De Onmacht van de Burger in een Representatieve Schijndemocratie
Beste kiezer, wees gerust: u hoeft niet na te denken
Beste doorstapper, medestemmer of stemweigeraar,
U hoeft zich geen zorgen te maken. Er is niets mis met u. U stemt precies zoals u bent geprogrammeerd: moe, overprikkeld, half-afgeleid en toe aan koffie. En dat is volkomen normaal — sterker nog, het is de bedoeling.
Want in een representatieve democratie draait het allang niet meer om redelijkheid. Dat was een mythe, een sprookje voor politieke volwassenen die nog in Sinterklaas geloven. De waarheid? U stemt op basis van buikgevoel, gezichtsbeharing van lijsttrekkers, een soundbite op TikTok of gewoon omdat uw schoonmoeder het zegt. En dat is prima. Iedereen doet het.
Het idee dat u, als kiezer, een principiële, weloverwogen en politiek geïnformeerde keuze maakt, is net zo geloofwaardig als het idee dat fastfoodrestaurants bestaan voor uw gezondheid. De verkiezingen zijn geen feest van de democratie, maar een stille parade van geruststellende slogans, sentimentele symboliek en licht verteerbare illusies. En we marcheren er allemaal in mee, gewapend met ons rode potlood als placebo voor macht.
U denkt dat u kiest, maar in werkelijkheid zoekt u slechts bevestiging. Geen probleem: ook dat is democratie — althans, de versie waar iedereen zich prettig bij voelt. De technocraten regelen het wel, de campagneboys zorgen voor het gevoel, en u kunt daarna weer gewoon verder scrollen.
In mijn nieuwste stuk — “De Onmacht van de Burger in een Representatieve Schijndemocratie” — neem ik u mee langs de rafelranden van het democratisch toneel. Niet om u te ontmoedigen (u was dat waarschijnlijk al), maar om samen te glimlachen om het grootste politieke toneelstuk van de 21ste eeuw: de redelijke kiezer als heilige graal.
Verwacht:
· Politiek als Netflix-keuze
· Stemmen als groepsidentiteitsritueel
· De verkiezingen als placebo tegen maatschappelijke onrust
· En waarom u zich eigenlijk géén zorgen hoeft te maken (want niemand doet dat echt)
Lees, frons — en lach er vooral even om:
En onthoud: de democratie mag dan wiebelen, maar zolang het stemhokje nog open is en de koffie warm, houden we de illusie samen in stand.
Met rationele groet (bij wijze van uitzondering),
Peter Koopman
Bureau voor Politieke Huichelarij & Volksvermaak
Postbus 2025, De Stand van Zaken
28 jul. 2025
Tel.: 06 8135 8861
De illusie van de ‘redelijke kiezer’
Waarom het kiesrecht geen verstand garandeert — en waarom dat precies het probleem is.
(Of: waarom de kiezer helemaal niet wil kiezen, maar vooral gerustgesteld wil worden)
In verkiezingstijd wordt er in koor gezongen over de heilige soevereiniteit van de kiezer. Politici, opiniemakers en staatsrechtelijke evangelisten herhalen de mantra: “de kiezer beslist.” Maar wat beslist die kiezer eigenlijk? En belangrijker nog: hoe beslist hij? De veronderstelling dat de gemiddelde stemmer rationeel, goed geïnformeerd en principieel handelt — het idee van de “redelijke kiezer” — is niet alleen een naïeve overschatting van het menselijk brein, het is ook een fundament onder een democratisch bouwwerk dat daardoor van meet af aan wiebelt.
Het idee van de “redelijke kiezer” is misschien wel een van de hardnekkigste fabels binnen de democratische ideologie. Alsof burgers als rationele, goed geïnformeerde en principieel handelende wezens, gewapend met objectieve criteria en politieke kennis, naar het stemhokje trekken om op basis van argumenten en idealen een keuze te maken. Dit beeld is niet alleen naïef, het is ronduit vals. De kiezer is niet redelijk — hij is moe, overprikkeld, moreel verward, informatieverlammend overvoerd en bovenal: gevoelig voor symboliek, sentiment en het geruststellende gevoel van herkenning.
De kiezer als cognitieve minimalist
De meeste mensen spenderen meer tijd aan het kiezen van een auto of een telefoonabonnement dan aan het doorgronden van partijprogramma’s. Dat is geen verwijt, maar een neuropsychologische realiteit. Ons brein is lui — en efficiënt. Het heeft geen zin om complexe beleidsteksten te analyseren als de uitkomst daarvan geen directe impact heeft op je overleving of welbevinden. Daarom stemmen mensen op gezichten, op slogans, op de geur van nabijheid of op het narratief dat het best aansluit bij hun levensgevoel. De kiezer stemt niet vanuit redelijkheid, maar vanuit buikgevoel, frustratie, loyaliteit, angst, nostalgie, identiteit, groepsdruk of pure vermoeidheid. Niet op plannen, maar op het gevoel van ‘het zit wel goed met deze man/vrouw’.
