De Deugd als Dekmantel: Hoe de Maakbaarheidsgedachte de Stam Ontkent en de Samaritaan de Wereld Redt

De Deugd als Dekmantel: Hoe de Maakbaarheidsgedachte de Stam Ontkent en de Samaritaan de Wereld Redt

Redden we de wereld, of graven we ons eigen graf met een glimlach?

Beste lezer,

We hebben het vaker gedaan: Rome viel terwijl het zijn deuren wijd openzette, Spanje predikte de wereld maar vergat thuis zijn brood te bakken, en de Britten sjouwden hun “beschaving” de wereld rond totdat ze hun eigen eiland leegliepen.

Vandaag doen we het opnieuw. Het Westen offert zijn stam op om de wereld te redden — en noemt dat vooruitgang. In mijn nieuwe essay laat ik zien hoe deze paradox door de eeuwen heen telkens weer terugkomt: van Pax Romana tot “Make love not war”, de moraal blijft universeel, maar de rekening wordt altijd lokaal betaald.

Een waarschuwing vooraf: dit essay is niet geschreven voor tere zielen die nog geloven dat morele vooruitgang gratis is. Het is eerder een uitnodiging om even in de spiegel te kijken – de spiegel die weigert terug te glimlachen.

Lees het stuk, lach erom, of erger je eraan. Maar wat je ook doet: geloof me, de Samaritaan in jezelf zal zich na afloop ongemakkelijk voelen.

Met cynische groet,
Peter Koopman

De Glimlach van de Hypocrisie en de Onverbiddelijke Logica van de Stam

Inleiding: de glimlach van hypocrisie

De westerse mens, bewapend met idealen en een schuldgevoel dat zo groot is dat het enkel met massale ontwikkelingshulp en moreel exhibitionisme gesust kan worden, loopt tegenwoordig rond als de morele Messias van de mensheid. Hij is de Samaritaan van de VN, de redder van de wereld, de sponsor van de hulporganisatie.

Wat hij daarbij niet doorheeft, is dat hij niet zozeer rationeel handelt, maar religieus. De moraal van het Westen is geen logische strategie, maar een geloof – een seculiere voortzetting van christelijke universaliteit, compleet met dogma’s, rituelen en ketters. En zoals alle religies kent ook deze een offer: het eigen nageslacht, de eigen stam.

Een nobel sprookje, ware het niet dat de prijs voor deze illusie betaald wordt door zijn eigen kinderen, die geen woning meer kunnen vinden in hun eigen straat. De ironie is bijna te mooi: het Westen prijst zichzelf om zijn altruïsme en universaliteit, terwijl de biologische logica waarop het bestaan van zijn beschaving is gebouwd, langzaam afbrokkelt.

De vraag die zich opdringt, is dan ook oncomfortabel eenvoudig: is deze universele deugd werkelijk een teken van vooruitgang, of slechts een religieuze dekmantel die ons blind maakt voor de meest basale wetten van evolutie en overleving?

De stam als evolutionaire basis

Het begrip stam verwijst naar de groep van circa 150 mensen waarmee je een betekenisvolle relatie kunt onderhouden. Dit is geen sociologische gok, maar een harde cognitieve grens, bekend als Dunbar’s Number. Robin Dunbar liet zien dat onze hersencapaciteit eenvoudigweg niet toereikend is om intieme banden met honderden of duizenden mensen te onderhouden.

De eerste menselijke groepen waren nog kleiner: rond de 15 individuen, jagers en verzamelaars die samen trokken, aten, liefhadden en stierven. Pas met de ontwikkeling van taal en complexere samenwerking – pakweg 100.000 jaar geleden – konden de sociale structuren groeien. Daarmee ontstond een kip-ei-vraagstuk: maakte het grotere brein grotere groepen mogelijk, of maakten grotere groepen een groter brein noodzakelijk?

Opmerkelijk genoeg is ons hersenvolume in de laatste 20.000 jaar juist afgenomen. De reden is pragmatisch: het brein is een energieslurper. Waarom alles zelf onthouden of kunnen, als je kennis kunt verdelen binnen de stam? Evolutionair voordeel betekende niet slimmer worden in isolatie, maar efficiënter functioneren in collectiviteit.

Binnen deze context is altruïsme geen hogere moraal, maar een slimme investering: je helpt je stamgenoot omdat diens overleving indirect jouw overlevingskansen verhoogt. De beroemde theorie van wederkerig altruïsme (Trivers) stelt dat geven altijd gepaard gaat met de verwachting van terugkrijgen – misschien niet direct, maar zeker binnen de tijdshorizon van de stam.

Of zoals Hamilton het wiskundig verwoordde in zijn inclusieve fitness-theorie: altruïsme loont als rB > C. Met andere woorden: je bent bereid een kostbare handeling te verrichten zolang de baten voor jouw genetische verwanten, vermenigvuldigd met hun verwantschapsfactor, groter zijn dan jouw kosten. Moraal is dus geen goddelijke ingeving, maar genetische boekhouding.

