De Gevechtsleugen – Hoe we geweld verpakken als wijsheid

De Gevechtsleugen – Hoe we geweld verpakken als wijsheid

Cynisch essay over vechtsport – Voorwoord voor lezers 

Laat ons dit essay openen met een klap. Niet eentje op het gezicht, maar op het gelaat van cultureel wensdenken. Wat volgt is geen ode aan de nobele kunst van het vechten, maar een autopsie van hoe we geweld in een toga hijsen en het presenteren als karaktervorming. In een wereld waar elke schop en stoot moreel wordt verpakt in pseudo-oosterse spreuken, verdient de waarheid het om even hardhandig te worden geconfronteerd. Dit essay is zowel een voorwoord voor de lezer als een uitnodiging voor media en cultuurcritici: laten we eindelijk ophouden met de hypocrisie. De vechtsport als moreel verheffingsmiddel is niet meer dan een succesvolle mythe, gesmeed op de mat en geslikt door beleidsmakers met een zwak voor rituele verpakking.

Laat het duidelijk zijn: dit essay is geen liefdesbrief aan de vechtsport. Het is een forensisch rapport over onze collectieve wens om geweld te camoufleren als deugd.

De Gevechtsleugen – Hoe we geweld verpakken als wijsheid

De Gevechtsleugen – Hoe we geweld verpakken als wijsheid

Inleiding: De morele gedaanteverwisseling van het gevecht – Hoe de mat een altaar werd – en vechten zingeving kreeg aangemeten

In een wereld die steeds minder weet wat ze met fysieke agressie aan moet, heeft vechtsport zich getransformeerd van archaïsch geweldsritueel tot pedagogisch paradepaardje. Van het dojo-matje tot de beleidsnota: vechtsport wordt geafficheerd als vormend, moreel, zelfs verheffend. Maar wat is dit anders dan een culturele gedaanteverwisseling? Een esthetische en morele vernislaag over een oeroude praktijk van dominantie, competitie en fysiek overwicht.

Deze tekst is geen aanval op het trainen van lichaam en geest, noch een pleidooi tegen fysieke discipline. Het is een dissectie van de hedendaagse vechtsportcultus als ideologisch consumptieproduct – opgepoetst met Oosterse wijsheden, morele window dressing en een commercieel sausje van empowerment.

1. De mythe van de morele mat

Het narratief is simpel en aantrekkelijk: kinderen (of volwassenen) worden weerbaarder, krijgen meer zelfvertrouwen, leren respect, discipline en beheersing. Wat wordt verzwegen is dat deze kwaliteiten vaak niet voortkomen uit de sport zelf, maar uit de sociale context waarin de sport plaatsvindt. Vechtsport is dan niet de oorzaak, maar hooguit het decor waarin al aanwezige sociale structuren geactiveerd worden.

Discipline op de mat betekent vooral gehoorzamen aan hiërarchie. Respect is ritueel gedrag richting hogere rangen – niet noodzakelijk empathie of moreel inzicht. De zogenaamd morele waarde is dus eerder performatief dan intrinsiek: men doet alsof, omdat dat hoort. Zodra het decor wegvalt, blijft er weinig van over.

En erger: het suggereert dat wie niet vecht, ook niet ‘vormt’. Alsof morele ontwikkeling afhankelijk is van lijf-aan-lijf interactie met een traptechniek als vehikel voor zingeving.

2. De commerciële verkrachting van oosterse filosofie

Dat karatescholen zichzelf profileren met kreten als “de weg van de krijger” en citaten van Miyamoto Musashi of Lao Tzu, is nog tot daar aan toe. Maar het verheffen van deze oppervlakkige esthetiek tot opvoedingsfilosofie is ronduit absurd. Het gros van de beoefenaars heeft geen flauw benul van Bushido of Taoïstische ethiek, en dat hoeft ook niet. Wat hen drijft is fysieke expressie, sociale status en – ironisch genoeg – competitie.

De import van oosterse rituelen naar een westerse consumptiecultuur leidt tot een perverse vorm van spiritueel fastfood. Morele slogans als “controle over jezelf is de grootste overwinning” worden geplakt op trainingen waarin jongeren leren hoe je iemand in een armklem dwingt of knock-out slaat. Vorm zonder inhoud. Vorm als verkoopstrategie.

En het verkoopt, omdat ouders liever een pseudo-oosterse leugen kopen dan een rauwe waarheid: dat hun kind misschien gewoon wil leren domineren.

3. De illusie van karaktervorming

De claim dat vechtsport karakter vormt, rust op drijfzand. Er is nauwelijks wetenschappelijk bewijs dat langdurige deelname aan vechtsport leidt tot structureel prosociaal gedrag, buiten de trainingscontext. Veel studies tonen eerder aan dat het effect sterk afhangt van de sociale omgeving, de persoonlijkheid van de trainer, en de motivatie van de deelnemer.