Onderzoek na onderzoek (o.a. Bartels, 2005; Achen & Bartels, 2016) toont aan dat burgers amper politieke kennis bezitten, zelden consequent stemmen en vatbaar zijn voor ogenschijnlijk irrelevante factoren zoals het weer, de economische stand of de lach van de lijsttrekker. Je zou bijna gaan denken dat democratie, in zijn huidige vorm, vooral de optelsom is van structurele desinformatie, aandachtseconomie en tribale reflexen.
Zoals Daniel Kahneman al stelde: Thinking, Fast and Slow: systeem 1 regeert — snel, intuïtief, slordig. Dat systeem floreert in verkiezingscampagnes vol simplificaties, framing, angstzaaierij en persona-cultus. Verstand komt later, als het al komt. En zelfs dan: de backfire effect zorgt ervoor dat nieuwe informatie niet tot heroverweging leidt, maar juist de eerder gekoesterde overtuiging versterkt. De kiezer denkt snel. Te snel. Hij zoekt geen waarheid maar bevestiging.
De mythe van informatie als voorwaarde voor verstandige keuzes
Meer informatie leidt niet tot betere keuzes. Integendeel, het leidt vaak tot meer verwarring, polarisatie of verlamming. Mensen filteren informatie door hun emotionele filters, hun confirmation bias, hun groepsidentiteit. Een kiezer leest geen partijprogramma — hij luistert naar zijn schoonvader, naar een talkshow, naar een TikTokclip van 30 seconden, en haalt daar zijn morele anker uit.
Informatie wordt bovendien steeds minder herleid tot context en nuance, en steeds meer tot hypes, headlines en manipulatief beeldmateriaal. Er is geen inhoudelijke arena meer — er is alleen nog het spektakel van ‘duiding’, door mensen die hun eigen politieke voorkeur zelden transparant maken.
De kiezer wil geen keuzes — hij wil geruststelling
Een van de grootste illusies is dat burgers politieke keuzemogelijkheden willen. In werkelijkheid willen ze vooral nietverantwoordelijk zijn voor die keuzes. Ze willen dat iemand hen geruststelt: dat het goed komt, dat het land wordt bestuurd, dat hun belangen worden gehoord, zonder dat ze zelf in de modder van ideologische strijd hoeven te stappen. De kiezer is geen soeverein, maar een consument. Een die op zoek is naar gemoedsrust, niet naar inspraak.
Pragmatisme, slogans als “doen wat werkt”, en de ‘bestuurlijke aanpak’ zijn niet het gevolg van kiezersmacht, maar van kiezersapathie: niemand wil een fundamenteel debat over grondslagen. Ze willen dat ‘het geregeld wordt’. Dat maakt de weg vrij voor technocratie, niet voor democratie.
De psychologie van groepsdenken en identiteit
Kiezers stemmen niet op ideeën, maar op identiteiten. Ze willen ergens bij horen. De sociaal-psychologische mechanismen van in-group / out-group zijn leidend in stemgedrag. Men stemt op de partij die hun ressentiment valideert, hun status verdedigt, of hun slachtofferschap benoemt. Niet op basis van argument, maar op basis van erkenning.
De ‘redelijke kiezer’ is dus in werkelijkheid een tribale kiezer, die zijn angst of woede kanaliseert via het rode potlood.
Democratie als façade voor passiviteit
De ironie is compleet: het hele ritueel van verkiezingen is bedoeld om legitimiteit te creëren, niet om de macht van de kiezer te bevestigen. De kiezer mag meespelen in het theater van de redelijkheid, met stemwijzers en verkiezingsdebatten als dramaturgisch hoogtepunt, maar de afloop ligt grotendeels vast in een structuur van compromissen, coalities, technocratische afspraken en belangenverstrengeling.
De ‘redelijke kiezer’ heeft in feite geen toegang tot de politieke keuken. Hij mag stemmen over het menu, maar de ingrediënten, de kok en de recepten zijn al bepaald.
Stemmen als uitlaatklep, niet als mandaat
De stem van de kiezer is zelden een mandaat voor beleid. Ze is eerder een emotionele momentopname. Een revanche op een overheid die niet luistert. Een protest tegen een elite die vervreemdt. Of gewoon een impuls, omdat “ze het allemaal verprutst hebben”. In die zin is stemmen gaan lijken op het afreageren van frustraties in het stemhokje, zoals men dat doet op sociale media of bij talkshows.
