Flauwvallen

“Flauwvallen: Waarom je brein soms gewoon even uitcheckt”

Beste Bewuste Lezer,

Stel je voor: je staat in de supermarkt, wachtend in de rij bij de kassa. Plotseling voel je je licht in je hoofd, je knieën worden slap, en voor je het weet, lig je op de grond terwijl de caissière met een bezorgde blik boven je staat. Wat gebeurde er net? Heeft je brein besloten dat het tijd was voor een pauze? Of was het gewoon een gevalletje “ik kan hier echt niet tegen, dus ik val even flauw”?

In mijn nieuwste artikel, “Flauwvallen: Ervaring of Kennis in Stresssituaties?”, duik ik in de fascinerende wereld van syncope (ja, dat is de fancy term voor flauwvallen). We hebben het over alles, van de wetenschap achter flauwvallen tot de vraag waarom sommige mensen dit keer op keer doen. Spoiler: het heeft te maken met je brein, je lichaam, en misschien ook een beetje met hoe goed je bent in het negeren van je eigen waarschuwingssignalen.

 Waarom zou je dit lezen?

  • Omdat je wilt weten waarom je brein soms gewoon even “uitcheckt”.
  • Omdat je benieuwd bent of flauwvallen eigenlijk een soort superkracht is (spoiler: nee, helaas).
  • Omdat je wilt begrijpen waarom je lichaam soms denkt: “Nee, dit is te veel, ik ga even liggen.”

En het allerbeste? Het artikel is doorspekt met ironische opmerkingen, wetenschappelijke feiten, en een gezonde dosis zelfspot. Want laten we eerlijk zijn: flauwvallen is eigenlijk best grappig… totdat het jou overkomt.

 Lees het artikel dus bij bewustzijn.

Ik beloof je: na het lezen van dit artikel zul je nooit meer hetzelfde denken over flauwvallen. En wie weet, misschien leer je zelfs hoe je het kunt voorkomen (of in ieder geval hoe je het kunt uitleggen aan de caissière).

Veel leesplezier, en blijf vooral rechtop staan!

Met een knipoog en bewuste groet,
Peter Koopman

PS: Als je ooit flauwvalt tijdens het lezen van dit artikel, laat het me weten. Dan schrijf ik een vervolgartikel over “Hoe overleef je een flauwval-incident tijdens het lezen van saai essay?” 

26 feb. 2025

Tel.: 06 8135 8861

Inleiding: Mijn vrouw, de Pavlov van de Syncope

Het scenario herhaalt zich. Mijn vrouw voelt zich niet lekker, mompelt de noodlottige woorden “Ik denk dat ik ga flauwvallen”, en binnen een minuut ligt ze languit, als een marionet waarvan de touwtjes plots zijn doorgeknipt. En ik? Ik ben de toeschouwer van dit fascinerende fenomeen waarin biologie, conditionering en psychologie samenkomen. Maar wat triggert dit proces? Is het puur fysiologisch, of speelt eerdere ervaring – en daarmee een geconditioneerde verwachting – een beslissende rol? In stresssituaties handelen we immers vaak reflexmatig. Is dit gebaseerd op rationele kennis of op diepgewortelde, onbewuste conditionering?

Of, zoals mijn vrouw het zou zeggen: “Waarom denk je te veel na terwijl ik gewoon flauwval?”

De Wetenschap Achter de Syncope: Biologie of Ervaring?

Flauwvallen, of syncope, is een tijdelijk bewustzijnsverlies veroorzaakt door een tekort aan bloedtoevoer naar de hersenen. De meest voorkomende variant, de vasovagale syncope, treedt op wanneer het autonome zenuwstelsel reageert op een emotionele of fysieke prikkel (Moya et al., 2009). Dit kan angst, pijn, warmte of zelfs de aanblik van bloed zijn. De nervus vagus zet een reeks processen in gang: de bloeddruk daalt, de hartslag vertraagt, en de hersenen krijgen onvoldoende zuurstof. Resultaat? Uitgeschakeld.

Maar waarom gebeurt dit bij sommige mensen keer op keer? Hier komt de rol van ervaring en conditionering in beeld. Volgens de James-Lange Theorie (James, 1884; Lange, 1885) zijn emoties het gevolg van fysiologische reacties. In het geval van flauwvallen zou dit betekenen dat de daling van de bloeddruk en de vertraging van de hartslag niet alleen het gevolg zijn van angst, maar ook de angst zelf versterken. Dit creëert een vicieuze cirkel waarin fysiologische veranderingen en emotionele reacties elkaar versterken.