Sterker nog: bij jongeren met een antisociale aanleg, kan vechtsport het zelfvertrouwen in de eigen agressieve capaciteiten vergroten – met verhoogd risico op escalatie buiten de mat. Dit is geen hypothese, maar een terugkerende observatie uit criminologische literatuur.

4. De contextuele misvatting

Gedrag is contextueel. Iemand die zich beheerst in een gereguleerde omgeving met duidelijke regels en sancties, doet dat niet per se ook in chaotische situaties zonder toezicht. De fout is te denken dat gedragsinhibitie op de mat automatisch overdraagbaar is naar het dagelijks leven. Dat is wensdenken, geen wetenschap.

Denken dat de verkeersregels in de rijschool automatisch garant staan voor hoffelijkheid in het spitsuur is als een vegan kookboek openslaan en verwachten dat het wereldhonger oplost.

5. De rol van de trainer als sjamaan, vaderfiguur en marketeer

“In talloze docuseries, Instagram-profielen en TEDx-talks zien we de vechtsportcoach transformeren tot levensgoeroe. De zwarte band als spiritueel curriculum vitae.”

Trainers fungeren vaak als hybride figuren: een mix van autoriteit, therapeut, spirituele gids en ondernemer. Ze worden in sommige contexten vereerd als morele leiders, terwijl hun opleiding zelden iets bevat over pedagogiek of ethiek. In hun handen verandert de mat in een toneel: zij dirigeren het ritueel, met zwart-witte band als priestergewaad. Deze mythische rolverdeling is verleidelijk voor zoekende zielen, maar verbergt de commerciële en hiërarchische realiteit van de vechtsportwereld.

Wie verdient er werkelijk aan deze morele schijnvertoning? Volg het geld, en je vindt geen boeddha, maar een boekhouder.

6. Crossculturele vertekeningen en spiritueel kolonialisme

De westerse appropriation (toe-eigening) van ‘oosterse wijsheid’ is zelden meer dan exotisme verpakt in trainingsschema’s. We reduceren complexe filosofische tradities tot slogans en rituelen die passen in het rooster van de sportschool. Het is geen brug tussen culturen, maar een illustratie van onze behoefte aan zingeving zonder de diepte. Het oosten als projectiescherm voor onze spirituele leegte.

7. Gecontroleerd geweld als psychologisch fenomeen

Wat wél interessant is, zijn de psychologische effecten van gecontroleerde geweldservaringen. Het matgevecht is een gecontroleerde stressor: het triggert vecht-vluchtmechanismen zonder echte dreiging van dood of verwonding. Dat maakt het een krachtig middel voor zelfkennis – maar dat is iets anders dan karaktervorming. Het is een ervaring, geen moraal.

Zoals een achtbaanrit catharsis biedt, zonder dat iemand ervan moreel verlicht uitstapt.

8. Empowerment of Enscenering? De feminisering van de vechtsport onder de loep

In een tijd waarin ‘empowerment’ een containerbegrip is geworden dat net zo vaak verkoopt als het verduistert, heeft ook de vechtsport zijn feminiene façade gevonden. Campagnes waarin vrouwen via zelfverdediging hun ‘innerlijke kracht’ zouden ontdekken, schieten als paddenstoelen uit de grond. Vechtsport als feministisch vehikel, met een traptechniek als metafoor voor bevrijding. Maar wie goed kijkt, ziet vooral een theatrale choreografie waarin traditionele machtsstructuren slim verpakt worden in de taal van autonomie.

De vraag is niet of vrouwen mogen vechten – uiteraard mogen ze dat. De vraag is waarom ze het zogenaamd moeten, om zich te ‘bevrijden’. Wat hier wordt gepresenteerd als emancipatie, is vaak een regressieve internalisering van patriarchale logica: dat fysieke kracht het enige of voornaamste antwoord is op structurele onderdrukking.

Van slachtofferschap naar strijdvaardigheid – maar tegen wie precies?

De zelfverdedigingsindustrie biedt vrouwen een oplossing – mits ze zich aanpassen aan de logica van de fysieke confrontatie. De boodschap is duidelijk: jij moet sterker worden, fysiek weerbaarder, want de wereld gaat zich niet aanpassen aan jou. Dat is op zichzelf niet onwaar, maar wel verraderlijk: het verlegt de verantwoordelijkheid voor veiligheid van de samenleving naar het individu. Het systeem blijft buiten schot; jij moet leren terug te slaan.

In termen van Michel Foucault: dit is geen bevrijding van macht, maar een nieuwe vorm van subjectivering. De vechtende vrouw is een neoliberaal subject: autonoom, zelfvoorzienend, maar uiteindelijk verantwoordelijk voor haar eigen lijden als ze ‘niet sterk genoeg’ was.

