De Illusie van Gemeenschap – of hoe we samen alleen zijn geworden
Beste lezer,
We hebben het druk met verbinden.
We delen, liken, taggen, reflecteren — en noemen dat gemeenschap.
Maar wat als die verbondenheid niet meer is dan een perfect geregisseerde illusie?
In mijn nieuwe essay De Illusie van Gemeenschap onderzoek ik hoe de mens, verdwaald tussen dopamine en hashtags, zijn stam heeft ingeruild voor een zwerm.
Hoe moraal een performance werd, empathie een product, en identiteit een merk.
We lijken meer verbonden dan ooit, maar raken elkaar niet meer aan.
Het is een evolutionair-filosofische dissectie van het moderne sociale toneel — van Durkheim tot Han, van Nietzsche tot de algoritmen.
Een spiegel waarin we allemaal glimlachen, maar niemand meer echt te zien is.
Lees het gerust.
Niet om gelijk te krijgen, maar om te herkennen hoe diep we al in de etalage zijn gaan wonen.
Hartelijke groet,
Peter Koopman
De Illusie Van Gemeenschap
Over performatieve moraal en de digitale menigte
Peter Koopman – Een evolutionair-filosofische dissectie van de moderne mens
I. Proloog – Het toneel van de verbonden eenzaamheid
Er is een vreemd soort stilte in de digitale drukte. Een constante ruis van meningen, filters, hashtags en morele opwinding — alsof de hele mensheid in een gigantische markthal staat te schreeuwen over deugd, empathie en “verbinding”, terwijl iedereen oortjes in heeft. Ik zit er middenin, als toeschouwer én deelnemer, en betrap mezelf erop dat ik me tegelijk betrokken en vervreemd voel.
Het is alsof de mens van de 21e eeuw zijn stam heeft verloren, en in paniek een nieuwe heeft uitgevonden – één van pixels, profielen en performatieve zinnen. “We zijn één,” zegt men, maar ondertussen staat iedereen met het mobieltje in de aanslag om zijn eigen applaus te filmen.
De gemeenschap is niet verdwenen. Ze is geëxporteerd naar het scherm – gesimuleerd, zou Baudrillard zeggen1. We spelen gemeenschap, zoals acteurs die vergeten dat ze op een podium staan. Wat overblijft is een vorm van morele cosplay: ethiek als performance, empathie als content, identiteit als decor.
II. Het verdwijnen van de gemeenschap
De socioloog Émile Durkheim schreef in 1897 dat de moderne mens aan anomie lijdt — normloosheid, ontstaan door het verlies van sociale samenhang2. Wat toen nog een waarneming was, is nu een diagnose met pandemische proporties.
We leven in een wereld die collectief is ingericht, maar individueel wordt beleefd. Het lijkt alsof we alles delen, maar niemand werkelijk ontmoeten. De ‘gemeenschap’ is vervangen door een netwerk, en het netwerk door een algoritme dat bepaalt wie we ontmoeten, welke ideeën we mogen zien, en wie onze aandacht waard is.
Byung-Chul Han noemt dit het transparantie-regime: een wereld waarin alles zichtbaar, deelbaar en controleerbaar moet zijn3. De moderne mens maakt niet langer contact, maar stelt zichzelf tentoon — in een eindeloze ruil van beelden, waar intimiteit wordt verward met zichtbaarheid.
De ironie is dat we met elke gedeelde selfie de illusie van gemeenschap versterken, terwijl we feitelijk onze isolatie coderen. We laten onze eenzaamheid indexeren door likes, onze waarde door volgers, onze moraal door hashtags.
De digitale menigte is geen gemeenschap, maar een zwerm. Geen samenkomst van geesten, maar een driftig trillen van neuronen in de cloud. Han noemt het een zwermintelligentie zonder ziel: een collectief dat beweegt, maar niet nadenkt. Een gemeenschap zonder geheugen.
III. De morele performance
Er is een nieuw type mens ontstaan: de performatieve moralist. Hij lijkt op Nietzsche’s laatste mens – veilig, comfortabel, bang voor conflict, maar zedelijk hyperactief.
Zijn wapen is het morele oordeel, zijn podium is het scherm.
Waar de klassieke moraal ooit voortkwam uit religieuze dogma’s of gemeenschappelijke waarden, ontstaat de hedendaagse moraal uit sociale strategie. De mens zegt niet wat hij denkt, maar wat zijn omgeving beloont. Moraal als valuta in een reputatie-economie.
Baudrillard had het voorspeld: wanneer waarheid wordt ingeruild voor representatie, wordt ook goedheid een teken zonder inhoud4. We spelen goedheid, maar geloven er niet meer in.
Byung-Chul Han noemt dit de uitputtingsmoraal: we moeten voortdurend bewijzen dat we empathisch, inclusief en bewust zijn, omdat morele onverschilligheid sociaal dodelijk is. De mens is niet meer intrinsiek moreel — hij lijkt moreel.
Het is een digitale variant van wat Goffman ooit de presentation of self noemde5: de mens als acteur, zijn identiteit als rol, zijn publiek als morele jury. Alleen is het theater grenzeloos geworden. Iedereen speelt voor iedereen.
IV. De illusie van verbinding
Er zijn momenten waarop ik mezelf betrap op dezelfde misleiding. Ik schrijf, post, reflecteer, en zie de reacties binnenstromen. Het brein registreert ze als beloning. Dopamine fluistert: “Je hoort erbij.”
Maar er is geen echte aanraking, geen blik, geen geur. Alleen data.
