ongetwijfeld schamper lachen om de hedendaagse verheerlijking van altruïsme. In een wereld waarin survival of the fittest nog steeds de kern is, fungeert altruïsme als een sociaal smeermiddel om de massa in bedwang te houden. Volgens Spencer zorgen overdreven steunprogramma’s en liefdadigheid ervoor dat de zwakken afhankelijk blijven en de natuurlijke vooruitgang van de maatschappij wordt belemmerd.
Maar daar stopt de hypocrisie niet. Zelfs binnen onze eigen groepen is altruïsme vaak een geveinsde deugd. Het geeft ons een morele superioriteit, maar gaat zelden gepaard met echte offers. Hoe vaak wordt het gedaan om erbij te horen, om de sociale norm te volgen, zonder echte “skin in the game” zoals Nassim Taleb dat noemt?
De Deuger zonder Gevolgen: “No Skin in the Game”
Tegenwoordig zijn de luidste promotors van altruïsme vaak de mensen met de minste inzet. Denk aan politici die pleiten voor hogere belastingen om hulpbehoevenden te ondersteunen – terwijl ze zelf belastingconstructies gebruiken om hun fortuin te beschermen. Of de rijke beroemdheid die miljoenen verdient met campagnes voor “duurzaamheid”, terwijl ze met een privéjet naar een klimaatconferentie vliegt.
Taleb’s Skin in the Game biedt hier een pijnlijke analyse: ware altruïsme vereist risico en opoffering. Wat we vandaag zien, is een parade van mensen die solidariteit prediken zolang zij er zelf niet onder lijden. Hun nobele oproepen zijn holle frasen; het zijn de anderen die de prijs betalen. Of, zoals het in de volksmond heet: Not in my backyard.
Een Spiegel met Kerst
De ironie van altruïsme wordt nergens duidelijker dan tijdens de feestdagen. We kopen dure cadeaus voor vrienden en familie – niet uit puur altruïsme, maar omdat we er een sociaal contract mee vervullen. Wat als we niets zouden geven? Ongemakkelijke stiltes, veroordelende blikken, en een plek op de sociale zwarte lijst. Altruïsme, zo zien we, is vaak een transactie: ik geef om te ontvangen, al is het maar acceptatie of waardering.
En hier wordt het interessant. Nietzsche’s beroemde uitspraak, “God is dood”, kan net zo goed toegepast worden op altruïsme. In een wereld zonder absolute waarden blijft altruïsme over als een moreel kompas, een manier om betekenis te geven aan een bestaan dat anders misschien te banaal of pijnlijk zou zijn. Maar is dit kompas niet slechts een illusie, ontworpen om ons ego te strelen? Een illusie, zoals Stirner ons herinnert, die we keer op keer vrijwillig omarmen.
Conclusie: De Waarheid Onder de Boom
Met Kerst voor de deur is het wellicht tijd voor een ongemakkelijke waarheid. Altruïsme, in al zijn vormen, is zelden puur. Het dient een functie – niet voor de ander, maar voor onszelf. Het bevredigt ons ego, sust ons geweten, en helpt ons een sociale status te behouden.
Maar altruïsme buiten de eigen groep is niet alleen hypocriet; het is zelfdestructief. Het leidt tot verspilling van middelen, verzwakking van sterke gemeenschappen, en uiteindelijk tot een maatschappij die meer gericht is op schone handen dan op echte vooruitgang.
Dus, als u dit jaar uw donatie overweegt, wees dan eerlijk: u helpt niet alleen een ander; u helpt vooral uzelf. En dat is helemaal niet erg. Sterker nog, het is menselijk. Misschien moeten we dat maar vieren – met een cynische glimlach en een glas champagne onder de boom.
Vrolijk Kerstfeest!
Peter