Leven, omdat het nu eenmaal zo uitkomt? Camus, gewoonte en de biologische dwaasheid van bestaan
Beste lezer,
Albert Camus liet Sisyphus zijn steen omhoogduwen. Dag in, dag uit. Tot zover niets nieuws. Maar waarom bleef hij dat eigenlijk doen? Omdat hij hoopte op een beloning? Of – zoals Camus suggereert – gewoon omdat hij eraan gewend was? Omdat stoppen met leven óók weer zo wat is?
In mijn nieuwste essay neem ik Camus’ beroemde vraag onder de loep: “Is het leven de moeite waard?” Niet als romantisch mijmermoment, maar als biologisch, evolutionair en existentiëel vraagstuk. Want is het niet wat merkwaardig dat een organisme dat primair gebouwd is op overleven en voortplanting, zich überhaupt afvraagt of het leven “zin” heeft?
Ik probeer Camus serieus te nemen – en tegelijk met hem af te rekenen. Omdat het mag. Omdat het moet. En omdat ook filosofen niet vrij zijn van de absurde conditionering waaraan zij denken te ontsnappen.
Laat je meevoeren in een wereld waarin vrijheid een illusie is, voortplanting de ware god is en gewoonte de ketting waaraan we onszelf vastgeslagen houden – met een glimlach, uiteraard.
Met existentiële groet,
Peter Koopman
Camus had geen kinderen – en dat verklaart veel
Een evolutionair-realistische dissectie van het absurde denken
1. Inleiding
Albert Camus stelde in De mythe van Sisyphus dat er maar één werkelijk filosofisch probleem is: de zelfmoord. Oftewel: is het leven de moeite waard om geleefd te worden? Het klinkt als een diepe, existentieel doordachte vraag. Maar bij nader inzien blijkt de vraag zelf besmet met verborgen aannames: dat het leven beoordeeld kan worden, dat er een norm bestaat waaraan het leven moet voldoen, en dat er zoiets als keuzevrijheid bestaat los van biologie en drift.
Deze kritische dissectie stelt: Camus stelt de verkeerde vraag, omdat hij – bewust of onbewust – voorbijgaat aan de biologische realiteit van het menselijk bestaan. En zijn kinderloosheid is niet slechts een biografisch detail, maar misschien wel de sleutel tot zijn denkfout.
2. Camus en de logica van het absurde
Camus beschrijft het absurde als de confrontatie tussen de menselijke hang naar betekenis en het zwijgen van het universum. Zodra we beseffen dat er geen hoger doel is, ontstaat de existentiële schok. Wat nu? Volgens Camus zijn er drie opties:
- Zelfmoord
- Vlucht in religie (leugen)
- Acceptatie en rebellie: de absurde held (zoals Sisyphus)
Het leven uit gewoonte is volgens hem een vorm van onbewust bestaan, een leven vóór het bewustzijn van het absurde. Maar hier wringt iets: wie leeft echt “uit gewoonte”, en is dat werkelijk een filosofische kwestie — of simpelweg het gevolg van evolutionaire energiebesparing?
3. Evalueren zonder maatstaf
De vraag of het leven “de moeite waard” is, impliceert een meetlat. Maar:
- Wat is ‘moeite’? Fysiek? Psychisch? Sociaal?
- Wat is ‘waard’? Geld? Geluk? Genetische verspreiding?
Camus weigert religieuze of transcendente maatstaven, maar laat een impliciete waardeschaal bestaan. Daarmee ondermijnt hij zijn eigen absurde stelling: je kunt iets niet beoordelen zonder norm, en je kunt geen norm formuleren in een universum zonder betekenis.
4. Het probleem van vergelijking
Zelfs als er een maatstaf zou bestaan, blijft er een fundamenteel probleem: je kunt het leven nergens mee vergelijken.
- Je hebt maar één leven: geen nulmeting, geen alternatieve route
- Je staat altijd aan het begin, of middenin: je weet niet hoe het eindigt
- Er is geen extern perspectief om het geheel te overzien
Elke uitspraak over de waarde van het leven is dus methodologisch ondeugdelijk. Het is alsof je een filmrecensie schrijft halverwege een willekeurige scene, zonder te weten welk genre het is, wie de regisseur is, of of je in de bioscoop zit of in een droom.
5. De blinde drijfveren van het organisme
Waar Camus het absurde beschrijft als bewustzijnsprobleem, zien biologisch georiënteerde denkers zoals Robert Sapolsky, Richard Dawkins en Daniel Dennett het bestaan primair als een voortplantingsprogramma. Het organisme wilniet leven, het is leven.
Overleven en voortplanten zijn geen keuzen, maar drijvende krachten. Je ademt niet omdat je hebt gekozen om te ademen. Je leeft omdat leven zichzelf voortduwt. Alles wat daarna komt — inclusief filosofie — is luxeproduct.
“De vraag naar de zin van het leven wordt pas gesteld als er voldoende voedsel, veiligheid en verveling is.”
6. Camus had geen kinderen – en dat verklaart veel
Camus’ kinderloosheid is misschien geen toeval. Wie geen nageslacht heeft, leeft in zekere zin alleen voor zichzelf. En dat is een vruchtbare bodem voor existentiële twijfel. Een ouder die ’s nachts een koortsige baby sust, vraagt zich zelden af of het leven de moeite waard is — die doet.
Het absurde raakt minder diep bij wie fysiek en emotioneel ingebed is in biologische continuïteit. Kinderen dwingen je tot dagelijkse betekenis, hoe banaal ook. Camus kon zich permitteren om Sisyphus te bewonderen. De jonge ouder bewondert vooral iemand die vijf uur achtereen heeft geslapen.
7. De mythe van keuzevrijheid
Camus stelt dat de mens, geconfronteerd met het absurde, vrij is. Maar die vrijheid is grotendeels illusoir. Neurowetenschappelijke inzichten (zoals van Benjamin Libet of Sam Harris) suggereren dat vrije wil grotendeels post-rationele reconstructie is.
De gewoonte die Camus als existentiële lafheid typeert, is misschien niets anders dan neurobiologische zuinigheid: patronen zijn efficiënter dan reflectie. Keuzevrijheid is zelden vrij, en meestal niet bewust.
8. Het bewustzijn als vloek
Camus’ held is een bewust wezen dat zijn lot kent maar toch doorgaat. Maar ook dat bewustzijn is een evolutionair bijproduct — een noodzakelijk kwaad van een te grote prefrontale cortex. Zoals Damasio stelt: “We are feeling machines that think.”
Bewustzijn maakt het mogelijk onszelf vragen te stellen die we niet kunnen beantwoorden. Het is de aap die zichzelf in de spiegel herkent en vervolgens depressief wordt.
9. Conclusie: het leven is geen vraag
Camus had gelijk: het universum is absurd. Maar hij had ongelijk door te doen alsof de mens daar op basis van vrije keuze iets wezenlijks tegenover kan stellen. Het leven is niet de moeite waard of niet — het is, en het duwt zichzelf voort.
Misschien is de ultieme ironie van het absurde wel dit: dat we alleen maar vragen naar de zin van het leven als we niet druk genoeg bezig zijn met het leven zelf.
En dat Camus geen kinderen had? Het verklaart niet alles. Maar het verklaart veel.
Bronnen en suggesties voor verdieping:
- Camus, A. (1942). Le Mythe de Sisyphe
- Sapolsky, R. (2017). Behave
- Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene
- Damasio, A. (1999). The Feeling of What Happens
- Harris, S. (2012). Free Will
- Barrett, L.F. (2017). How Emotions Are Made
- Becker, E. (1973). The Denial of Death