Geen liefde, maar bezit – en wie dat verliest, vermoordt
Beste lezer,
Twee vrouwen, twee dagen, twee moorden. Het nieuws draait er omheen: “een persoonlijk drama”, “relatieproblemen”, “psychische nood”. De usual excuses. Alsof het hier gaat om ontspoorde romantiek in plaats van geformaliseerd eigenaarschap dat zijn grip verliest. Alsof dit incidenten zijn, en geen exponenten van een culturele boekhouding die al duizenden jaren wordt bijgehouden, in bloed, eer en zwijgen.
In het essay dat je hier leest, ontleden we de vrouw als object van schuld, bezit en verhandelbare waarde. Van de bruid als ruilmiddel tot de influencer als pixelproduct, van eerwraak tot crime passionnel, van Graeber tot Federici, van tragiek tot economisch patroon.
Femicide is geen fout. Het is de slotakte van een correct systeem.
Lees. Denk. En, als je durft: verbreek het script.
Hartelijke maat ingetogen groet,
Peter Koopman
Kritisch denker met weerstand tegen wensdenken – en de moed om te kijken waar de meesten wegkijken.
Femicide als Slotakte van de Schuld-economie:
De Vrouw als Betaalmiddel van de Patriarchale Orde
Inleiding: De actualiteit als symptoom, niet als incident
Twee vrouwen vermoord. In twee dagen tijd. Nederland, juli 2025. Niet door vreemden, niet in de krochten van de georganiseerde misdaad, maar door mannen die hen kenden, liefhadden, bezaten. De maatschappelijke reflex is voorspelbaar: verbijstering, bloemen, een talkshow met een psycholoog die de dader vooral als ontspoord individu duidt. Alsof dit incidenten zijn. Los zand. Alsof het niet de logische consequentie is van een eeuwenoude orde waarin vrouwen geen mensen zijn, maar transactiemiddelen.
Femicide is geen ontspoorde liefde. Het is een boekhoudkundige correctie in een systeem waarin vrouwen eeuwenlang als bezit, ruilobject of eerkapitaal zijn behandeld. Deze tekst is geen aanklacht, maar een autopsie. Geen pleidooi, maar een dissectie. Aan de hand van onder meer David Graeber, Gerda Lerner, Sylvia Federici, Pierre Bourdieu en Claude Lévi-Strauss reconstrueer ik hoe vrouwenlichamen historisch zijn gefixeerd als economische en symbolische activa binnen patriarchale systemen van schuld, controle en geweld.
1. De vrouw als ruilmiddel: van clanalliantie tot bruidsschat
Wie denkt dat vrouwen altijd ‘individuen’ met rechten en zelfbeschikking zijn geweest, dwaalt in de schaduw van de moderniteit. In vrijwel alle premoderne samenlevingen golden vrouwen als objecten van uitwisseling tussen mannelijke linies. Claude Lévi-Strauss vatte dit kernachtig samen in zijn analyse van de ruil van vrouwen als fundament van cultuurvorming.
De vrouw was de cement tussen mannen. Ze werd niet gekozen, maar toegewezen. Niet begeerd om zichzelf, maar overgedragen als onderdeel van een grotere schuld- en alliantie-economie. Deze overdracht kreeg vorm in rituelen: de bruidsschat (waarbij de familie van de vrouw betaalt), of de bruidprijs (waarbij de man de familie van de vrouw compenseert). Beide impliceren eigendom. Beide markeren het lichaam van de vrouw als waarde-eenheid.
2. Schuld, slavernij en bezit over lichamen
In Debt: The First 5000 Years beschrijft Graeber hoe schuldrelaties ontstaan zijn als asymmetrische machtsstructuren, waarin geweld altijd latent of manifest aanwezig is. Slavernij, zo stelt hij, is de oervorm van schuldaflossing: als je je schuld niet kunt betalen, wordt je lichaam het onderpand.
Vrouwen, stelt Graeber impliciet, zijn van meet af aan onderdeel geweest van deze logica. Het huwelijk functioneert als een schuldovereenkomst, waarin de vrouw ‘gegeven’ wordt in ruil voor politieke rust, economische samenwerking of sociale status. De patriarchale huwelijkstransactie is daarmee een institutionalisering van vrouwenlichamen als schuldvereffening.
De vrouw is niet schuldeiser, maar schuldobject. Ze staat niet in het kasboek, maar is het kasboek.
