Over Maarten van der Stappen, sportverdwazing en de logica van selectie
U kent Maarten van der Stappen niet. Dat is het punt.
Beste lezer,
Als u dit leest, is de Grand Prix al voorbij en heeft iemand gewonnen die u niet kent, maar van wie u denkt dat hij iets met u te maken heeft.
Spoiler: dat heeft hij niet.
U kent Maarten van der Stappen niet. Ik ook niet. Hij komt niet op onze verjaardag, drinkt geen bier met ons en vraagt ons niet om advies. Toch behandelen velen zijn rondetijden alsof het collectief erfgoed betreft. Alsof zijn succes iets zegt over ons. Dat mechanisme is fascinerend — en onthullend.
In De Grote Ficties laat ik sport niet zien als verheffing, maar als wat het werkelijk is: een zuiver selectiemechanisme, een biologisch experiment met applaus. De stopwatch liegt niet, maar het verhaal eromheen des te meer. Topsport, school, diploma’s, carrièreladders en meritocratie blijken varianten van hetzelfde systeem — netjes verpakt, moreel toegedekt, maar structureel genadeloos.
Dit hoofdstuk heet Selectie zonder Schaamte.
Niet omdat selectie het probleem is, maar omdat we blijven doen alsof de uitkomst iets zegt over verdienste, karakter of waarde als mens.
Wie wint, wint.
Wie faalt, faalt.
De rest is marketing.
U bent van harte uitgenodigd om te lezen. Niet om het eens te zijn, maar om niet langer mee te klappen zonder te kijken wat er werkelijk gebeurt.
Hartelijke groet,
Peter Koopman
Selectie zonder schaamte
Over Maarten van der Stappen, sportverdwazing en de logica van selectie
Als u dit leest, zal de Grand Prix Formule 1 allang beslist zijn. Waarschijnlijk is Norris wereldkampioen geworden en niet Maarten van der Stappen.
Wat zegt u? Hij heet geen Maarten maar Max. Dat weet ik. U ook. En daarmee zijn we al bij het punt.
Ik ken hem niet. U kent hem niet. Hij komt niet op mijn verjaardag, we drinken geen bier samen en hij betaalt mijn drankjes niet. We beschikken over exact dezelfde relationele nabijheid: nul. Voor zover mij bekend woont hij in Monaco en heeft hij zijn vermogen daar veilig ondergebracht — wat biologisch gezien een volkomen rationele handeling is voor iemand met veel geld en weinig noodzaak tot symbolische loyaliteit.
Toch gedragen miljoenen mensen zich alsof zij hem persoonlijk kennen. Alsof zijn rondetijden iets over hén zeggen. Alsof zijn succes een gedeelde prestatie is. Dat is geen onschuldige sportliefde, maar een klassiek identificatiemechanisme: de neiging van organismen om hun eigen status op te poetsen door zich emotioneel te verbinden aan winnaars.
Dit mechanisme is oud, robuust en evolutionair logisch. Het probleem is niet dát het bestaat, maar dat we het blijven romantiseren.
Van Maarten naar mechanisme
Formule 1 wordt verkocht als karaktertest, als strijd tussen personen, als kwestie van uitzonderlijke wilskracht en mentale superioriteit. In werkelijkheid is het een extreem gecontroleerde selectieomgeving waarin organismen worden gerangschikt op hun vermogen om binnen een nauwe biomechanische bandbreedte minimale afwijkingen te produceren onder hoge snelheid.
Het verschil tussen plaats één en twintig bevindt zich in een zone die voor menselijke waarneming onzichtbaar is en uitsluitend via meetapparatuur betekenis krijgt. Dat alleen al zou argwaan moeten wekken bij iedereen die spreekt over “heldendom”.
Wat men talent noemt, is geen mysterie en al helemaal geen morele kwaliteit. Het is, zoals Sapolsky oncomfortabel consequent aantoont, het eindresultaat van genetische predisposities, vroege blootstelling, neurobiologische afstelling en contextuele selectie. Niet meer. Niet minder.
In een andere context zouden dezelfde individuen mogelijk onopvallend, sociaal beperkt of ronduit disfunctioneel zijn. Maar in deze niche — cirkels rijden in een uitzonderlijk duur mechanisch object — noemt men hen genieën. In een klinische setting zouden we spreken van een smal gesneden uitzonderlijkheid. In de sport noemen we de inspiratie.
Sport als eerlijkste vorm van selectie
Sport is interessant omdat zij zelden liegt over haar uitkomst. Sneller is beter. Sterker wint. Wie faalt, ligt eruit. De stopwatch is meedogenloos en kent geen mededogen. In die zin is sport het meest eerlijke selectiesysteem dat we kennen.
Dat verklaart ook haar aantrekkingskracht. Hier wordt ongelijkheid niet verhuld, maar gevierd.
Maar precies daar ontstaat de kijkersillusie. De toeschouwer identificeert zich met de uitkomst zonder enige blootstelling aan risico. Taleb beschrijft dit treffend als succes zonder skin in the game. De sporter riskeert lichaam en carrière; de kijker riskeert hooguit geraakt ego en stemverlies.
Toch claimt men emotioneel eigenaarschap over de overwinning. Wij hebben gewonnen.
Nee. Hij heeft gewonnen. En daar houdt het op.
Van stadion naar klaslokaal
Wat sport openlijk doet, herhaalt onderwijs op geciviliseerde wijze. Ook daar worden organismen gesorteerd op output binnen een kunstmatig kader: cijfers in plaats van rondetijden, diploma’s in plaats van trofeeën. De onderliggende logica blijft identiek.
