De Onmacht van de Burger in een Representatieve Schijndemocratie
Politiek zonder visie: nu ook verkrijgbaar in handige sloganverpakking
Beste lezer met idealen in de mottenballen,
Weet je nog, toen politieke partijen nog ergens voor stonden?
Toen je nog verschil zag tussen een sociaaldemocraat en een liberaal, behalve aan het logo en de kleur stropdas?
Nee?
Goed nieuws: je mist niks.
Want welkom in het tijdperk van het politiek pragmatisme™ – dat wondermiddel dat alles belooft, niets kiest en nergens voor staat.
In mijn nieuwste artikel:
“De erosie van politieke ideologie – pragmatisme als schijn-neutraliteit”
neem ik je mee in een reis door het ideologische niemandsland waar slogans regeren, visies verdacht zijn en beleidsmakers vooral heel redelijk proberen te klinken terwijl ze langzaam de democratie uitkleden.
Wat je mag verwachten:
· Hoe “doen wat werkt” een politiek excuus is om vooral niets ingewikkelds meer te willen.
· Waarom het redelijke midden zo gevaarlijk is: niet omdat ze radicaal zijn, maar omdat ze niets meer te zeggen hebben.
· Hoe het evidence-based beleid vooral evidence-based vooraf geselecteerde belangen blijkt.
· En hoe de burger is veranderd van mede-eigenaar naar beleidsconsument met keuzestress.
Voor wie is dit artikel?
Voor iedereen die denkt: “Er móet toch meer zijn dan spreadsheets, benchmarks en beleidsdialogen met ketenpartners?”
Voor wie vermoedt dat het ‘pragmatisme’ van onze bestuurders vooral betekent:
“Ik heb geen idee, maar het klinkt niet eng.”
Met gepaste politieke besluiteloosheid,
Peter Koopman
Redactie Ideologisch Verdwaald
“In een tijd waarin politici ‘pragmatisch’ willen besturen, is het tijd voor een ongemakkelijke vraag: pragmatisme als redelijkheid of als ideologische leegte? Lees waarom ‘doen wat werkt’ meestal betekent: ‘doen wat niemand durft te bevragen’.”
De erosie van politieke ideologie – pragmatisme als schijn-neutraliteit
Inleiding – De heilstaat van het gezonde verstand
Er was een tijd waarin politieke partijen zich nog met droge ogen ‘sociaal-democratisch’, ‘liberaal’, ‘christelijk’ of ‘groen’ noemden, zonder zich te verontschuldigen. Ideologie bood een wereldbeeld, een samenhangend narratief dat niet alleen richting gaf aan beleid, maar ook aan politieke identiteit. Vandaag de dag is dat besmet geraakt. Politici schermen liever met “doen wat werkt”, “kijken naar de feiten” en “pragmatisch beleid voeren”. Wat klinkt als redelijkheid en rationaliteit, maskeert vaak een ideologisch vacuüm. Pragmatisme is het nieuwe rookgordijn geworden waarmee men onwelgevallige keuzes depolitiseert.
Maar wat is pragmatisme dan eigenlijk in de politiek? Geen doel, geen koers, maar het voortdurend aanpassen aan de omstandigheden. Het is overleven zonder visie, het inkleuren zonder lijnen. En bovenal: het is een retorisch trucje om ideologische tegenstanders de mond te snoeren. Want wie kan er nu tegen “doen wat werkt” zijn?
De sterfbedideologie van de grote verhalen
De teloorgang van ideologie in de politiek is niet nieuw. Jean-François Lyotard signaleerde al in La condition postmoderne (1979) het einde van de grote verhalen. De grote ismen — socialisme, liberalisme, conservatisme — boden betekenis en richting, maar lieten zich steeds moeilijker verenigen met de fluïde realiteit van een complexe, globaliserende wereld. De val van de Muur, de implosie van het communisme, de opmars van het neoliberalisme en de technocratisering van beleid hebben geleid tot een ideologisch dieet, met enkel populisme en identiteitsdenken als restproduct.
De burger stemt allang niet meer op grond van overtuiging, maar uit wanhoop, woede of gewoonte. En de partijprogramma’s zijn inwisselbare boodschappenfolders geworden, waarin het ‘haalbare’ het ‘betekenisvolle’ verdrongen heeft. Ideologie is verworden tot cosmetica: een flinterdun laagje retoriek over een beleid dat gestuurd wordt door belangen, geldstromen en ‘evidence-based’ opportunisme.
Pragmatisme als strategische camouflagetechniek
Politici schermen graag met ‘pragmatisme’, alsof dat een neutrale, ideologieloze houding is. In werkelijkheid is het een bril waardoor men kijkt — en dus allesbehalve neutraal. Wat ‘werkt’, wordt bepaald door wie de meetlat vasthoudt. Kosten-batenanalyses, benchmarks en beleidsindicatoren lijken objectief, maar zijn ideologisch gekleurde meetinstrumenten, ingebed in neoliberale denkkaders waarin efficiëntie, economische groei en risicovermijding de boventoon voeren.