3. Het symbolisch geweld van eigenaarschap
Pierre Bourdieu spreekt van symbolisch geweld: het geweld dat niet als geweld wordt ervaren omdat het is genormaliseerd, geïnternaliseerd. Het vrouwelijk lichaam is eeuwenlang gevormd en gedisciplineerd naar de behoeften van het mannelijke eigenaarschap. Van korsetten tot kuisheidsgordels, van huwelijkse plichten tot pornografische scripts — alles wijst op een cultuur die vrouwen leert zichzelf te zien als beschikbaar bezit.
En als bezit zijn vrouwen niet slechts van waarde — ze vertegenwoordigen waarde. Eer, familie-eer, zuiverheid, status. Als dat bezit zichzelf onttrekt aan controle, wordt het ervaren als diefstal. En die wordt gecorrigeerd. Met geweld.
4. Femicide als restauratief geweld: de vrouw als gestolen goed
Wanneer een vrouw een relatie verbreekt, ‘ontrouw’ is, haar seksualiteit herclaimt, of simpelweg niet meer gehoorzaamt aan de controlemechanismen van haar partner, ontstaat er cognitieve dissonantie in het eigenaarschapsscript. Het bezit gedraagt zich als subject. Dat is onverdraaglijk.
Femicide — de moord op vrouwen vanwege hun gender — is in dat licht te lezen als restauratief geweld. De vrouw die zich onttrekt aan controle wordt niet slechts vermoord, maar vernietigd als symbool van verloren status. Dit verklaart de vaak excessieve aard van femicidale moorden: overkill, verminking, publiekelijke executie.
Het gaat niet om de vrouw. Het gaat om het herstel van mannelijke eer, macht, controle.
5. Van eerwraak tot crime passionnel: culturele dekmantels voor eigenaarsgeweld
In traditionele samenlevingen is eerwraak zichtbaar en collectief gelegitimeerd. In westerse maatschappijen noemen we het een crime passionnel. Daarmee verhullen we de logica: de vrouw is geen subject met rechten, maar een bezit dat ‘onterecht’ verloren ging.
Popcultuur speelt hierin een duistere rol. Films, series en liedjes romantiseren de man die zijn vrouw ‘liefheeft tot de dood’. Geweld wordt gekoppeld aan passie, bezitsdrang aan liefde.
Maar liefde vermoordt niet. Eigenaarschap wel.
6. Eerwraak in migratiecontext: patriarchaat als exportproduct
In migratiecontexten zien we dat eerlogica’s worden getransplanteerd naar nieuwe maatschappijen waarin het patriarchale script opnieuw wordt geactiveerd. Jongens worden opgeleid tot bewakers van vrouwelijke eer, meisjes tot dragers ervan. De vrouw die zich onttrekt aan de controle van broers of vader, bedreigt de orde. De familie verliest gezicht.
De moord is dan geen waanzin, maar gezichtsverliesherstel. Een daad van morele boekhouding, geïmporteerd en genormaliseerd, vaak verzwegen onder het mom van culturele sensitiviteit.
7. Het lichaam als productiemiddel
In Caliban and the Witch betoogt Sylvia Federici dat vrouwenlichamen tijdens de overgang van feodalisme naar kapitalisme geherdefinieerd werden als productiemiddel: voor arbeid, voor kinderen, voor seksuele beschikbaarheid. De heksenvervolgingen waren geen religieuze hysterie, maar een politieke campagne om het vrouwelijk lichaam in te lijven in de kapitalistische orde. Seksualiteit en vruchtbaarheid werden gereguleerd, gecodeerd, gecontroleerd.
De vrouw was voortaan niet slechts bezit, maar kapitaal.
8. De geboorte van patriarchale instituties
Gerda Lerner laat in The Creation of Patriarchy zien hoe structureel en vroeg het proces van vrouwelijke onderwerping is begonnen: met de domesticatie van vrouwen, hun afzondering van publieke sferen, hun reductie tot baarmoeder en eerobject. Vrouwen werden ruilwaar, als beloning voor strijd of als onderpand voor vrede.
Het patriarchaat is geen bijwerking van geschiedenis. Het is geschiedenis.
9. De vrouw als handelswaar: mensenhandel, huwelijkstoerisme en online platforms
De moderne vrouwenhandel is geen aberratie, maar een voortzetting van oude praktijken in nieuwe digitale vorm. Van loverboys tot internationale huwelijkstoeristen, van OnlyFans tot Instagram-influencers: het vrouwelijk lichaam is verhandelbare content geworden.
