De verarming van het spel – Training als conditionering

De verarming van het spel – Training als conditionering

Over hoe systemen het instinct temmen 

(en waarom dat niet altijd goed is)

De verarming van het spel – Training als conditionering

“Wie alleen traint op het juiste antwoord, leert niets over de vraag.”

Spel is variatie. Spel is improvisatie. Spel is leven. Maar de manier waarop we tegenwoordig trainen, vooral in vechtsporten, lijkt alles te doen om dat leven eruit te persen. Wat overblijft is een gedresseerd organisme dat met Pavloviaanse precisie reageert op standaardsignalen, binnen een strak keurslijf van regels, routines en rituelen. Geen vechter meer, maar een soort lichamelijke automaat. Reageert snel, denkt niet. Beweegt efficiënt, maar niet effectief. Herhaalt, maar improviseert niet.

We noemen het training. Maar het is conditionering. Een verarming van het spel tot schema, model, stijl.

Van spelen naar programmeren

In mijn oorspronkelijke tekst noem ik het: vechters leren standaardantwoorden te geven op standaardvragen — en wachten vervolgens passief tot precies die vraag gesteld wordt. Maar als de vraag uitblijft, zijn ze verloren. Want het vermogen om zelf een nieuwe vraag te stellen — dat is hen niet aangeleerd. Dat is weggefilterd. Geconditioneerd.

Wat we dus feitelijk doen: we trainen op zekerheid, niet op adaptiviteit. En dat is een fatale fout. Zoals Bernstein (1967) stelde: vaardigheid is geen reproductie, maar variatie. Je leert niet door iets 10.000 keer hetzelfde te doen, maar door het in 10.000 verschillende contexten nét anders te doen. Alleen dan ontstaat robuustheid. Alleen dan ontstaat intuïtie.

Van vechter naar gedrild object

De reden voor deze verarming is simpel: modellen zijn hanteerbaar. Schema’s zijn overdraagbaar. Stijlen zijn verkoopbaar. En dus bouwen we systemen die uitgaan van lineaire overdracht: techniek A leidt tot resultaat B, mits uitgevoerd volgens protocol C. De sporter wordt een gebruiker van templates. Geen denken, geen waarnemen, geen interpreteren. Alleen uitvoeren.

Schmidt’s (1975) schema theory werd bedoeld om dit te ondervangen: hij toonde aan dat het brein niet bewegingen opslaat, maar regels over bewegingen — generalisaties. Maar in plaats van die generalisaties te trainen via variatie, gleden veel trainers af in exacte reproductie. Een soort motorisch drillen, waarbij het lichaam slechts een verlengstuk is van het model.

Wat verloren gaat? Spontaniteit. Improvisatie. Creativiteit. En uiteindelijk: effectiviteit. Want zodra de tegenstander zich buiten jouw schema beweegt, valt alles in duigen.

De angst voor chaos

Waarom houden we zo vast aan modellen? Omdat chaos beangstigt. Omdat het onbekende ongemakkelijk is. En dus reduceren we complexiteit tot behapbare instructies. Zoals jij al stelde: de mens is onbekwaam of onwillig om dewerkelijkheid te zien voor wat zij is. Liever creëren we een eigen, door regels gestructureerde werkelijkheid — overzichtelijk, begrijpelijk, maar vals. En, belangrijker: ineffectief in situaties die juist om adaptiviteit vragen.

Dit geldt in sport. Maar het geldt evengoed in onderwijs, opvoeding, therapie, wetenschap. Overal waar gedrag wordt gestandaardiseerd, gaat betekenis verloren. De levende situatie wordt ingewisseld voor de denkbeeldige norm.

Training als domesticatie

De praktijk van veel vechtsporttraining is vandaag de dag een vorm van domesticatie. We temmen de vechter. We snoeien zijn instinct. We beperken zijn bewegingsruimte — letterlijk en figuurlijk. Alles wordt teruggebracht tot herhaalbaarheid: een ronde is drie minuten, een trap is 45 graden, een aanval wordt gevolgd door een dekking. Maar vechten is geen choreografie. Het is een chaotische onderhandeling met een onvoorspelbare tegenstander. En wie dat niet traint, traint niets.

Zoals Taleb (2012) betoogt: antifragiele systemen floreren bij variatie, stress en onzekerheid. Een vechter die uitsluitend traint op vaste patronen, wordt fragiel. Hij kan schitteren zolang het script wordt gevolgd, maar zakt in elkaar bij het eerste onvoorspelbare event. Hij is niet getraind, hij is geconditioneerd.


Samengevat:

·       Training is verworden tot conditionering: vaste patronen, voorspelbaar gedrag.

·       Spel verarmt tot schema, terwijl echte vaardigheid juist variatie vereist.

·       De angst voor chaos leidt tot modellen, maar modellen doden het spel.

·       De vechter wordt getemd, en daarmee minder effectief in de echte strijd.

·       Antifragiele training vereist variatie, stress, onverwachte situaties.

Ook interessant voor jou!