De Ironic Process Theory (Wegner, 1994) voegt hier een interessante laag aan toe: hoe meer iemand probeert deze fysiologische reacties te onderdrukken – bijvoorbeeld door te denken “Ik moet niet flauwvallen!” – hoe groter de kans dat het juist gebeurt. Dit komt omdat het brein zich richt op het concept “flauwvallen”, wat de fysiologische reacties verder versterkt. In zekere zin is de Ironic Process Theory een moderne uitbreiding van de James-Lange Theorie, waarbij de paradox van mentale controle wordt toegevoegd aan het begrip van hoe fysiologie en emotie elkaar beïnvloeden.

Oftewel: hoe harder je denkt “Ik moet niet flauwvallen”, hoe groter de kans dat je op de grond eindigt. Het brein lijkt te zeggen: “Oh, je wilt niet flauwvallen? Laten we dat eens testen.”

Flauwvallen in de Sport: Een Ervaren Brein of Kennis in Actie?

In de sportwereld is flauwvallen een grensverleggende test van het lichaam. Marathonlopers en triatleten kennen het verschijnsel: de finishlijn is net gepasseerd, en hun lichaam schakelt direct uit. Waarom? Omdat het nu veilig is om te stoppen. Tijdens de inspanning houdt het brein het lichaam kunstmatig op de been, deels door de Central Governor Theory (Noakes, 2012). Zodra de fysieke dreiging afneemt, wordt het systeem abrupt uitgeschakeld.

Maar wat als de atleet zich bewust zou trainen om deze reactie te onderdrukken? Zouden kennis en mentale voorbereiding de ervaring kunnen herschrijven? Dit is exact de basis van stress-inoculatietraining, waarin realistische blootstelling aan stress helpt om controle te krijgen over instinctieve reacties.

Hierbij is het cruciaal dat de training de werkelijke situatie zo nauwkeurig mogelijk nabootst. Trainingen die plaatsvinden in geïsoleerde, niet-realistische omstandigheden, zijn vaak nutteloos in echte stresssituaties. Dit sluit aan bij het concept van state-dependent learning (Bjork & Bjork, 1992), dat stelt dat wat je leert in een bepaalde emotionele toestand, het beste wordt opgehaald in eenzelfde toestand. Als een atleet alleen traint in een rustige omgeving, zal hij of zij onder extreme stress waarschijnlijk niet kunnen presteren.

Of, zoals een marathonloper het zou zeggen: “Ik ben getraind om door te gaan, maar mijn lichaam heeft besloten dat het tijd is voor een dutje.”

Flauwvallen door Schrik: Het Brein in Overdrive

Een onverwachte prikkel kan een extreme reactie uitlokken, soms resulterend in flauwvallen. Dit zien we bijvoorbeeld bij mensen die plotseling geconfronteerd worden met een open wond of bij een bokser die onverwacht een klap op het hoofd krijgt. De schrikreactie activeert het sympathische zenuwstelsel, waardoor het lichaam zich voorbereidt op vechten of vluchten. Maar in sommige gevallen neemt het parasympathische systeem de overhand, wat leidt tot een plotselinge daling van de bloeddruk en syncope.

Dit fenomeen heeft een evolutionaire component: in de dierenwereld kan ‘doen alsof je dood bent’ (tonische immobiliteit) een overlevingsmechanisme zijn. Bij mensen kan een intense schrikreactie leiden tot een plotselinge uitval als een vorm van zelfbescherming tegen overweldigende prikkels. Dit zou verklaren waarom sommige mensen flauwvallen bij het zien van bloed, terwijl anderen hun bewustzijn verliezen na een harde klap in de ring. Hier lijkt opnieuw de wisselwerking tussen biologische reflexen en aangeleerde patronen een rol te spelen.

Of, zoals een bokser het zou zeggen: “Ik ben niet knock-out geslagen, mijn brein heeft gewoon besloten dat het tijd was voor een pauze.”

De Rol van Spiegelneuronen bij Flauwvallen

Spiegelneuronen, ontdekt in de jaren ’90 door Giacomo Rizzolatti en zijn team, spelen een cruciale rol bij het begrijpen en imiteren van andermans gedrag. Ze worden actief wanneer we een ander iets zien doen of voelen, alsof we die ervaring zelf ondergaan. Dit kan een verklaring bieden voor waarom sommige mensen flauwvallen bij het zien van een open wond: hun spiegelneuronen simuleren onbewust de pijn of kwetsbaarheid van de gewonde persoon, wat een sterke lichamelijke respons kan uitlokken. Dit mechanisme draagt bij aan empathie, maar kan in extreme gevallen ook leiden tot syncope, doordat het brein overweldigd raakt door de ingebeelde ervaring.