Waar vroeger bruidsschatten circuleerden, circuleren nu pixels. De algoritmen doen de rest: wie zich het best objectificeert, stijgt in waarde. Seksualiteit wordt getoond, verkocht, verbruikt — en, wanneer de grens bereikt is, bestraft.
De man die zijn vrouw vermoordt omdat ze ’te zichtbaar’ werd online, is geen uitzondering. Hij is de consequentie van een systeem waarin zichtbaarheid gelijkstaat aan verlies van controle.
Femicide, Schuld en Bezit: De Vrouw als Betaalmiddel in de Geschiedenis van Geweld
10. Het Lichaam als Schuldobject: Foucault, Controle en Femicide
Om de structurele wortels van femicide te doorgronden, is Michel Foucault een noodzakelijke compagnon. Niet omdat hij direct over femicide schreef, maar omdat zijn werk over macht, discipline en het lichaam een messcherpe lens biedt voor deze analyse. In Discipline and Punish (1975) toont Foucault hoe moderne samenlevingen niet zozeer brute macht uitoefenen, maar lichamen reguleren, conditioneren, onderwerpen via instituties, regels, normen – wat hij biopolitiek en governmentality noemt.
De vrouw is historisch geen vrij handelend subject, maar een lichaam waaraan betekenis is toegekend door anderen: als dochter, maagd, moeder, hoer. Elk van deze labels impliceert een regime van gedrag, beschikbaarheid en waardering, opgelegd via opvoeding, religie, staat, markt en liefde. Femicide markeert de gewelddadige grens van dit regime: de grens van controle. Wanneer de vrouw zich onttrekt aan de rol – de relatie beëindigt, zich onttrekt aan controle, of haar ‘marktwaarde’ verandert – slaat het schuldnarratief om in wraak. Foucault zou zeggen: de soeverein straft de opstandige onderdaan.
Vertaald naar de huidige realiteit betekent dit:
Elke vrouw die zichzelf herwaardeert buiten de opgelegde rolstructuur, vormt een bedreiging voor de orde waarin mannen subject blijven en vrouwen hun spiegel. Haar moord is niet het verlies van een geliefde, maar het verlies van controle over een lichaam dat men dacht te bezitten.
Zoals Foucault het beschrijft: “Where there is power, there is resistance” (History of Sexuality, 1976). Femicide is de ultieme poging om die weerstand – tegen eigendom, tegen functie, tegen gehoorzaamheid – definitief de kop in te drukken.
Deze visie sluit nauw aan bij het werk van Federici (Caliban and the Witch (2004) die beschrijft hoe het vrouwenlichaam historisch als productiemiddel voor arbeid en bezit werd onderworpen. De heksenvervolgingen waren, in haar analyse, niet louter religieus-folkloristische hysterie, maar systematisch geweld om vrouwen te disciplineren en hun reproductieve macht te onteigenen. Femicide is in dit licht niet het gevolg van individuele woede, maar een uitdrukking van een dieper gewortelde historische continuïteit: de disciplinering van vrouwelijke autonomie zodra deze uit het patriarchale script stapt.
Eveneens aanhakend is het werk van Pierre Bourdieu (La Domination Masculine, 1998), die laat zien hoe symbolisch geweld – het internaliseren van hiërarchieën – de infrastructuur vormt waarop fysiek geweld kan rusten. De vrouw ‘weet’ dat zij bezit is, al noemt men de liefde. De man ‘weet’ dat hij recht heeft op haar aanwezigheid, haar affectie, haar lichaam – en wanneer die impliciete overeenkomst eenzijdig wordt opgezegd, wordt geweld de ‘correctie’.
Deze drietrap van disciplinering – Foucaldiaanse controle, Federiciaanse reproductie, en Bourdieuaanse symboliek – toont femicide als een kruispunt van macht, eigendom en symboliek.
Een lichaam dat zich onttrekt, moet – binnen deze logica – vernietigd worden.
Vrouwen als Schuldobjecten: de denkers die het systeem openbraken
“Men wordt niet als vrouw geboren, men wordt tot vrouw gemaakt.”
In haar Le Deuxième Sexe (1949) legt Simone de Beauvoir de fundamenten voor de latere feministische analyses van vrouwenonderdrukking. Haar centrale these — dat ‘vrouw’ een culturele constructie is die het lichaam in een sociale rol dwingt — resoneert krachtig in de context van femicide: de vrouw als tweede sekse, als ‘de ander’, is geen biologische maar een ideologische productie. De vrouw, stelt De Beauvoir, wordt binnen patriarchale culturen gedefinieerd in termen van tekort: als de ander van de man, de ontvanger, de bezetene, niet de bezitter. Dit maakt haar tot een verhandelbaar object binnen sociale systemen van ruil — huwelijk, bruidsschat, prostitutie — en daarmee tot potentieel doelwit van geweld wanneer zij zich aan die functie onttrekt.
