De mens: moraalridder of verhaalparasiet?
Beste Dromer,
We houden onszelf graag een spiegel voor. Liefst eentje die flatterend is. Maar wat als de spiegel teruglacht?
In dit essay neem ik de mens onder de loep zoals je een parasiet onder de microscoop zou leggen: zonder illusies, zonder moraal — maar met een gezonde dosis ironie. Wat als je waarden geen moreel kompas zijn, maar littekens van eerdere misstappen? Wat als je moraal slechts sociale camouflage is, zolang de pakkans hoog genoeg is? En wat als je zelfbeeld… vooral narratief rook is om je doodsangst te bezweren?
“De Verhalende Parasiet: Over waarden, angst en het illusionaire zelf” is geen feelgood-verhaal. Maar wie zegt dat waarheid comfortabel moet zijn?
Klik, (https://afafa.info/blog/ ) scrol, lees en glimlach ongemakkelijk.
Want de dood – die lacht het hardst.
Met vriendelijke spot,
Peter Koopman
14 jun. 2025
Tel.: 06 8135 8861
De Verhalende Parasiet: Over waarden, angst en het illusionaire zelf
Introductie: De tragikomedie van het denkend dier
De mens, dat naakte aapje met een verhaaltje, stelt zich graag voor als kroon op de schepping. Een wezen met waarden, moraal, cultuur en bewustzijn. Maar schraap de verflaag van beschaving af, en wat blijft er over? Een warmbloedige opportunist, biologisch gedreven, emotioneel wankel en evolutionair geconditioneerd tot betekeniszoekende fantast. Hij handelt niet omdat hij weet wat goed is, maar omdat het hem iets oplevert. Zijn waarden zijn geen leidraad, maar littekens van ervaring. Zijn moraal is niet universeel, maar de resultante van pakkansberekening. En zijn zogenaamde ‘zelf’? Een narratief rookgordijn, opgebouwd uit angst voor de dood.
1. Het organisme handelt: impuls als vertrekpunt
Gedrag komt niet voort uit overdenking, maar uit prikkel. Interne honger, externe dreiging, hormonale piek – de actie volgt, reflexmatig en grotendeels buiten het bewuste om. De rede arriveert pas achteraf, als verwarde toeschouwer die het geheel probeert te reconstrueren. Deze post-hoc rationalisatie noemen we dan ‘intentie’, ‘morele overweging’ of – in gevallen van collectieve zelfbedrog – ‘zinvol handelen’.
2. Waarden als morele littekens
De mens leert. Niet uit wijsheid, maar uit gevolgen. Gedrag dat leidt tot beloning wordt herhaald; gedrag dat tot straf leidt, gemeden. Daaruit distilleert zich iets wat hij ‘waarde’ noemt. Maar deze waarde is geen richtinggevend kompas. Het is een overlevingsstrategie verpakt in verheven taal. Wat wij vandaag ‘eerlijkheid’ noemen, was gisteren gewoon een handige manier om sociale cohesie te behouden zonder elkaar de hersens in te slaan.
3. Moraal: het etiquetteboek van de pakkans
Moreel gedrag is zelden onbaatzuchtig. Het is vaak de schijn van altruïsme, zolang anderen kijken. Zodra de sociale camera uit staat, keert het dier in de mens terug. Moraal is daarmee geen bewijs van beschaving, maar een vorm van sociale camouflage. Geen mens is integer als er geen kosten verbonden zijn aan het tegenovergestelde. Geen mens is moreel als hij weet dat hij ermee wegkomt.
4. Anticipatie: gokken met geheugen
De mens anticipeert niet, hij herhaalt. Hij neemt zijn vorige ervaring, gooit die in de blender van hoop, en giet het resultaat over de toekomst. De wereld is echter niet lineair of voorspelbaar – iets waar Taleb ons met een cynische glimlach aan herinnert. Maar het denkende organisme kan niet anders. Niet anticiperen is evolutionair dodelijker dan fout gokken. Dus bluft hij zich vooruit, op basis van patronen die al lang vervallen zijn.
5. De mens als verhalend wezen
Wat rest, is het verhaal. De mens is een symbolisch dier dat liever een coherente fictie vertelt dan de chaotische realiteit onder ogen ziet. Zijn waarden, zijn doelen, zijn ‘zelf’ – het zijn pogingen tot zingeving in een wereld die daar niets om geeft. Het verhaal is zijn schild tegen het niets, zijn reden om de volgende dag weer uit bed te komen.
6. God is dood – maar angst leeft
Nietzsche had het bij het rechte eind, maar vergat erbij te zeggen dat de mens niet zonder kaders kan. Dus creëert hij nieuwe goden: vooruitgang, geluk, identiteit. Het zijn dezelfde fabeldieren in modern kostuum. Angst voor de doodvoedt de verhalende impuls. Angst voor betekenisloosheid voedt de moraal. En angst voor het eigen instinct voedt de cultuur.
7. Tot slot: de parasiet met zelfbewustzijn
De mens leeft niet in harmonie met de natuur – hij parasiteert erop. Hij leeft niet vanuit een hogere roeping – hij overleeft, vermomd als moraalridder. Hij is geen rationeel wezen – hij is een emotioneel gestuurd organisme met een narratief excuus. De mens is, samengevat, een verhalende parasiet: gedreven door drift, gecorrigeerd door gevolg, gerustgesteld door illusie.
Epiloog: Een waardevol slotwoord?
Als waarden restproducten zijn van gedrag, en moraal slechts theater, wat blijft er dan over? Misschien niets. Of misschien het inzicht dat juist deze leegte ruimte biedt. Ruimte om scherper te kijken, minder te geloven, en de komedie van het bestaan niet al te serieus te nemen. Lach erom. De dood doet dat ook.
…… aldus Peter Koopman