Oftewel: “Ik voel je pijn zo intens dat ik er zelf bij neerval.”

Flauwvallen als Geleerd Gedrag?

Wat als flauwvallen niet alleen een biologische reactie is, maar ook een aangeleerde? Conditionering speelt een cruciale rol in menselijke reacties op stress. De Pavloviaanse associatie tussen een bepaalde sensatie (duizeligheid) en de daaropvolgende gebeurtenis (syncope) kan leiden tot een soort getrainde hulpeloosheid.

Dit fenomeen is zichtbaar in psychologische experimenten zoals die van Martin Seligman (1972) met honden die leerden dat ontsnappen uit elektrische schokken onmogelijk was. Later maakten ze geen enkele poging meer, zelfs niet als ontsnappen weer mogelijk was. De parallel met terugkerende vasovagale syncope is verleidelijk: het lichaam leert dat flauwvallen de geëigende respons is op bepaalde stressoren en activeert deze route automatisch. Kan rationele kennis dit patroon doorbreken, of is ervaring een hardnekkige meester?

Of, zoals Seligman het zou zeggen: “Je lichaam heeft geleerd dat flauwvallen de makkelijkste uitweg is, en het blijft die weg bewandelen.”

De Pro’s en Con’s van Ervaring versus Kennis in Stresssituaties

Voordelen van Ervaring:

  1. Automatische reacties zijn sneller: In een stressvolle situatie grijpt het brein terug op eerdere ervaringen, waardoor geen tijd verloren gaat aan nadenken.
  2. Beschermend mechanisme: De hersenen kiezen de veiligste optie gebaseerd op eerdere ervaringen.
  3. Efficiënt energiegebruik: Aangeleerde patronen kosten minder cognitieve inspanning dan bewuste afwegingen.

Voordelen van Kennis:

  1. Bewuste controle: Theoretische kennis kan helpen om instinctieve reacties te herkennen en te beheersen.
  2. Training en herconditionering mogelijk: Door stress-inoculatie kunnen nieuwe strategieën worden aangeleerd.
  3. Beter anticiperen: Kennis stelt iemand in staat om triggers eerder te herkennen en preventieve maatregelen te nemen.

Neurobiologische Aspecten van Stress en Flauwvallen

Om de rol van stress bij flauwvallen beter te begrijpen, is het belangrijk om dieper in te gaan op de neurobiologische mechanismen die hierbij betrokken zijn. Een van de belangrijkste spelers is de amygdala, een hersengebied dat verantwoordelijk is voor het verwerken van angst en stress. Wanneer de amygdala overactief is, kan dit leiden tot een overmatige stressrespons, wat flauwvallen kan triggeren (LeDoux, 1996).

Daarnaast speelt het stresshormoon cortisol een cruciale rol. Chronisch hoge cortisolspiegels kunnen het lichaam gevoeliger maken voor vasovagale syncope. Cortisol beïnvloedt namelijk de werking van het autonome zenuwstelsel, waardoor het lichaam sneller overgaat in een “uitgeschakelde” toestand bij stressvolle situaties (Sapolsky, 2004).

Een ander belangrijk neurobiologisch aspect is de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as), die betrokken is bij de regulatie van stressresponsen. Wanneer deze as overactief is, kan dit leiden tot een verhoogde gevoeligheid voor flauwvallen, vooral bij mensen die al genetisch vatbaar zijn voor syncope (Chrousos & Gold, 1992).

De Rol van Genetica

Sommige mensen zijn genetisch gevoeliger voor flauwvallen dan anderen. Dit komt doordat bepaalde genetische variaties de werking van het autonome zenuwstelsel beïnvloeden. Bijvoorbeeld:

  • Vasovagale syncope: Mensen met een genetische aanleg voor een overgevoelige nervus vagus zijn vatbaarder voor flauwvallen. Dit kan verklaren waarom flauwvallen vaak in families voorkomt (Mathias et al., 2011).
  • Orthostatische hypotensie: Genetische variaties kunnen ervoor zorgen dat sommige mensen sneller last hebben van bloeddrukdalingen bij staan, wat kan leiden tot flauwvallen (Freeman et al., 2011).

Onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde genen, zoals die betrokken zijn bij de regulatie van de bloeddruk en hartslag, een rol spelen bij de gevoeligheid voor syncope (Sheldon et al., 2006). Dit betekent dat, hoewel omgevingsfactoren en ervaringen belangrijk zijn, genetica een significante invloed heeft op wie wel en wie niet vatbaar is voor flauwvallen.

Flauwvallen en Trauma

Flauwvallen kan ook een reactie zijn op traumatische ervaringen. Mensen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kunnen bijvoorbeeld flauwvallen als een reactie op triggers die herinneren aan het trauma. Dit komt doordat het lichaam in een staat van hyperarousal verkeert, waarbij het sympathische zenuwstelsel overactief is. In sommige gevallen kan dit leiden tot een plotselinge overgang naar het parasympathische systeem, wat resulteert in syncope (Yehuda et al., 2006).

Een ander fenomeen dat hierbij relevant is, is dissociatieve syncope. Dit treedt op wanneer het lichaam “uitgeschakeld” wordt als een manier om met overweldigende emoties om te gaan. Het is een vorm van dissociatie, waarbij het bewustzijn tijdelijk wordt uitgeschakeld om emotionele pijn te vermijden. Dit kan vooral voorkomen bij mensen die ernstig trauma hebben meegemaakt (Lanius et al., 2010).

Flauwvallen en Gender

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen vaker flauwvallen dan mannen. Dit kan te maken hebben met hormonale verschillen, zoals de fluctuaties in oestrogeen en progesteron tijdens de menstruatiecyclus. Deze hormonen hebben invloed op de vasculaire tonus en kunnen bijdragen aan een verhoogde gevoeligheid voor bloeddrukdalingen (Low et al., 2008).

Daarnaast spelen sociale en culturele factoren een rol. Vrouwen worden vaak aangemoedigd om emoties te uiten, wat kan leiden tot een grotere kans op flauwvallen in stressvolle situaties. Mannen daarentegen worden vaak sociaal gestimuleerd om stress te onderdrukken, wat kan verklaren waarom zij minder vaak flauwvallen (Klein & Corwin, 2002).

Flauwvallen als Communicatiemiddel

In sommige gevallen kan flauwvallen een onbewuste manier zijn om met stressvolle situaties om te gaan of om aandacht te vragen. Dit sluit aan bij psychologische theorieën over secundaire ziektewinst, waarbij symptomen (zoals flauwvallen) onbewust worden gebruikt om bepaalde voordelen te behalen, zoals het vermijden van een stressvolle situatie of het krijgen van zorg en aandacht (Freud, 1917).

Bijvoorbeeld, een student die flauwvalt voor een examen kan onbewust proberen de stressvolle situatie te vermijden. Hoewel dit gedrag niet bewust is, kan het wel een functie hebben in het verminderen van stress en het verkrijgen van sociale steun (Barsky & Klerman, 1983).

Flauwvallen en Ouderdom

Oudere mensen zijn vaak gevoeliger voor flauwvallen vanwege leeftijdsgerelateerde veranderingen in het cardiovasculaire systeem. Bijvoorbeeld:

  • Verminderde vasculaire elasticiteit: Naarmate we ouder worden, worden onze bloedvaten stijver, wat kan leiden tot bloeddrukdalingen bij staan (Lipsitz, 1989).
  • Polyfarmacie: Oudere mensen gebruiken vaak meerdere medicijnen, wat het risico op flauwvallen kan verhogen. Bloeddrukverlagende medicijnen zijn hier een bekend voorbeeld van (Tinetti et al., 1994).

Daarnaast kan leeftijdsgerelateerde achteruitgang van het autonome zenuwstelsel bijdragen aan een verhoogde gevoeligheid voor syncope (Lipsitz, 1989). Dit betekent dat ouderen extra voorzichtig moeten zijn bij het omgaan met stressvolle situaties die flauwvallen kunnen triggeren.

Conclusie: Kennis vs. Ervaring – Wie Wint?

Flauwvallen in stresssituaties lijkt een complex samenspel van fysiologie, ervaring en conditionering. Hoewel kennis ons kan helpen inzicht te krijgen in het mechanisme, is het de ervaring die de uiteindelijke beslissingen stuurt. Conditionering kan de doorslag geven, maar gerichte hertraining – zoals exposure-therapie en cognitieve herstructurering – kan de macht van ervaring doorbreken.

Toch blijft de vraag: als het brein in stresssituaties de snelste en veiligste route kiest, zal het dan ooit volledig gehoorzamen aan rationele kennis? Of blijven we, ondanks onze bewuste pogingen, toch altijd deels overgeleverd aan onze aangeleerde instincten?