De actuele femicide kan aldus gelezen worden als de gewelddadige reactie op het afwijzen van die rol. De man die niet kan verdragen dat ‘zijn bezit’ autonomie opeist, bevestigt daarmee precies het bezitparadigma waarin hij vastzit. De Beauvoir voorzag dit met akelige helderheid:
“De echtgenoot wil zijn vrouw bezitten, zoals zijn huis, zijn paard, zijn pijp.”
Gender als performatieve gevangenis
Judith Butler breekt het construct ‘vrouw’ nog verder af. In Gender Trouble (1990) stelt zij dat gender geen vaste identiteit is, maar een performatieve handeling — iets wat we herhaaldelijk dóen en dus cultureel geconditioneerd is. Deze gedachte ontleedt de categorie ‘vrouw’ tot een reeks maatschappelijke scripts, opgelegd en afgedwongen via sociale normen. Femicide verschijnt in dit licht als de ultieme sanctie op het verbreken van het gender-script. De vrouw die zich niet conformeert — die zich onttrekt aan de verwachtingen van onderdanigheid, dienstbaarheid, emotionele beschikbaarheid — doorbreekt de gender-performance. En dit roept geweld op.
Butler wijst erop dat de samenleving zo sterk is ingericht op herkenbaarheid van gender, dat afwijking wordt ervaren als existentiële bedreiging. De moord op vrouwen is dan niet zomaar misdaad; het is de gewelddadige herbevestiging van de genderorde. Butler noemt dit: the policing of gender. De vrouw die zich bevrijdt uit haar rol, betaalt daar soms letterlijk met haar leven voor.
Structurele ongelijkheid en de marktvrouw
Nancy Fraser brengt economische dimensies in het debat. In Fortunes of Feminism (2013) laat zij zien hoe de kapitalistische logica vrouwelijke lichamen en arbeid voortdurend herwaardeert, marginaliseert of commodificeert. Vrouwen, stelt ze, worden in neoliberale systemen vaak geprezen om hun ‘keuzevrijheid’, terwijl die zogenaamd vrije keuzes vaak voortkomen uit structurele ongelijkheid en economische noodzaak. Denk aan vrouwen in de prostitutie, vrouwenhandel of ‘moderne slavernij’, die onder het mom van ‘agency’ opereren binnen dwingende structuren van schuld, afhankelijkheid en uitbuiting.
Femicide, in deze context, is niet alleen een misdaad van passie, maar een symptoom van een systeem waarin vrouwenlichamen circuleren als arbeidsmiddelen, statussymbolen of seksuele ruilobjecten. Wanneer zij uit deze logica stappen — de relatie beëindigen, zelfstandigheid opeisen, de man confronteren — botsen zij frontaal met het systeem dat hun ondergeschiktheid economisch gegrondvest heeft.
Frasers bijdrage is daarmee onmisbaar: zij toont dat geweld tegen vrouwen niet alleen patriarchaal, maar ook kapitalistisch geworteld is.
De pornografisering van macht
Andrea Dworkin, berucht en verguisd door vriend en vijand, is misschien wel de scherpste stem in deze rij. InPornography: Men Possessing Women (1981) ontleedt zij hoe seksuele onderwerping van vrouwen — en de representatie daarvan in porno, media en cultuur — een machtssysteem is dat geweld erotiseert en daarmee legitimeert. Dworkin stelt dat vrouwen systematisch getraind worden om hun eigen onderdrukking te internaliseren, en dat mannen op hun beurt leren dat controle, vernedering en zelfs fysiek geweld onderdeel zijn van seksuele interactie.
Haar stelling: pornografie is de sociale grammatica van femicide. De vrouw als object, de vrouw als lichaam zonder subject, als ding om in bezit te nemen, te gebruiken, te breken. Ze schrijft: “Men know that pornography is not fantasy; it is instruction.”
Hoewel radicaal, raakt Dworkin hier een zenuw: geweld tegen vrouwen is geen incident, maar ingebed in een cultuur die vrouwelijk lichaam als toegang, eigendom en schuld ziet.
