De Koekjes-Illusie

De Koekjes-Illusie

Voor iedereen die denkt dat afvallen “gewoon karakter” is

Beste lezer,

Omdat ik vermoed dat je binnenkort weer een voornemen lanceert waar je brein morgenochtend al om lacht, stuur ik je dit essay. Niet om je te motiveren – daarvoor is je biologie veel te opportunistisch – maar om je eindelijk te vertellen waarom je elk jaar opnieuw verliest van een koekje ter grootte van een postzegel.

Het is namelijk niet “een gebrek aan discipline”.
Het is je ontwerp.

Evolutionair gezien ben je een wandelende calorievergaringsmachine. Een primatenbrein met een stuiterende limbische systeem dat “NU ETEN” schreeuwt zodra het suiker ziet – en een prefrontale cortex die pas later arriveert om het te rationaliseren alsof jij ergens in het proces een besluit hebt genomen.

Spoiler: dat heb je niet.

Dit essay legt uit waarom afvallen voor 95 procent van de mensen mislukt, en waarom dat niets te maken heeft met wilskracht maar alles met een paar miljoen jaar schaarste-economie in je DNA. Je hoeft je dus niet te schamen. Dat is ook evolutionair zinloos.

Lees, glimlach, vloek even, en beslis daarna of je je omgeving gaat veranderen, of blijft geloven dat jij sterker bent dan je eigen limbisch systeem.
Ik wens je veel wijsheid – en weinig koekjes — toe.

Met een ironische buiging,
Peter Koopman

Waarom afvallen geen kwestie is van wilskracht, maar van een evolutionair ontwerp dat je bij voorbaat uitlacht

Afvallen lijkt in theorie simpel:
minder eten, meer bewegen.
Als het brein een rationele boekhouder was, zou deze zin volstaan.
Maar dat is hij niet. Het brein is een uit de kluiten gewassen gokmachine die in paniek raakt zodra er een calorische kans voorbijvliegt.

Dit is de Koekjes-Illusie:
de mens beeldt zich in dat één deel van hem een plan maakt (“vanaf morgen eet ik geen troep meer”) terwijl een ander deel “spontaan” dat plan saboteert. Het voelt alsof twee krachten elkaar bevechten: de rationele planner versus de drangmachine.

Maar dat gevecht bestaat alleen in jouw narratieve theater. In werkelijkheid gebeurt iets heel anders — iets veel genadelozer en veel eerlijker.

1. Evolutie heeft jou gebouwd als een calorie-junk

Onze soort is ontworpen in tijden van schaarste. Niet genoeg eten was eeuwenlang de norm; te veel eten bestond simpelweg niet. Suiker en vet waren goud. Elke kans om energie te pakken was evolutionair heilig.

Kortom:
jouw brein is geprogrammeerd om het koekje te winnen. Altijd. Standaard. Out-of-the-box.

Een mens zonder deze drift is evolutionair uitgestorven voordat hij zijn eerste afstammeling maakte.

Mensen die zeggen “ik kan prima één koekje nemen” hebben geen superieure wilskracht, maar simpelweg minder gevoelige drangcircuits. