De Zekerheid van de Onwetende
“Wie niets wil weten, heeft altijd rust.”
“Zalig de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen”– Matteüs 5:3
Er is een zin die we maar niet kapot krijgen.
Hij sluipt in elk gesprek, elke talkshow, elke rouwkaart, elk politiek statement:
“Het komt goed.”
Een geruststelling, zeggen ze.
Ik noem het liever een intellectueel slaapliedje – gezongen door mensen die niet willen nadenken over hoe weinig ze weten.
In mijn nieuwste essay, Het Komt Goed – De Zekerheid van de Onwetende, fileer ik dit universele zelfbedrog.
Van Kahnemans luie brein tot Sapolsky’s stressrat, van Nietzsche’s perspectivisme tot Talebs antifragility – allemaal komen ze voorbij in een poging te begrijpen waarom de mens liever zeker en fout is dan twijfelend en wakker.
We geloven liever in geruststelling dan in realiteit.
We verslinden hoop als dopamine, aanbidden voorspelbaarheid als religie en noemen onze cognitieve spaarstand “vertrouwen”.
Maar waarheid en zekerheid zijn geen feiten – het zijn homeostatische balansacten van een brein dat panisch probeert niet gek te worden van chaos.
“Het komt goed” is geen belofte. Het is een bekentenis.
Een fluistering van het organisme dat liever in slaap valt dan wakker wordt.
Durf je de troost los te laten?
Lees dan verder: [Het Komt Goed – De Zekerheid van de Onwetende]
Met licht spottende groet,
Peter Koopman
Mensbeeld BV – De Grote Ficties
Het Komt Goed
De Zekerheid van de Onwetende
“Het komt goed, ik weet het zeker.”
Misschien wel de meest gehanteerde uitspraak – en de grootst mogelijke onzin.
Hoe kan je iets zeker weten? En in welke mate kan iets zeker zijn? En hoe verhoudt deze zekerheid zich tot de waarheid? En wie bepaalt wat waarheid is?
Zomaar wat vragen die in mij opkomen bij het horen van deze hinderlijke bromtoon – de geruststellende mantra van doven voor wat Kahneman type II-denken noemt: het trage, bewuste, reflectieve denken dat energie kost.
Zekerheid is een verdovend middel.
De mens gebruikt het zoals een junk zijn shot heroïne gebruikt: niet om de wereld beter te begrijpen, maar om de angst te verdoven die ontstaat zodra hij beseft dat hij haar niet begrijpt.
De biologie van zekerheid
De neiging tot zekerheid is geen morele fout, maar een biologisch mechanisme.
Het brein, dat evolutionaire overlevingsapparaat, is gebouwd om voorspelbaarheid te prefereren boven waarheid.
Robert Sapolsky wijst er herhaaldelijk op dat de stressrespons bij onzekerheid sterker is dan bij zekere ellende.
Een rat die weet dat ze een elektrische schok krijgt, toont minder stress dan een rat die niet weet of die schok komt.
Onzekerheid is dus biologisch ondraaglijker dan pijn.
Daarom is “het komt goed” geen uitspraak over de toekomst, maar een zelfhypnose in het heden.
Een endorfine-shot tegen de prikkel van twijfel.
De evolutionaire logica is helder: wie te lang blijft nadenken over wat kan gebeuren, sterft voordat hij iets doet.
Twijfel is evolutionair gezien kostbaar, niet omdat het dom is, maar omdat het tijd vreet — en tijd is in de natuur synoniem aan sterftekans.
Kahneman beschreef dit mechanisme meesterlijk: System 1 (snel, emotioneel, intuïtief) is het standaardprogramma.
System 2 (traag, rationeel, kritisch) is slechts een dure upgrade die we alleen activeren als het echt moet.
Maar de meeste mensen zijn hun hele leven bezig met energie besparen, niet met waarheidsvinding.
Zekerheid is dus cognitieve zuinigheid.
Waarheid als overlevingsrisico
De mens zegt “ik wil de waarheid weten”, maar bedoelt: “ik wil de geruststellende versie van de waarheid.”
De echte waarheid is namelijk zelden comfortabel.
Ze is complex, chaotisch en vaak zinloos.
De bioloog E.O. Wilson formuleerde het scherp: “The human mind evolved to believe in gods; it did not evolve to believe in biology.”
De waarheid van de biologie is ontnuchterend: we zijn energie-verwerkende machines, genetisch geprogrammeerd om te overleven en te reproduceren — niets meer, niets minder.
Maar de mens verdraagt dat niet.
We hebben verhalen nodig die de illusie van zin scheppen.
Becker noemde dat in The Denial of Death de immortality project: onze collectieve poging om via symbolische constructies (religie, natie, carrière, kinderen) een illusie van continuïteit te creëren.
Zekerheid is zo’n project — een immaterieel schild tegen existentiële dreiging.
Wie zegt “het komt goed”, zegt eigenlijk: “ik weiger te accepteren dat ik sterfelijk ben, dat toeval regeert en dat niemand de regie heeft.”
De culturele verpakking van zelfbedrog
Moderne cultuur heeft van die zelfhypnose een levensstijl gemaakt.
De wellnessindustrie verkoopt zekerheid in potjes: affirmaties, manifestaties, kristallen, coachingstrajecten en online cursussen die allemaal beloven dat je “het universum moet vertrouwen”.
Zelfs religie, ooit de leverancier van collectieve zekerheid, is vervangen door de neoliberale variant: het geloof in de markt, de maakbaarheid, de positieve mindset.
Niet langer bidden we tot God, maar tot de algoritmes die ons vertellen dat het morgen “beter” zal gaan.
Maar waarheid en comfort zijn vijanden.
Wie de waarheid wil, moet bereid zijn de illusie te doden — en dat is voor de meeste mensen emotioneel onverteerbaar.
Nietzsche schreef al in Die fröhliche Wissenschaft: “We hebben de kunst, opdat we niet aan de waarheid sterven.”
Met andere woorden: schoonheid, geloof, ideologie – het zijn morfinevarianten tegen de leegte van het bestaan.
“Het komt goed” is simpelweg de goedkoopste dosis.
De psychologie van zekerheid: cognitieve kortsluiting
De cognitieve psychologie kent talloze voorbeelden van deze kortsluiting.
Het confirmation bias zorgt ervoor dat we enkel informatie zien die onze zekerheid bevestigt.
Het optimism bias laat ons structureel overschatten dat dingen goed zullen aflopen.
En het illusion of control maakt ons geloven dat onze keuzes de uitkomst van chaotische processen kunnen beïnvloeden.
Wie deze mechanismen doorziet, herkent de ironie: zekerheid is niet gebaseerd op kennis, maar op onwetendheid.
De Dunning-Kruger-curve is daar de grafiek van de eeuwige domheid van: de minst bekwame zijn het meest overtuigd van hun gelijk.
Hoe meer je weet, hoe groter je besef van onzekerheid.
Of zoals Bertrand Russell het verwoordde: “The whole problem with the world is that fools and fanatics are always so certain of themselves, and wiser people so full of doubts.”
Zekerheid is dus geen intellectuele verdienste, maar een symptoom van beperkte zelfreflectie.
Het is de default-instelling van een brein dat liever tevreden is dan juist.
De neurobiologie van hoop
Zelfs wanneer men weet dat iets waarschijnlijk níét goed komt, blijft men het zeggen.
Waarom? Omdat hoop een neurochemisch verdienmodel is.
Hoop activeert het dopaminesysteem — hetzelfde dat geactiveerd wordt bij gokken, verliefdheid en drugs.
De anticipatie op een mogelijke positieve uitkomst is vaak sterker dan het genot van de uitkomst zelf.
De mens leeft van verwachting, niet van vervulling.
Sapolsky beschreef het mooi: de dopaminepiek ontstaat niet bij de beloning, maar bij het voorspellen ervan.
“Het komt goed” is dus een zelf gegenereerde dopaminestoot.
Een gokverslaving aan de toekomst.
En net als bij gokken geldt: hoe kleiner de kans, hoe groter de opwinding.
De mens is niet verslaafd aan succes, maar aan de mogelijkheid van succes.
De filosofie van onzekerheid
Waarheid, in haar naakte vorm, is zelden absoluut.
De moderne wetenschap leeft juist van onzekerheid — van hypotheses die steeds opnieuw getoetst, verworpen en verfijnd worden.
Wetenschap is georganiseerde twijfel.
En toch kan de meeste mensen dat niet verdragen.
We willen zekerheid over dingen die per definitie fluïde zijn: de toekomst, liefde, gezondheid, moraal.
Nietzsche’s perspectivisme maakt korte metten met absolute waarheid: er is geen objectieve waarheid, slechts interpretatie.
En Taleb gaat nog verder: de wereld is niet alleen onzeker, ze is onvoorspelbaar — een complex systeem vol black swanswaar onze modellen structureel falen.
Wie zegt “het komt goed”, verklaart daarmee eigenlijk: “ik heb de wereld niet begrepen, maar ik weiger het toe te geven.”
Zekerheid is een vorm van arrogantie.
Twijfel daarentegen is een teken van intellectuele volwassenheid.
Wie denkt, twijfelt.
Wie zeker is, gelooft.
Waarheid als homeostase
Waarheid — en dus ook zekerheid — is geen constante, maar een homeostase.
Een dynamisch evenwicht dat voortdurend moet worden hersteld.
