Jeuk erger dan pijn: een kijkje in de absurde moraal van armoede
Beste lezer,
Wat als ik je vertel dat de diepste levenswijsheden soms verscholen liggen in simpele spreuken van een oma die haar leven lang heeft gestreden tegen armoede, moraal en – jawel – de eeuwige jeuk? Spreuken als “De armoede houd je netjes” en “Jeuk is erger dan pijn” blijken een venster te bieden naar de paradoxen van het menselijk bestaan: overleven door fatsoen, verlangen naar vrijheid, en de voortdurende strijd tegen opgelegde regels.
In mijn nieuwste artikel duik ik in het verband tussen armoede, seksuele moraal en de jeuk naar vrijheid. Waarom heeft religie zich altijd opgeworpen als bewaker van onze verlangens? Wat gebeurt er wanneer genot de laatste uitweg lijkt in een wereld vol beperkingen? En hoe wordt seks niet alleen een vlucht, maar ook een wapen van macht?
Een artikel dat je hopelijk laat grinniken, fronsen, én nadenken.
Nieuwsgierig geworden? Lees verder en ontdek hoe armoede niet alleen netjes houdt, maar ook behoorlijk laat jeuken…
Met ironische groet,
Peter Koopman
13 jan. 2025
Tel.: 06 8135 8861
De Jeuk Van Armoede: Herinneringen Aan Mijn Oma
Mijn oma, een vrouw die haar leven lang ploeterde in armoede, heeft twee wereldoorlogen meegemaakt, twee echtgenoten overleefd, en zag haar kinderen worstelen met het harde bestaan. Haar zoon, Arend wiens hoge stem als gevolg van puberfonie, hem het stigma van achterlijkheid opleverde, en van enige vorm van onderwijs werd uitgesloten. Puberfonie is een aandoening die als gevolg van extreme angst en stress rond het opgroeien(2eWO), ervoor kan zorgen dat de verandering in de stem stagneert, waardoor iemand zijn oude, hogere stem blijft gebruiken). Haar dochter, mijn moeder werd op jonge leeftijd zwanger en moest het stigma van de maatschappij dragen. Het ideale recept voor een diep gelukkig leven? Zeker niet. Toch herinner ik mij vooral haar doorleefde wijsheden, gevangen in twee eenvoudige spreuken: “De armoede houd je netjes” en “Jeuk is erger dan pijn“. Nu ik zelf de leeftijd ruim gepasseerd ben waarop zij te vroeg, maar volledig versleten overleed, kan ik niet anders dan constateren dat deze twee spreuken wel eens nauw met elkaar verbonden kunnen zijn.
Morele waarden en armoede: de jeuk van onbevredigd verlangen
Ik sluit niet uit dat in een situatie van absolute armoede de mogelijkheid om nog enig genoegen uit het leven te halen voornamelijk een seksueel genoegen zou kunnen zijn. In een wereld van kleingeestigheid en morele beperkingen, waarin armoede niet alleen een materieeltekort betekent, maar ook een vernauwing van het perspectief, kan seks een van de weinige directe, lichamelijke genoegens zijn die nog resteren. Dit genoegen kan gezien worden als de onbeheersbare jeuk die ontstaat in een leven waarin economische omstandigheden en morele codes elke andere vorm van zingeving of voldoening beperken.
Die jeuk is niet zomaar een fysieke impuls, maar een krachtig symbool van het menselijke verlangen naar vrijheid en genot. Waar pijn vaak groots en dramatisch is, is jeuk iets kleins, iets wat je continu uit balans haalt, omdat het nooit volledig bevredigd kan worden zonder de regels te overtreden. In dat opzicht vormt de drang naar seks een subtiele, maar constante vorm van verzet tegen een wereld die beperkt wordt door armoede en morele dwang.
Morele waarden en religie: instrument van controle
De stelling dat morele waarden vooral bestaan voor de paupers draagt een scherpe waarheid in zich. Religie heeft hier altijd een prominente rol in gespeeld, vooral door de seksuele moraal als eerste te domineren. In vrijwel elke traditionele religie wordt seksuele beheersing voorgesteld als een deugd en wordt de vrije uiting ervan als zondig of immoreel beschouwd. Zoals Foucault betoogt in The History of Sexuality (1976), fungeerde de religieuze moraal in feite als een instrument om de sociale orde te handhaven en de lagere klassen in het gareel te houden. Terwijl de elite, vaak eveneens religieus vertegenwoordigd, zich veel kon veroorloven zonder consequenties, werd de pauper gedwongen zich strikt aan deze normen te houden.
In maatschappijen waar ongelijkheid de norm is, dienen morele waarden vaak niet als universele leidraad, maar als middel om de massa te beheersen. De elite kan zich veroorloven om morele regels te overtreden zonder noemenswaardige consequenties. Denk aan machthebbers, industriëlen of geestelijken die zich buiten het bereik van sociale sancties wanen. Voor hen geldt moraal als een optionele schil; een instrument om de status quo te handhaven en de lagere klassen in het gareel te houden.
Voor de armen, daarentegen, worden dezelfde waarden gepresenteerd als noodzakelijke deugden: kuisheid, soberheid, bescheidenheid. Wie zich niet aan deze normen houdt, riskeert niet alleen sociale uitsluiting maar ook verdere economische achterstelling. “De armoede houd je netjes” krijgt in dit licht een nieuwe betekenis: niet netheid uit vrije wil, maar netheid als overlevingsstrategie. Wie weinig bezit, kan zich geen afwijking veroorloven.