De ongemakkelijke waarheid: voortplanting boven deugd

Wie denkt dat de moderne mens zich boven deze biologische logica heeft verheven, vergist zich. Evolutie kent geen idealen. Elk organisme is gericht op groei en voortplanting, niet op deugd of universele liefde.

Stalin, doorgaans niet de eerste naam in een biologisch college, begreep dit onbedoeld goed toen hij zei: “Quantity has a quality all its own.” Geschiedenis bevestigt hem: het zijn niet altijd de sterksten of slimsten die overleven, maar de talrijksten. Het schaap floreert, de sabeltandtijger ligt als fossiel in een museum.

De mens hanteert daarbij grofweg twee reproductiestrategieën:

  • r-strategie: veel nakomelingen, weinig investering. Functioneel in omgevingen vol onzekerheid en sterfte.
  • K-strategie: weinig nakomelingen, maar intensieve zorg en investering per kind. Functioneel in stabiele, welvarende contexten.

In delen van de wereld waar schaarste en instabiliteit overheersen, domineert de r-strategie. In het welvarende Westen zien we de K-strategie, met als bijeffect krimp en vergrijzing.

De ironie: wanneer migratiestromen uit r-gebieden naar K-gebieden komen, ontstaat een biologische kortsluiting. De nieuwkomers blijven hun reproductieve strategie volgen, nu versterkt door de superieure medische zorg en economische zekerheid van het gastland. Het resultaat is evolutionaire spanning: de ontvangende stam raakt gedemoraliseerd en gedemografeerd.

En zo komen we bij de Samaritaanse paradox: de morele deugd van de Westerling – migratie, ontwikkelingshulp, universele zorg – ondermijnt precies datgene wat zijn stam in stand houdt.

De universele moraal als moreel trapezewerk

Waar komt deze drang tot universele moraal vandaan? Religie speelde hier een cruciale rol. Het christendom leerde dat iedereen je naaste is, inclusief je vijand. De Verlichting en later de mensenrechten gaven hier seculiere vormen aan. Het Westen raakte overtuigd dat universeel altruïsme een bewijs van beschaving is.

Maar feitelijk is het moreel trapezewerk: kunstige luchtacrobatiek zonder vangnet. Het morele gebaar is niet bedoeld voor de ontvanger, maar voor het publiek. Zoals Goffman al schreef: “The Presentation of Self” draait om reputatie en performativiteit. De moderne deugdmens etaleert zichzelf, niet zijn altruïsme.

Daarom klinkt het:

  • Help de wereld, maar laat je eigen straat leeglopen.
  • Red de vreemdeling, maar vergeet de buurman.
  • Investeer in globaliteit, maar negeer continuïteit.

Het is niet altruïsme, maar moraal als toneelstuk – een performance die beter past in een theater dan in de straat.

Welvaart als narcose voor de stam

Hoe is dit mogelijk geworden? Simpel: overschot. Alleen een samenleving met structurele welvaart kan zich permitteren te doen alsof altruïsme grenzeloos is. Als de taart groot genoeg lijkt, kun je uitdelen alsof het gratis is.

Maar zodra de welvaart stokt – woningcrisis, zorgtekorten, energiearmoede – blijkt hoe dun die laag van universeel altruïsme is. Robert Kurzban liet zien dat ons brein in categorieën denkt: wij versus zij. Moraal is dus een luxeproduct, afhankelijk van overvloed. Krimpt de overvloed, dan komt de stamlogica onmiddellijk terug.

Geschiedenis als spiegel

Het Westen is niet de eerste beschaving die zijn stam vergat in ruil voor universele dromen. Voorbeelden stapelen zich op:

  • Romeinse Rijk: Pax Romana, kosmopolitisch burgerschap, tot de barbaren de façade doorbraken.
  • Spaanse Gouden Eeuw: missionarissen wereldwijd, maar thuis bankroet.
  • Britse Rijk: civilisatie rond de wereld, maar het eigen eiland uitgeput.
  • Weimarrepubliek: pacifisme en universaliteit zonder stamlogica, met chaos en catastrofe als gevolg.
  • Jaren ’60-’70: Flower Power, universele broederschap – maar ook lage geboortecijfers, vergrijzing en een demografische tijdbom.

Geschiedenis laat steeds hetzelfde zien: wie zijn stam opgeeft voor de wereld, ontdekt dat de wereld hem met lege handen achterlaat.

Decadentie van binnenuit – de religie van de moraal

Toch is het te gemakkelijk om de schuld te leggen bij de “barbaren aan de poorten”. Zij zijn niet de hoofdrolspelers, maar de figuranten die het laatste zetje geven. Het echte verval komt van binnenuit.

De analyse van Edward Gibbon over de val van Rome blijft ijzersterk: niet de kracht van de Germanen deed het rijk vallen, maar de decadentie, arrogantie en inertie van de Romeinen zelf. Hun macht en rijkdom maakten hen lui; hun morele zelfbeeld maakte hen blind. 