Bepaalde cognitieve profielen — abstractie, taalvaardigheid, concentratie, stressregulatie — worden beloond. Andere profielen verdwijnen naar de marge. Het verschil? In sport accepteert men dit als selectie. In onderwijs noemt men de kansenongelijkheid wanneer de uitkomst ongemakkelijk wordt.
Elias zou dit herkennen: civilisatie betekent niet het einde van selectie, maar haar fatsoenlijke verpakking. Waar vroeger brute kracht selecteerde, doen nu meetinstrumenten dat werk — met netttere taal en betere folders.
Meritocratie: het morele sluitstuk
De meritocratie vormt het ideologische cement. Zij verklaart de uitkomst moreel wenselijk. Wie boven komt, heeft het verdiend. Wie faalt, heeft onvoldoende inzet getoond. Taleb laat zien hoe absurd die gedachte is in systemen met asymmetrische beloning: een klein toevalsvoordeel wordt exponentieel uitvergroot, terwijl het toeval zelf systematisch wordt genegeerd.
Achteraf krijgt succes een verhaal. Falen krijgt een tekort.
Dat dit psychologisch aantrekkelijk is, maakt het niet minder fictief.
Epiloog – waarom Maarten blijft
Dat men zich ergert aan “Maarten van der Stappen” is veelzeggend. De naam ontmythologiseert. Zij trekt het idool terug naar menselijke proporties. En precies dát is wat selectie niet verdraagt: nuchterheid.
Sport functioneert alleen zolang we blijven geloven dat uitzonderlijke prestaties iets zeggen over uitzonderlijke mensen, en indirect dus ook over onszelf wanneer we juichen.
Zodra we erkennen wat er werkelijk gebeurt — selectie, toeval, nichegeschiktheid — verdwijnt de behoefte aan helden.
En zonder helden geen applaus.
Zonder applaus geen verdienmodel.
Dat is geen cynisme. Dat is systeemleer.
LITERATUURLIJST
Selectie • Sport • Onderwijs • Meritocratie • Illusie
Biologie, gedrag & determinisme
Sapolsky vormt hier het fundament: zonder hem valt het morele kaartenhuis om.
- Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. New York: Penguin Press.
- Sapolsky, R. M. (2023). Determined: A Science of Life Without Free Will. New York: Penguin Press.
- Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford: Oxford University Press.
- Dawkins, R. (1982). The Extended Phenotype. Oxford: Oxford University Press.
- Pinker, S. (2002). The Blank Slate: The Modern Denial of Human Nature. New York: Viking.
- Plomin, R. (2018). Blueprint: How DNA Makes Us Who We Are. London: Allen Lane.
- Buss, D. M. (2019). Evolutionary Psychology: The New Science of the Mind (6th ed.). New York: Routledge.
Toeval, risico, selectie en succesillusies
Taleb levert hier het mes voor de statistische illusies.
- Taleb, N. N. (2001). Fooled by Randomness. New York: Random House.
- Taleb, N. N. (2007). The Black Swan. New York: Random House.
- Taleb, N. N. (2012). Antifragile. New York: Random House.
- Taleb, N. N. (2018). Skin in the Game. New York: Random House.
- Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and Slow. New York: Farrar, Straus and Giroux.
- Gigerenzer, G. (2007). Gut Feelings: The Intelligence of the Unconscious. New York: Viking.
Sociologie, sport en geciviliseerde selectie
Hier staat Elias centraal: sport als nette voortzetting van strijd.
- Elias, N., & Dunning, E. (1986). Quest for Excitement: Sport and Leisure in the Civilizing Process. Oxford: Blackwell.
- Elias, N. (1939/2000). The Civilizing Process. Oxford: Blackwell.
- Bourdieu, P. (1984). Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste. Cambridge, MA: Harvard University Press.
- Goffman, E. (1959). The Presentation of Self in Everyday Life. New York: Anchor Books.
- Foucault, M. (1977). Discipline and Punish. New York: Pantheon Books.
Onderwijs als selectiemachine
Onderwijs niet als emancipatie, maar als classificatie.
- Illich, I. (1971). Deschooling Society. New York: Harper & Row.
- Bowles, S., & Gintis, H. (1976). Schooling in Capitalist America. New York: Basic Books.
- Herrnstein, R. J., & Murray, C. (1994). The Bell Curve. New York: Free Press.
- Young, M. (1958). The Rise of the Meritocracy. London: Thames & Hudson.
- Marks, G. N. (2014). Education, Social Mobility and Inequality. Journal of Sociology, 50(1), 1–16.
Meritocratie ontleed
De morele fictie van verdiend succes.
- Markovits, D. (2019). The Meritocracy Trap. New York: Penguin Press.
- Sandel, M. J. (2020). The Tyranny of Merit. New York: Farrar, Straus and Giroux.
- Rawls, J. (1971). A Theory of Justice. Cambridge, MA: Harvard University Press.
- Frank, R. (2016). Success and Luck. Princeton: Princeton University Press.
Illusies, narratieven en zingeving
Waarom we dit alles nodig hebben om ’s nachts te kunnen slapen.
- Becker, E. (1973). The Denial of Death. New York: Free Press.
- Berger, P. L., & Luckmann, T. (1966). The Social Construction of Reality. New York: Anchor Books.
- Haidt, J. (2012). The Righteous Mind. New York: Pantheon Books.
- Metzinger, T. (2009). The Ego Tunnel. New York: Basic Books.
- Hoffman, D. (2019). The Case Against Reality. New York: W. W. Norton.
