Innerlijke rust? Liever niet. (Maar lees dit even.)
Beste Dromer,
Stel je voor: je zit op een rots in de Himalaya, ademt diep in door je neus, uit door je mond, en denkt aan niets. Geen mails, geen deadlines, geen schuldgevoel over die halve reep chocola van gisteren. Klinkt idyllisch? Nou, volgens ons recente artikel is het vooral onzin.
In ‘De mythe van innerlijke rust – en waarom je die vooral niet moet willen‘ ontmasker ik de grootste spirituele zwendel sinds de schoorsteenveger die je €200 vroeg voor een ‘energiereiniging’. Spoiler: je brein is evolutionair geprogrammeerd om te panikeren over losse draadjes, niet om te zweven als een theezakje in een mindfulness-app.
Waarom dit lezen?
- Omdat je eindelijk kunt stoppen met je schuldig te voelen over die mislukte meditatiesessie tussen de wasmand en de afwas door.
- Omdat we bewijzen dat Nietzsche waarschijnlijk een betere life coach was dan die Instagram-goeroe met de peperdure retreats op Bali.
- Omdat ‘zinvolle onrust’ het nieuwe ‘zen’ is (en dat scheelt een hoop dure yogabroeken en de onzin van Michael Pilarczyk).
Kortom: een artikel voor iedereen die wel eens niet in vrede is met zichzelf – en daar eigenlijk best trots op mag zijn.
En mocht je daarna zin hebben in meer tegendraadse wijsheden: volgende week hakken we het thema ‘kwetsbaarheid als machtsmiddel’ in mootjes. Met bijl. En glimlach.
Tot snel,
Peter Koopman
10 apr. 2025
Tel.: 06 8135 8861
PS: Geen zorgen, deze mail is vrij van geleaseerde Scandinavische rust. Wel mét gratis filosofische opstandigheid.
———————————————
De mythe van innerlijke rust – en waarom je die vooral niet moet willen
Innerlijke rust is het nieuwe statusobject. Niet langer het horloge van Rolex, maar het hartslagritme van een Tibetaanse monnik. In een wereld die zichzelf opjaagt met deadlines en dopamine, klinkt het als een verademing: rust in je hoofd, vrede in je hart, stilte in je ziel. Het klinkt prachtig — en dat is precies het probleem. Innerlijke rust is een illusie die verkoopt omdat ze onhaalbaar is. Een fata morgana op de mentale snelweg, ontworpen om je te laten doorrennen in de hoop dat je er ooit komt.
Laten we het beest bij de naam noemen: innerlijke rust is niet des mensen. Het brein is geen zen-tuin, maar een biologische paniekmachine, geëvolueerd om gevaar te detecteren, patronen te spotten, problemen te anticiperen. Ons zenuwstelsel is een hypergevoelig alarmsysteem, geen meditatieretreat. Wie rust wil in het hoofd, vraagt het equivalent van een jachthond om uren naar een leeg weiland te staren zonder te reageren. Kortom: rust in je hoofd is net zo natuurlijk als een ijskonijn in de Sahara.
En wat doen we, in onze neurotische pogingen om kalmte te kopen? We consumeren onszelf richting verlichting. De ironie is schrijnend: we zoeken rust op exact dezelfde manier als we de onrust creëerden — via consumptie. Rust is een markt geworden. Van meditatie-apps tot wellness-retreats, van burn-outcoaches tot bosbaden — alles draait om de kapitalisering van kalmte. You can’t buy happiness, maar rust? Die kun je blijkbaar leasen in een Scandinavisch vormgegeven ademhalingsstudio met zachte belichting, begeleid door een influencer in linnen broek.
Maar innerlijke rust is niet alleen onrealistisch — ze is ook onwenselijk. Een continu gevoel van innerlijke kalmte is neurologisch verdacht. Wie werkelijk innerlijke rust ervaart in een wereld die op instorten staat, heeft ofwel een ernstig dissociatief probleem, of is net gestorven. Emotionele onrust is geen storing, het is een functie. Twijfel, onbehagen, zelfs angst — het zijn signalen dat je leeft, dat je aanstaat, dat je ertoe doet.