Samenvattend: vier vrouwen die het systeem blootleggen
Deze vier denkers nemen verschillende posities in: existentieel (De Beauvoir), constructivistisch (Butler), structureel-economisch (Fraser), en radicaal-feministisch (Dworkin). Maar ze vinden elkaar in één pijnlijke waarheid: de vrouw is eeuwenlang geobjectiveerd, gecommodificeerd en onderworpen — niet ondanks beschaving, maar dankzij. Femicide is geen tragisch incident, maar de (soms dodelijke) uitdrukking van een lang historisch proces waarin vrouwen niet alleen als anderen, maar als schuldobjecten zijn geconstrueerd.
11. Schuld vereffend in bloed
Wat zich in de voorgaande beschouwingen aftekent, is niet slechts een discours over gender, eigendom of geweld, maar een dieperliggende constellatie waarin de menselijke behoefte aan controle, dominantie en afrekeningen zich telkens opnieuw uitvindt – via het lichaam, via taal, via instituties. Wat begon als economische ruil, muteerde tot sociale rol, tot geslachtsgebonden plicht, tot symbolische schuld.
Van Graeber tot Dworkin, van slavernij tot pornografie: telkens draait het om het verhalen van schuld – moreel, seksueel of existentieel – op het lichaam van een ander. In die zin is eigendom zelden iets onschuldigs geweest; het is een machtsspel waarbij de valuta zelden monetair is, maar vaker van vlees en bloed.
En zo komen we tot de ultieme consequentie van eigendom als ideologie: de logica van boetedoening. Wanneer symbolische schuld oninbaar wordt, rest slechts het geweld als incassobureau van de beschaving. Daar, waar het recht tekortschiet en de moraal in gebreke blijft, spreekt het mes.
12. Waarom emancipatie geen garantie op veiligheid biedt
Femicide is geen toeval. Het is het eindpunt van een geschiedenis waarin vrouwen systematisch zijn gedevalueerd tot ruilmiddel, schuldaflossing, bezit. In een paradoxale wending neemt femicide toe naarmate vrouwen economisch en sociaal zelfstandiger worden. Waarom? Omdat autonomie het bezitsscript verstoort. Het geweld is geen ontsporing, maar de logische consequentie van een narratief waarin vrouwen nooit echt bestaan hebben als volwaardige subjecten. De man die zijn controle verliest, verliest ook symbolisch kapitaal. De moord is dan geen psychose, maar een poging tot verliesreductie.
De vrouw als zelfbeschikkend wezen is niet slechts lastig, maar gevaarlijk in een systeem dat haar altijd als passief eigendom zag. Als we deze cyclus willen doorbreken, moeten we stoppen met vrouwen als waarde-eenheid te zien. Niet in de liefde. Niet in het huwelijk. Niet in de rechtspraak. Niet in de media.
De vrouw is geen eigendom. Geen schuld. Geen investering.
Ze is een mens. Maar dat idee heeft, helaas, nog een prijskaartje dat velen niet wensen te betalen.
Literatuurlijst:
- Bourdieu, P. (2001). Masculine domination. Stanford University Press.
- Federici, S. (2004). Caliban and the Witch: Women, the Body and Primitive Accumulation. Autonomedia.
- Graeber, D. (2011). Debt: The First 5,000 Years. Melville House.
- Lerner, G. (1986). The Creation of Patriarchy. Oxford University Press.
- Lévi-Strauss, C. (1969). The Elementary Structures of Kinship. Beacon Press.
- Rubin, G. (1975). “The traffic in women: Notes on the ‘political economy’ of sex.” In Toward an anthropology of women (pp. 157–210).
· Foucault, M. (1975). Discipline and Punish: The Birth of the Prison. New York: Vintage Books.
· Foucault, M. (1976). The History of Sexuality, Vol. 1: An Introduction. New York: Pantheon Books.
· Federici, S. (2004). Caliban and the Witch: Women, the Body and Primitive Accumulation. Brooklyn, NY: Autonomedia.
· Aanvullende bronnen op aanvraag beschikbaar.
Nawoord:
Dit essay is geschreven als reflex op de recente moorden, maar wil breder reiken. Femicide is slechts de top van een ijsberg van alledaags eigenaarschap: jaloerse partners, controlezuchtige exen, media die vrouwen reduceren tot esthetiek of scandaliteit.
Ik nodig lezers uit tot kritische reflectie. Over de culturele scripts die geweld romantiseren. Over de economische logica van relaties. En over hoe snel liefde omslaat in eigenaarschap, controle en, uiteindelijk, vernietiging.