Zoals het lichaam zijn temperatuur en hartslag reguleert, reguleert het brein zijn verhouding tot twijfel.
Te veel onzekerheid en we verliezen de greep op de wereld; te veel zekerheid en we verliezen het contact met de werkelijkheid.
De mens leeft dus in een voortdurende oscillatie tussen angst en overmoed.
Wat wij “waarheid” noemen, is niet meer dan een momentopname waarin onze mentale thermostaat op ‘comfortabel’ staat.
Een rustpunt in de storm van informatie.
Maar zodra de omgeving verandert — en dat doet ze voortdurend — wordt die waarheid instabiel, en moeten we bijstellen.
De filosoof die zoekt naar de waarheid is als iemand die zijn lichaam wil bevriezen om eeuwig gezond te blijven.
Zekerheid is daarom een tijdelijke stabilisatie van twijfel.
Geen eindpunt, maar een rustpauze.
De waarheid is geen eigendom, maar een fysiologisch proces — een vorm van cognitieve thermoregulatie.
Wie beweert de waarheid in pacht te hebben, heeft dus zijn eigen homeostase vastgezet. En wat stilstaat, sterft.
Zekerheid als sociaal bindmiddel
Zekerheid heeft echter ook een sociale functie.
Ze schept cohesie.
In tijden van crisis is het collectieve geloof in “het komt goed” een manier om paniek te dempen.
Een samenleving die in totale onzekerheid verkeert, implodeert.
Daarom zijn leiders en media meesters in de kunst van geruststellen.
Zelfs als ze weten dat het niet goed komt, zeggen ze het toch – omdat angst oncontroleerbaar is, maar hoop verkoopbaar.
De illusie van zekerheid is dus een politiek instrument.
De religieuze priester werd vervangen door de politicus, de therapeut of de CEO – allen verkondigen dezelfde boodschap: vertrouw op ons, het komt goed.
Maar zekerheid die van buitenaf komt, is per definitie verdacht.
Ze dient zelden de waarheid, maar altijd het belang van degene die haar verspreidt.
De paradox van controle
Talebs antifragility laat zien dat systemen sterker worden door onzekerheid.
Menselijke groei, innovatie en adaptatie komen voort uit verstoring.
Wie alles onder controle wil hebben, sterft aan stagnatie.
De paradox is dus dat onze obsessie met zekerheid ons juist kwetsbaarder maakt.
Een organisme dat zich niet blootstelt aan onzekerheid, leert niet meer omgaan met verandering.
In die zin is “het komt goed” niet alleen dom, het is gevaarlijk.
Het maakt passief, afhankelijk, lui.
Het dempt de prikkel om te handelen, te denken, te anticiperen.
Wie zich voortdurend geruststelt, traint zichzelf in cognitieve inertie.
Een evolutionair dodelijke eigenschap in een wereld die constant verandert.
De existentiële naaktheid van niet-weten
Toch is het niet-weten, hoe ondraaglijk ook, de enige staat waarin echte vrijheid mogelijk is.
Zekerheid is gevangenschap.
Ze sluit af, definieert, beperkt.
Onzekerheid opent.
Ze dwingt tot bewustzijn, tot alertheid, tot denken.
Camus schreef dat het absurde leven geen troost biedt, maar juist kracht: wie de zinloosheid accepteert, kan pas echt leven.
De mens die geen zekerheid nodig heeft, maar toch handelt, is de enige die werkelijk autonoom is.
Slotbeschouwing: de moed tot twijfel
“Het komt goed” is dus geen geruststelling, maar een bekentenis.
Een bekentenis dat men niet wil zien, niet wil voelen, niet wil denken.
Het is de fluisterstem van de cognitieve spaarstand, het liedje waarmee de aap in ons zichzelf sust.
De enige intellectuele houding die de realiteit waardig is, is twijfel.
Niet als zwakte, maar als discipline.
Niet-weten is geen tekort, maar een voorwaarde voor leren.
Zekerheid is de dood van nieuwsgierigheid.
We kunnen niets zeker weten, behalve dat de wereld voortdurend verandert en dat wij er tijdelijk getuige van zijn.
Wie dat beseft, heeft geen behoefte meer aan “het komt goed”.
Die weet: het komt niet goed. Het gaat zoals het gaat.
En dat is genoeg.
Literatuur (selectie)
- Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and Slow.
- Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst.
- Nietzsche, F. (1882). Die fröhliche Wissenschaft.
- Taleb, N. N. (2012). Antifragile: Things That Gain from Disorder.
- Becker, E. (1973). The Denial of Death.
- Wilson, E. O. (1978). On Human Nature.
- Russell, B. (1933). The Triumph of Stupidity.
- Camus, A. (1942). Le Mythe de Sisyphe.