Filosofen van oudsher wisten dit allang. Heraclitus wantrouwde elk moment van stilstand — ‘panta rhei’, alles stroomt, of het stagneert en sterft. Nietzsche beschouwde comfort als het voorportaal van de geestelijke dood. En zelfs de stoïcijnen, vaak misbruikt als boegbeelden van sereniteit, verkondigden geen rust maar veerkracht: het vermogen om met de storm om te gaan, niet om hem te vermijden. Marcus Aurelius mediteerde niet om tot rust te komen, maar om zichzelf in het strijdperk van het leven te sterken — met dood, verlies en het falen van zijn medemens als dagelijkse realiteit.
Innerlijke rust is geen einddoel, maar een bijvangst. Ze verschijnt soms, vluchtig, als neveneffect van betekenisvolle actie — net zoals geluk soms opduikt wanneer je even niet oplet. Wie haar als doel stelt, maakt van elke golf in het gemoed een bedreiging. En daar schuilt het gevaar: mensen die streven naar permanente rust, worden vaak paradoxaal onrustiger. Omdat elk conflict, elke emotionele rimpeling, voelt als een persoonlijke mislukking. Een irritatie wordt een trauma. Verdriet wordt pathologie. Je raakt vervreemd van de menselijke ervaring, alsof je bestaan voortdurend moet worden opgeschoond met mentale Dettol.
Dat is de giftige erfenis van spiritueel escapisme: het reduceert de complexiteit van het bestaan tot een ademhalingstechniek. Terwijl je ademhaling soms gewoon hoort te stokken. Soms moet je hart bonken van woede, moet je keel dichtslibben van verdriet, moet je nachtrust worden gesaboteerd door morele tweestrijd. Dat heet: leven.
Wat we nodig hebben is niet rust, maar betekenisvolle onrust. Wrijving. Frictie. De innerlijke storm die ontstaat wanneer overtuigingen botsen, verlangens conflicteren, en waarheid schuurt. Grote ideeën worden niet geboren in kalmte, maar in conflict. In onvrede. In een wringende onrust die dwingt tot denken, tot herijken, tot actie. De mens die alleen nog rust wil, heeft in feite al gecapituleerd — niet voor de chaos van de wereld, maar voor de rijkdom van het leven.
Laten we dus ophouden met de fetisjering van rust als hoogste goed. Innerlijke rust is geen trofee, het is een pauze. Een noodzakelijke adempauze, misschien, zoals een bokser in zijn hoek even water drinkt — om daarna weer te vechten. Wie rust tot doel verheft, leeft als een monnik met wifi: schijnheilig offline. Zoals Alan Watts al zei: Trying to be quiet is like trying to be spontaneous. Het moment dat je het wilt, is het al weg.
Misschien is de enige echte vorm van rust die telt, het besef dat je geen rust hoeft te bereiken. Dat je mag bestaan in onrust, in strijd, in twijfel. En dat dát — die rauwe, ongefilterde ervaring — misschien wel het meest menselijke is wat er bestaat. Misschien is dát de rust die telt.
Literatuurlijst
- Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C., & Vohs, K. D. (2001). Bad is stronger than good. Review of General Psychology, 5(4), 323–370.
- Porges, S. W. (2011). The polyvagal theory: Neurophysiological foundations of emotions, attachment, communication, and self-regulation. Norton.
- Purser, R. E. (2019). McMindfulness: How mindfulness became the new capitalist spirituality. Repeater Books.
- Raichle, M. E. et al. (2001). A default mode of brain function. Proceedings of the National Academy of Sciences, 98(2), 676–682.
- Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The biology of humans at our best and worst. Penguin Press.
- Wegner, D. M. (1994). Ironic processes of mental control. Psychological Review, 101(1), 34–52.
- Watts, A. (1951). The wisdom of insecurity: A message for an age of anxiety. Vintage.
- Žižek, S. (2014). Trouble in paradise: From the end of history to the end of capitalism. Allen Lane.
- Nietzsche, F. (1887). Zur Genealogie der Moral. (Vertaling bijv. Walter Kaufmann, On the Genealogy of Morals).
- Kierkegaard, S. (1844). The Concept of Anxiety.
- Camus, A. (1942). Le mythe de Sisyphe.
- Sartre, J.-P. (1943). L’être et le néant.