Seksualiteit als uitlaatklep en machtsmiddel
En toch blijft er de jeuk. Die onvervulde verlangens naar genot en vrijheid, waar geen plaats voor is in de morele orde van de armen, manifesteren zich op andere manieren. Seksualiteit wordt dan niet louter een biologisch gegeven, maar een mogelijke ontsnapping – zij het tijdelijk – aan de geestelijke en materiële beperkingen van armoede. Dit verklaart wellicht waarom in sommige maatschappijen met diepe economische ongelijkheid seksualiteit zo’n beladen en tegelijkertijd prominent thema is.
Daarnaast dient seksueel gedrag niet zelden als een exercitie van macht en economische dominantie. Zoals historicus Gerda Lerner in The Creation of Patriarchy (1986) uiteenzet, zijn het vooral vrouwen die door de eeuwen heen slachtoffer zijn geweest van deze machtsuitoefening. Seksualiteit werd en wordt in veel gevallen ingezet als instrument om macht te bevestigen, controle uit te oefenen en ongelijkheid in stand te houden. Religieuze normen die seksuele vrijheid inperken, zijn in die zin niet alleen gericht op het reguleren van individuele verlangens, maar ook op het waarborgen van een patriarchale orde waarin de vrouw afhankelijk blijft van de man.
Daar waar andere vormen van genot ontoegankelijk of verboden zijn, blijft het lichaam het laatste toevluchtsoord. Maar ook hier geldt dat de uiting van seksuele verlangens wordt gereguleerd door moraal. Voor de elite mag genot ongebreideld zijn; voor de pauper is het aan strikte voorwaarden gebonden. Deze asymmetrie legt een fundamentele hypocrisie bloot: waar de een genot kan najagen zonder consequenties, moet de ander zich onderwerpen aan regels die hem of haar fatsoenlijk en onderdanig houden.
De paradox van armoede en moraal
Hier ontstaat een fascinerende paradox. Aan de ene kant dwingt armoede tot discipline en zelfbeheersing: de noodzaak om „netjes” te blijven, om het beetje waardigheid dat rest niet te verliezen. Aan de andere kant versterkt diezelfde armoede de drang naar impulsief genot: een tijdelijke ontsnapping uit de kille realiteit van tekort en beperking. Waar netheid een masker wordt om het hoofd boven water te houden, vormt de jeuk een voortdurende herinnering aan het onvervulde verlangen naar iets meer.
Zo ontstaat een dynamiek waarin moraal enerzijds disciplineert en anderzijds prikkelt. De regels die bedoeld zijn om de paupers in het gareel te houden, vergroten tegelijkertijd de frustratie en het verlangen naar iets wat verboden is. In die zin is de jeuk niet alleen fysiek, maar ook geestelijk: het ongrijpbare gevoel dat er meer is, dat er iets ontsnapt aan de controle van de dagelijkse sleur.
Vrijheid, verlangen en controle
Het menselijk verlangen naar vrijheid uit zich vaak in de vorm van impulsieve genoegens. Wanneer de materiële omstandigheden het individu beperken, wordt het zoeken naar genot een manier om de eigenwaarde te bevestigen en de controle van buitenaf te doorbreken. Morele waarden die deze verlangens aan banden leggen, worden daardoor niet slechts ervaren als ethische richtlijnen, maar als ketens die het individu gevangenhouden.
In een wereld waarin armoede overheerst, wordt het verlangen naar vrijheid onlosmakelijk verbonden met de drang naar genot. Het is een poging om, al is het maar voor even, te ontsnappen aan de geestelijke en lichamelijke beperkingen van de dagelijkse strijd. Dit maakt de jeuk niet alleen erger dan de pijn, maar ook betekenisvoller: een voortdurende impuls die het leven in beweging houdt, ondanks alles.
Conclusie
De spreuken van mijn oma, “De armoede houd je netjes” en “Jeuk is erger dan pijn”, blijken nauwer met elkaar verbonden dan ze op het eerste gezicht lijken. Netheid wordt opgelegd door omstandigheden, terwijl jeuk ontstaat uit een onvervuld verlangen naar vrijheid en genot. Waar de een disciplineert, prikkelt de ander. Zo schetst het leven in armoede een paradoxale realiteit: een wereld waarin moraal niet alleen fatsoen afdwingt, maar ook verlangen voedt, en waarin de jeuk naar iets meer nooit helemaal verdwijnt.
Hedendaagse context en afsluitend woord
In de huidige samenleving, waar economische ongelijkheid nog steeds diepgeworteld is, blijven de thema’s netheid, moraal en verlangen relevant. Terwijl de elites zich steeds meer privileges kunnen veroorloven, wordt van de lagere klassen verwacht dat zij zich conformeren aan opgelegde normen. De jeuk van onvervulde verlangens blijft, zelfs in een tijd waarin materiële welvaart groeit, omdat ook hier de vrijheid van genot vaak gereguleerd wordt door de context waarin men leeft.
Misschien is het wel diezelfde jeuk die de mens blijft voortdrijven. Een impuls die ons telkens uitdaagt om te streven naar meer, ondanks de beperkingen van armoede en moraal. Zo blijft de jeuk een eeuwige metgezel, erger dan de pijn, maar ook de motor van ons verlangen naar iets beters.
Literatuurlijst
Marx, Karl. The Communist Manifesto. 1848.
Foucault, Michel. The History of Sexuality. 1976.
Lerner, Gerda. The Creation of Patriarchy. 1986.
De Botton, Alain. Status Anxiety. 2004.