Het zogenaamde ‘evidence-based beleid’ is in praktijk vooral ‘evidence-selective beleid’. Of zoals filosoof Paul Feyerabend zou zeggen: “The appearance of rationality is often just a strategy of power.” Technocraten beroepen zich op cijfers, maar het zijn altijd cijfers die passen binnen de al gekozen kaders. Pragmatisme is dus zelden ideologieloos; het is eerder een ideologische vermomming. De vermomming van de status quo.
Van visie naar vacuüm – het falen van politieke moed
Wie in de huidige politiek een uitgesproken visie verkondigt, loopt het risico als ‘radicaal’ of ‘wereldvreemd’ te worden weggezet. Visie wordt als gevaarlijk gezien, als iets dat mensen verdeelt. Terwijl het juist de afwezigheid van visie is die tot cynisme leidt. In het vacuüm van inhoud neemt spektakel de plaats in van inhoud, media-aandacht de plaats van maatschappelijke analyse, en peilingen de plaats van beginselen.
De politieke middenpartijen zijn inmiddels ideologisch uitgewoond. Ze hebben zich losgezongen van hun wortels, en bewegen als inhoudsloze projectielpartijen in de richting van het grootste deel van de kiezersmarkt. Ze praten over ‘participatie’, ‘duurzaamheid’ en ‘veiligheid’, maar altijd zonder conflict, zonder kleur, zonder keuzes. Elke scherpe rand wordt afgeslepen in het ‘polderpragmatisme’ — een model dat, hoe Nederlands ook, inmiddels weinig meer oplevert dan besluiteloosheid verpakt als consensus.
De burger als consument van beleid
In een ideologieloos landschap verwordt de burger tot consument. Geen mede-eigenaar van het democratisch project, maar afnemer van politieke producten. De overheid levert ‘diensten’, meet ‘klanttevredenheid’ en spreekt van ‘beleidsdoelgroepen’. Zo verschuift de burgerrelatie van participatie naar passiviteit. Kiezers krijgen geen inhoud, maar slogans: ‘zeker zijn van goede zorg’, ‘werk maken van wonen’, ‘iedereen doet mee’. Maar hoe, waarom, met welk mensbeeld, op basis van welke maatschappelijke analyse? Dát blijft onbesproken. Het resultaat: een uitgehold politiek discours waarin niets meer op het spel lijkt te staan, behalve de zetelverdeling.
Pragmatisme als dekmantel voor beleidsluiheid
Een ander risico van het ‘pragmatische’ denken is beleidsluiheid: het afwijzen van moeilijke of moreel beladen keuzes onder het mom van ‘realiteitszin’. Men stelt geen grenzen meer, men laat ‘de markt zijn werk doen’, ‘de professional de ruimte’ of ‘de burger participeren’. Geen richting, geen leidmotief, enkel decentralisatie, deregulering en digitalisering.
Het tragische is dat deze zogenaamde ‘neutrale’ koers vaak een uiterst ideologische impact heeft: sociale ongelijkheid neemt toe, publieke voorzieningen verschralen, marktdenken dringt door in de zorg, het onderwijs en de woningbouw. Maar omdat deze verschuivingen niet worden gepresenteerd als ideologische keuzes, ontbreekt de politieke strijd erover. De burger stemt, maar heeft niets meer om voor of tegen te stemmen.
Gevolgen voor het politieke landschap
De erosie van ideologie maakt de politiek kwetsbaar voor populisme en radicalisering. In het vacuüm dat de oude zuilen hebben achtergelaten, komen stemmen op die wél een verhaal hebben — hoe simplistisch, reactionair of onrealistisch ook. Het zijn niet de inhoudsloze partijen die jongeren aanspreken, maar juist degenen die ‘ergens voor staan’, of dat nu klimaatmaximalisme, antivax-waanzin of immigratiestop is. Ideologische helderheid blijkt aantrekkelijker dan beleidspragmatisme. En terecht: wie geen koers vaart, wordt overgeleverd aan de wind.
Wat te doen? Herwaardering van ideologische moed
De oplossing ligt niet in terugkeer naar dogma’s of slogans uit vervlogen tijden. Wel in herwaardering van ideologische moed. Politiek moet weer durven kleuren, durven kiezen, en bovenal durven falen. Zonder conflict geen politiek. Zonder waarden geen beleid. Zonder visie geen vertrouwen.
Ideologie is geen obstakel, maar een noodzakelijke voorwaarde voor een volwassen democratie. Het stelt vragen centraal die de spreadsheetlogica negeert: Wat voor samenleving willen we zijn? Welke mensvisie hanteren we? Wat is rechtvaardig, niet enkel efficiënt?
Zonder zulke vragen verandert politiek in bestuurlijke slaapwandelarij. En dat, laten we eerlijk zijn, is precies wat het is geworden.
Tot slot – De tirannie van het redelijke midden
De zelfgenoegzaamheid van het redelijke midden is het grootste gevaar voor de democratie. Niet de extremen, niet de complotdenkers, maar de slappe technocraten die zichzelf ‘pragmatisch’ noemen terwijl ze het land stilletjes ontmantelen. Zij houden het systeem draaiende terwijl het leegloopt. Zij zijn de beheerders van het morele failliet van de politiek.
Pragmatisme is geen redding, maar symptoom. En zolang we dat niet benoemen, blijft ideologie een schim uit het verleden — terwijl het precies datgene is wat ons naar de toekomst kan leiden.