De mens is geëvolueerd als sociaal dier, afhankelijk van fysieke nabijheid, micro-expressies, stemintonatie. Het zenuwstelsel herkent warmte, niet pixels. Wat we “connectie” noemen, is neurologisch een placebo.
In evolutionaire termen is de digitale gemeenschap een parasitaire niche: ze voedt zich met onze behoefte aan erkenning, maar vervangt de biochemische bevestiging door symbolische tokens. Een “like” is een evolutionaire schim van een aanraking.
En omdat we sociale wezens zijn, blijven we jagen op die schimmen. Han noemt het de infocratie van de aandacht: wie zichtbaar is, bestaat. Wie offline is, verdwijnt.
De paradox is compleet: hoe meer we verbonden lijken, hoe dieper de kloof wordt.
V. Van gemeenschap naar kudde
Nietzsche’s waarschuwing voor de “kuddegeest” is actueler dan ooit6. De mens wil vrij zijn, maar verdraagt het niet om alleen te denken. In de digitale arena is afwijking geen moed, maar zelfmoord.
Het individu dat werkelijk zelfstandig denkt, wordt al snel weggezet als “problematisch”, “toxisch” of “controversieel”. Dat zijn de moderne vormen van ketterij.
Baudrillard zou zeggen: het systeem tolereert alleen verschil dat consumeerbaar is. Rebellie mag, zolang het goed verkoopt. De algoritmen houden van controverse, maar alleen binnen veilige marges.
De mens heeft zich bevrijd van de godsdienst, maar niet van de behoefte aan geloof. De moraal is geseculariseerd, maar niet verdwenen. Ze is gewoon geherprogrammeerd tot identiteitspolitiek en digitale deugd.
VI. De economie van aandacht en schuld
Aandacht is de nieuwe grondstof, schuld het nieuwe bindmiddel.
Waar religie ooit de ziel controleerde via schuldgevoel, doet het algoritme dat nu via notificaties.
Byung-Chul Han spreekt van psychopolitiek: de macht die niet onderdrukt, maar verleidt7. De moderne macht fluistert: “deel meer, zeg meer, wees zichtbaar.” We gehoorzamen niet uit angst, maar uit hunkering naar erkenning.
De gemeenschap is vervangen door een morele economie. De prijs van sociale acceptatie is voortdurende transparantie.
We hebben onze privacy niet verloren — we hebben haar verkocht.
De digitale moraal is een marktsysteem waarin empathie wordt verhandeld als valuta: wie zijn verontwaardiging beter weet te verpakken, stijgt in morele status. Virtue signaling is de nieuwe aristocratie.
VII. De zelfuitputting van de morele mens
In zijn boek De Uitzetting van het Andere beschrijft Han de hedendaagse mens als een “vermoeid subject” — niet langer uitgebuit door anderen, maar door zichzelf8.
De mens is zijn eigen uitbuiter geworden, zijn eigen morele cipier.
We posten, reflecteren, verantwoorden, corrigeren, en herhalen. De permanente publieke zichtbaarheid maakt introspectie onmogelijk. De ziel is vervangen door feedback.
Baudrillard zou grinniken: de mens heeft zichzelf gekloond tot content.
Niet langer een wezen van vlees, maar een profiel dat oplicht zodra iemand klikt.
De illusie van gemeenschap eindigt dus niet in harmonie, maar in burn-out. We zijn moe van elkaar, moe van onszelf, moe van het voortdurend moeten betekenen.
VIII. Epiloog – De terugkeer van de echte stilte
Soms denk ik aan Nietzsche’s eenzame wandelingen in de Alpen. Geen wifi, geen volgers, geen performatieve empathie. Alleen de kou, de adem, en het denken zelf.
Misschien was dat de laatste echte vorm van gemeenschap — die tussen mens en wereld.
De moderne mens leeft in een eindeloze feedbacklus van spiegelingen.
We zien onszelf voortdurend terug, maar herkennen niets meer.
Misschien is het tijd om opnieuw te leren verdwijnen: niet uit de wereld, maar uit het toneel.
Om weer gemeenschap te ervaren als iets lichamelijks, kwetsbaars, oncontroleerbaars.
Niet als netwerk, maar als ontmoeting. Niet als moraal, maar als medemenselijkheid.
Niet als performance, maar als stilte.
Zoals Han schrijft: “Alleen in de stilte kan de ander werkelijk verschijnen.”
Aanvullende referenties
- Debord, Guy – La Société du spectacle (1967)
- Turkle, Sherry – Alone Together (2011)
- Sennett, Richard – The Fall of Public Man (1977)
- Lasch, Christopher – The Culture of Narcissism (1979)
- Miller, Vincent – Understanding Digital Culture (2011)
- Postman, Neil – Amusing Ourselves to Death (1985)
Footnotes
- Jean Baudrillard, La société de consommation (1970) en Simulacres et Simulation (1981). Baudrillard stelde dat de moderne samenleving tekens en symbolen verkiest boven realiteit: de ervaring wordt vervangen door haar representatie.
- Émile Durkheim, Le Suicide (1897).
- Byung-Chul Han, In the Swarm (2017) en The Transparency Society (2012).
- Jean Baudrillard, De la séduction (1979).
- Erving Goffman, The Presentation of Self in Everyday Life (1956).
- Friedrich Nietzsche, Also sprach Zarathustra (1883–1885).
- Byung-Chul Han, Psychopolitics: Neoliberalism and New Power (2017).
- Byung-Chul Han, De Uitzetting van het Andere (2016). ↩
