Gelijkheid — het mooiste sprookje dat de mens zichzelf ooit vertelde
Beste Lezer,
We hebben het onszelf zo vaak verteld dat we het zijn gaan geloven: alle mensen zijn gelijkwaardig.
Een prachtig idee — zolang je het niet toetst aan de werkelijkheid.
Want de natuur heeft geen interesse in gelijkheid. Alleen in voortplanting en efficiëntie.
In mijn nieuwste essay, “De Wensmoeder en de Evolutie”, neem ik die hardnekkige mythe onder de loep.
Over wensmoeders die dromen van rechtvaardigheid en werpmoeders die gewoon doen wat de biologie voorschrijft.
Over taal als bedrog, mensenrechten als moreel speelgoed, en de evolutie die er meewarig naar kijkt.
Het leest als een kleine reality check voor wie nog gelooft dat de wereld eerlijk is —
met een glimlach, maar zonder anesthesie.
Met evolutionaire groet (en een knipoog),
Peter Koopman
De Wensmoeder en de Evolutie
Over de mythe van gelijkwaardigheid
De mens is, laten we eerlijk zijn, niet het meesterwerk van de schepping, maar een bijproduct van een reeks toevalligheden die evolutie heet. Een bijwerking, een biologisch neveneffect — ergens tussen slijm, ontlasting en ambitie.
Geboren uit drift en doodsangst, kruipt de homo sapiens uit de modder van zijn oersoep en probeert met trillende handjes orde te scheppen in chaos.
Dat doet hij met taal: een systeem waarmee klanken betekenis krijgen, en betekenis macht.
De mens spreekt zichzelf in bestaan — letterlijk. Zonder taal geen ‘ik’, zonder ‘ik’ geen schuldgevoel, zonder schuldgevoel geen religie, zonder religie geen moraal, en zonder moraal geen samenleving die zichzelf fatsoenlijk kan haten.
De geboorte van het wensdenken
Er zijn twee soorten moeders in deze wereld: de werpmoeder (die arbeid levert) en de wensmoeder (die droomt).
De eerste baart kinderen, de tweede ideeën.
De ene zweet, de ander schrijft manifesten over ‘gelijke kansen’ en ‘gelijkwaardigheid’.
De wensmoeder is de hoeder van illusies — zij wil dat de wereld eerlijk is, dat het rechtvaardig toegaat, dat mensen niet lijden.
Een nobel streven, dat vooral in stand wordt gehouden door degenen die niet hoeven te vechten voor hun voortbestaan.
In de natuur bestaat geen gelijkwaardigheid. Een leeuw eet geen gazelle uit kwaadaardigheid, maar uit noodzaak.
De mens daarentegen eet zijn soortgenoten symbolisch op, met wetten, rechten en ideologieën, en noemt dat beschaving.
Wat in de savanne de natuurlijke selectie was, is in de moderne samenleving vervangen door morele selectie.
Niet de sterkste overleeft, maar degene met het meest geloofwaardige slachtofferschap.
De mythe van gelijkheid
Het idee van gelijkwaardigheid is een culturele uitvinding, een moreel marketingconcept dat pas ontstond toen de mens genoeg voedsel had om te filosoferen over rechtvaardigheid.
Zoals David Graeber (Debt: The First 5000 Years, 2011) liet zien, zijn begrippen als ‘waarde’ en ‘gelijkheid’ geen natuurwetten, maar sociale afspraken — economische ficties die macht moeten legitimeren.
Ze zijn, net als geld, gebaseerd op vertrouwen. Of beter gezegd: op collectieve zelfhypnose.
We spreken af dat iets gelijkwaardig is, terwijl we diep vanbinnen weten dat het niet zo is.
De mens gelooft liever in recht dan in realiteit.
En toch blijft die illusie nuttig: het dempt de chaos.
Taal, moraal, mensenrechten — ze vormen de pleisters op het litteken van de evolutie, het besef dat we fundamenteel ongelijk zijn, biologisch, genetisch, cognitief.
We zijn niet gelijker dan chimpansees in een boom.
Alleen onze woorden zijn eleganter.
De strategie van voortplanting
Ook in voortplanting ligt de waarheid bloot: sommige organismen planten zich veel voort met weinig energie (denk aan vissen), anderen weinig met veel energie (zoals mensen).
Beide strategieën draaien om hetzelfde: overleven van genen.
De ene gokt op kwantiteit, de andere op kwaliteit — maar niemand spreekt van gelijkwaardigheid tussen zaadcel en eicel.
De natuur kent geen mensenrechten. Ze kent enkel rendement.
De mens probeert dat te verhullen met ethiek, dat wonderlijke zelfbedrog waarmee hij zijn dierlijke aard poetst tot glans.
Maar onder de laag van beschaving ligt nog steeds de reptielenlogica van bezit, dominantie en voortplanting.
De wensmoeder kan dromen van rechtvaardigheid, maar de werpmoeder weet dat de wereld draait op selectiedruk.
De illusie van waarde
Waarde is geen objectieve eigenschap, maar een projectie.
Wat wij waardevol noemen, is wat onze overlevingsstrategie ondersteunt.
Een econoom noemt dat “kapitaal”, een romanticus “liefde”, een bioloog “fitness”.
In alle gevallen is het een subjectieve maatstaf, ontstaan uit angst en behoefte.
Het zelf — dat fragiele verhaal dat we over onszelf vertellen — bestaat bij de gratie van waardetoekenning.
Wie ophoudt te waarderen, houdt op te bestaan.
Gelijkheid is dus niet alleen een leugen, maar een noodzakelijke leugen.
Een collectieve fantasie waarmee we voorkomen dat de samenleving in zijn eigen evolutionaire waarheid implodeert.
Epiloog
De wensmoeder droomt van harmonie, maar de natuur lacht haar uit.
Want zolang er competitie is om middelen, liefde, status of genen, is er ongelijkheid.
Het enige dat de mens werkelijk gelijk maakt, is zijn sterfelijkheid.
Daarin is de evolutie genadeloos eerlijk.
Of, om het cynisch samen te vatten:
We zijn allemaal gelijk — tot er wat te verdelen valt.
Verwijzingen en literatuur
- Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford University Press.
- Graeber, D. (2011). Debt: The First 5000 Years. Melville House.
- Nietzsche, F. (1887). Zur Genealogie der Moral.
- Dennett, D. (1991). Consciousness Explained. Little, Brown.
- de Waal, F. (2009). The Age of Empathy. Crown.
- Harari, Y.N. (2015). Homo Deus: A Brief History of Tomorrow. Harper.
- Sapolsky, R.M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. Penguin Press.
- Trivers, R. (1972). Parental Investment and Sexual Selection. In Sexual Selection and the Descent of Man (ed. Campbell).