De paradox van kracht in een hiërarchisch systeem

Vechtsport werkt op basis van fysieke hiërarchie. De sterkste wint. Dat is de premisse. Wanneer vrouwen toetreden tot dit systeem, worden ze vaak geprezen als ‘doorbrekers van rollenpatronen’. In werkelijkheid nemen ze deel aan een systeem waarin dominantie centraal staat – en waarin fysieke kracht nog steeds de valuta is. Dat dit ‘emancipatie’ zou zijn, is als zeggen dat vrouwen eindelijk bevrijd zijn omdat ze nu ook CEO mogen worden van uitbuitende bedrijven.

De feminisering van vechtsport is dus geen revolutie, maar een annexatie. Het is een omarming van mannelijke machtssymboliek onder een roze vlag. Zoals de vrouwelijke soldaat in camouflage nog steeds het leger dient – niet de vrede – zo dient de vrouwelijke vechter zelden een alternatief systeem, maar bevestigt ze de regels van het oude.

Een misvatting over angst en veiligheid

Een terugkerende belofte van vechtsport voor vrouwen is het temmen van angst. “Je voelt je veiliger”, zeggen de brochures. Maar veiligheid is een sociaal gegeven, geen individueel gevoel. De illusie dat een cursus Krav Maga de straat veiliger maakt, is even absurd als denken dat een zwemcursus de zeespiegel doet dalen.

Wetenschappelijk onderzoek naar vrouwen en vechtsport toont gemengde resultaten. Ja, zelfvertrouwen kan tijdelijk stijgen. Maar structurele sociale dreiging – seksuele intimidatie, relationeel geweld – verdwijnt niet door een stoottechniek. Zie o.a. De Welde (2003), die betoogt dat empowerment-discours vaak neoliberaal geïnstrumentaliseerd wordt, waarbij de focus verschuift van collectieve actie naar individuele zelfredzaamheid.

De echte kracht zit in collectieve verandering, niet in de vuist

Als we werkelijk spreken over empowerment, dan moet dat verder gaan dan de mat. Dan moet het gaan over het bevragen van de norm dat vrouwen zich überhaupt fysiek moeten verdedigen. Over het ondermijnen van systemen waarin intimidatie en geweld genormaliseerd zijn. Niet door vrouwen sterker te maken in een mannelijke arena, maar door die arena zélf te herdefiniëren.

Vechtsport kan vrouwen kracht geven – maar zelden macht. En het verschil tussen die twee wordt al te vaak genegeerd.

Epiloog: En als de mat leeg is?
Wat rest, na het applaus? Een leeg lokaal, zwetende doeken, en echo’s van rituelen. Geen verlichting. Geen verheffing. Alleen mensen die even dachten dat slaan iets betekende. Misschien is dát de ware les van de vechtsport: dat we betekenis blijven zoeken waar die niet zit – en liever een trap verkopen als filosofie dan de leegte onder ogen zien.

…… aldus Peter Koopmaan

Over mij:

Peter Koopman (1951) Voormalig docent sportopleidingen (o.a. C.I.O.S.; N.S.F.; N.K.B.B.; N.B.B.F) & sportcoach (o.a. K-1; F-1), maar vooral: amateur-antropoloog van de menselijke illusie. Gespecialiseerd in de kruising tussen biologie, gedrag, macht, zelfbedrog en ons absurde verlangen naar validatie. Niet op zoek naar zelfhulplezers. Wel naar mensen die durven denken.

Literatuur en verder lezen:

·       Bourdieu, P. (1986). Forms of Capital.

·       Elias, N. & Dunning, E. (1986). Quest for Excitement: Sport and Leisure in the Civilizing Process.

·       Foucault, M. (1977). Discipline and Punish.

·       Wacquant, L. (2004). Body and Soul: Notebooks of an Apprentice Boxer.

·       Donnelly, P. & Young, K. (1988). The Construction and Confirmation of Identity in Sport Subcultures.

·       Messner, M. (1992). Power at Play: Sports and the Problem of Masculinity.

·       Zizek, S. (2008). Violence.

  • De Welde, K. (2003). Women, Empowerment, and Sport: A Critical Feminist Analysis. Sociology of Sport Journal.
  • McCaughey, M. (1997). Real Knockouts: The Physical Feminism of Women’s Self-Defense. New York University Press.
  • Bordo, S. (1993). Unbearable Weight: Feminism, Western Culture, and the Body.
  • Hooks, bell (2000). Feminism is for Everybody.
  • Endresen, I.M. & Olweus, D. (2005). Participation in power sports and antisocial involvement in preadolescent and adolescent boys. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46(5), 468–478.
  • Vertonghen, J., & Theeboom, M. (2010). The social-psychological outcomes of martial arts practise among youth: A review. Journal of Sports Science and Medicine, 9(4), 528–537.
  • Frank, A. W. (1991). At the Will of the Body: Reflections on Illness – vanwege de notie van lichamelijkheid en zelfkennis via fysiek ongemak.

Ook interessant voor jou!