Politiek wordt hierdoor niet gestuurd door een collectieve visie, maar door electorale stemmingswisselingen. De redelijkheid die het parlement veronderstelt, wordt buiten de poorten van het Binnenhof ingeruild voor ressentiment en gemakzucht. Het is de paradox van de representatieve democratie: het systeem veronderstelt dat burgers redelijke vertegenwoordigers kiezen, maar het gedrag van kiezers dwingt partijen om op emoties te jagen in plaats van op ideeën.
Politiek gedrag als cultureel consumeren
Veel kiezers stemmen op politici zoals ze een Netflix-serie selecteren: charismatisch, herkenbaar, eenvoudig te volgen. Politieke voorkeur wordt steeds meer een lifestyle-keuze. Men “voelt zich meer thuis bij partij X” of “vindt persoon Y zo authentiek”. Ideologische consistentie of beleidskennis is afwezig — en wordt zelfs als elitair ervaren. Dit is niet verwonderlijk: in een maatschappij waarin identiteit de primaire valuta is geworden, is politieke identificatie een esthetische, niet-rationele keuze.
De Amerikaanse politicoloog Philip Converse toonde in de jaren zestig al aan dat de meeste mensen inconsistent zijn in hun opvattingen over politiek. Ze switchen standpunten afhankelijk van context, woordgebruik en gevoel. De hedendaagse kiezer is geen rationele actor maar een flipperkast, bespeelbaar door mediagenieke retoriek, schijnbaar eenvoudige oplossingen en persoonlijk drama.
De mythe van het “mandaat van het volk”
Na elke verkiezing schermt de winnende partij met het “mandaat van de kiezer”. In werkelijkheid vertegenwoordigt een coalitie vaak niet eens een kwart van het electoraat. Afgezien van de opkomst (vaak lager dan men hoopt) is de versnippering van het partijlandschap dusdanig dat politieke macht wordt verdeeld op basis van toeval, post-electorale deals en strategisch gestoei met restzetels. Het mandaat is een façade, de legitimatie een papieren werkelijkheid.
En het cynische is: de meeste burgers vinden dat eigenlijk prima. Ze willen vooral niet teveel politiek. Ze willen rust, voorspelbaarheid, en vooral dat ‘de mensen in Den Haag’ hun gang gaan — zolang er maar niet teveel gedoe is. Deze apolitieke houding voedt de status quo: politiek blijft schijnbaar intact, omdat niemand echt de moeite neemt het te ondermijnen. Cynisme wordt zo passiviteit.
De gevolgen: infantiliserende campagnes en ‘geprofileerde’ politiek
Partijen reageren op deze realiteit door hun campagne te versimpelen. Niet: “wat is het probleem en hoe lossen we het op?”, maar: “met wie voel jij je verbonden?”. De inhoud verdwijnt achter de verpakking. Beleid achter beleving. Het gevolg? Een politiek die infantiliseert. Verkiezingsprogramma’s worden platgeslagen tot slogans, debatten tot soundbites, de Tweede Kamer tot theater.
En net als in marketing: alles draait om segmentatie. Politieke partijen positioneren zich als merken voor specifieke doelgroepen. Niet op basis van coherente ideologie, maar van lifestyle-marketing. De arbeider, de ondernemer, de hoogopgeleide stedeling, de boze buitenstaander — ieder krijgt zijn eigen ‘product’. De redelijke kiezer is hier de mythische consument die zelden werkelijk bestaat, maar wel de hele marktstructuur bepaalt.
Epiloog: Het gevaar van het sprookje
De redelijke kiezer bestaat alleen in de ideologische verbeelding van democratische zelfrechtvaardiging. In de praktijk is de kiezer een vermoeide burger, gedesoriënteerd in een medialandschap van framing en overprikkeling, die vooral op zoek is naar bevestiging, niet naar waarheid.
De illusie van de redelijke kiezer is niet alleen een misvatting, het is een hinderpaal voor echte democratische vernieuwing. Zolang we blijven doen alsof de burger een rationele actor is, ontwerpen we systemen die daarop voortbouwen — en blijven we falen. Het vereist moed om te erkennen dat de gemiddelde kiezer vooral irrationeel, grillig en gemakzuchtig is. Maar die erkenning is een eerste stap richting herontwerp: een democratie die bestand is tegen de mens zoals hij is — niet zoals we zouden willen dat hij was.
Het gevolg is dat verkiezingen steeds meer neigen naar emotionele legitimatie in plaats van rationele representatie. Democratie is niet de macht van de redelijkheid — maar de illusie ervan.
En misschien moeten we daar maar vrede mee hebben. Een cynisch stemhokje is nog altijd beter dan een ideologisch strijdperk met slechts één partij. Maar dan moeten we wel stoppen met doen alsof stemmen een daad van zuivere rede is. Het is eerder een gok, een gril, een gebaar. En de uitkomst? Die bepaalt uiteindelijk wie mag regeren over een volk dat vooral geregeerd wil worden, zolang het maar met rust gelaten wordt.