Of, zoals mijn vrouw het zou zeggen: “Stop met denken en doe wat in plaats van me gewoon te laten flauwvallen.”

Literatuurlijst

Wegner, D. M. (1994). Ironic Processes of Mental Control. Psychological Review, 101(1), 34-52.Yehuda, R., Flory, J. D., Southwick, S., & Charney, D. S. (2006). Developing an agenda for translational studies of resilience and vulnerability following trauma exposure. Annals of the New York Academy of Sciences, 1071(1), 379-396.

Bjork, R. A., & Bjork, E. L. (1992). A new theory of disuse and an old theory of stimulus fluctuation. In A. Healy, S. Kosslyn, & R. Shiffrin (Eds.), From learning processes to cognitive processes: Essays in honor of William K. Estes (Vol. 2, pp. 35-67). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Barsky, A. J., & Klerman, G. L. (1983). Overview: Hypochondriasis, bodily complaints, and somatic styles. American Journal of Psychiatry, 140(3), 273-283.

Chrousos, G. P., & Gold, P. W. (1992). The concepts of stress and stress system disorders: Overview of physical and behavioral homeostasis. JAMA, 267(9), 1244-1252

Freeman, R., Wieling, W., Axelrod, F. B., Benditt, D. G., Benarroch, E., Biaggioni, I., … & van Dijk, J. G. (2011). Consensus statement on the definition of orthostatic hypotension, neurally mediated syncope and the postural tachycardia syndrome.Clinical Autonomic Research, 21(2), 69-72.

Freud, S. (1917).Introductory Lectures on Psychoanalysis. Standard Edition, Vol. 16. London: Hogarth Press. James, W. (1884). What is an Emotion? Mind, 9(34), 188-205.

Klein, L. C., & Corwin, E. J. (2002). Seeing the unexpected: How sex differences in stress responses may provide a new perspective on the manifestation of psychiatric disorders. Current Psychiatry Reports, 4(6), 441-448. Lange, C. G. (1885). Om Sindsbevægelser: Et Psyko-Fysiologisk Studie. Kjøbenhavn: Jacob Lunds Forlag.

Lange, C. G. (1885). Om Sindsbevægelser: Et Psyko-Fysiologisk Studie. Kjøbenhavn: Jacob Lunds Forlag.

Lanius, R. A., Bluhm, R. L., & Frewen, P. A. (2010). How understanding the neurobiology of complex post-traumatic stress disorder can inform clinical practice: A social cognitive and affective neuroscience approach. Acta Psychiatrica Scandinavica, 122(5), 345-357.

LeDoux, J. (1996). The Emotional Brain: The Mysterious Underpinnings of Emotional Life. Simon & Schuster.

Lipsitz, L. A. (1989). Orthostatic hypotension in the elderly. New England Journal of Medicine, 321(14), 952-957.

Low, P. A., Opfer-Gehrking, T. L., Textor, S. C., Benarroch, E. E., Shen, W. K., Schondorf, R., … & Suarez, G. A. (2008). Postural tachycardia syndrome (POTS). Neurology, 45(4 Suppl 5), S19-S25.

Mathias, C. J., Deguchi, K., & Schatz, I. (2011). Observations on recurrent syncope and presyncope in 641 patients. The Lancet, 357(9253), 348-353.

Moya, A., et al. (2009). Guidelines for the diagnosis and management of syncope. European Heart Journal, 30(21), 2631-2671.

Noakes, T. (2012). Waterlogged: The Serious Problem of Overhydration in Endurance Sports. Human Kinetics.

Rizzolatti, G., et al. (1996). Premotor cortex and the recognition of motor actions. Cognitive Brain Research, 3(2), 131-141.

Sapolsky, R. M. (2004). Why Zebras Don’t Get Ulcers: The Acclaimed Guide to Stress, Stress-Related Diseases, and Coping. Holt Paperbacks.

Seligman, M. E. P. (1972). Learned Helplessness. Annual Review of Medicine, 23, 407-412.

Sheldon, R., Rose, S., Flanagan, P., Koshman, M. L., & Killam, S. (2006). Risk factors for syncope recurrence after a positive tilt-table test in patients with syncope. Circulation, 93(5), 973-981.

Tinetti, M. E., Speechley, M., & Ginter, S. F. (1994). Risk factors for falls among elderly persons living in the community. New England Journal of Medicine, 319(26), 1701-1707.

Ook interessant voor jou!