En waar geloof ooit cement was voor het rijk, werd religieuze moraal een oplosmiddel: een doctrine die niet langer discipline eiste, maar passiviteit predikte.

Hetzelfde zien we vandaag. De westerse mores is religieus van aard, al noemt men haar seculier of verlicht. De universalistische moraal is een nieuwe religie – compleet met dogma’s, rituelen, ketters en verlossingsbeloften:

  • Dogma’s: iedereen is je naaste, migratie is een zegen, gelijkheid is heilig.
  • Rituelen: ontwikkelingshulp, klimaatsubsidies, inclusietrainingen.
  • Ketters: populisten, critici, wetenschappers die wijzen op biologische realiteiten.
  • Verlossing: de wereld redden, CO₂-neutraliteit, universele broederschap.

Deze religie heeft één doelwit: de eigen stam. Waar het christendom al een lange traditie kende van liefde voor de vijand, tilt de hedendaagse moraal dit naar het absurde. Het Westen offert zijn eigen nageslacht op het altaar van morele zuiverheid.

De ironie is dat deze religie pas kan bestaan dankzij overvloed en macht. Zodra die overvloed slinkt, wordt de hypocrisie pijnlijk zichtbaar. Net als in Rome zullen de barbaren niet de oorzaak zijn van de val, maar slechts het bewijsstuk dat de beschaving van binnenuit al dood was.

Tegenargumenten en nuances

Er zijn uiteraard tegenstemmen. Sommigen betogen dat universeel altruïsme juist stabiliteit oplevert: internationale handel, samenwerking, geopolitieke rust. En dat klopt deels – zolang overvloed blijft bestaan. Maar in de praktijk voelt deze “stabiliteit” in de internationale arena vaak als instabiliteit op straat.

Bovendien is de universaliteit selectief. Europa laat zien hoe morele hoogstandjes in Brussel samengaan met prikkeldraad aan de buitengrenzen. Universeel, zolang het niet te duur is.

De paradox van vooruitgang

Het Westen houdt zichzelf voor dat de overstap van stamlogica naar universele moraal een bewijs is van beschaving. In werkelijkheid is het een paradox: hoe meer we de stam ontkennen, hoe afhankelijker we worden van de illusie van universaliteit.

Het gevolg: demografische erosie, culturele fragmentatie, politieke polarisatie. Taleb zou zeggen: een systeem dat zijn antifragiliteit verliest en dus op instorten staat.

Slot: de glimlach die bevriest

De westerse deugdenstaat is een huis gebouwd op zand. De Samaritaan mag applaus oogsten, de stam betaalt de rekening. Het systeem verkoopt zichzelf als vooruitgang, maar in feite is het een morele euthanasie: sterven met een glimlach, omdat men weigerde de stam te beschermen.

De natuur is geduldig maar streng. Zij beloont stam, nageslacht en continuïteit – en straft wie zijn energie verspilt aan altruïsme zonder genetisch rendement.

De vraag is dus niet of de hypocrisie van de deugd gecorrigeerd zal worden, maar wanneer.

De paradox van zelfbevlekking en lafheid

De ironische kern van deze post-religieuze moraal is dat zij niet geboren wordt uit moed, maar uit een paradoxale combinatie van zelfbevlekking en hypocriete lafheid. Deugden zijn geen oprechte offers meer, maar publieke masturbatie: een performance waarmee men zichzelf bewijst hoe moreel men is. En tegelijk is het een laffe vlucht: wegkijken van de harde biologische realiteit, vluchten in grootse woorden terwijl men de kleine, concrete verantwoordelijkheid voor de eigen stam ontloopt.

Het Westen heeft daarmee een religie geconstrueerd die zichzelf aanbidt, maar zichzelf ook ten grave draagt. Het applaus dat men zoekt, is in feite het ruisen van de eigen ondergang.


Literatuurlijst (selectie)

  • Dunbar, R. (1992). Neocortex size as a constraint on group size in primates. Journal of Human Evolution.
  • Hamilton, W. D. (1964). The genetical evolution of social behaviour I & II. Journal of Theoretical Biology.
  • Trivers, R. (1971). The evolution of reciprocal altruism. Quarterly Review of Biology.
  • Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford University Press.
  • Schopenhauer, A. (1818/1969). Die Welt als Wille und Vorstellung.
  • Goffman, E. (1959). The Presentation of Self in Everyday Life. Doubleday.
  • Kurzban, R. (2011). Why Everyone (Else) Is a Hypocrite. Princeton University Press.
  • Sapolsky, R. M. (2017). Behave. Penguin.
  • Taleb, N. N. (2012). Antifragile. Random House.
  • Murray, D. (2017). The Strange Death of Europe. Bloomsbury.
  • Betts, A. & Collier, P. (2017). Refuge. Penguin.
  • Wilson, E. O. (2012). The Social Conquest of Earth. Liveright.

Ook interessant voor jou!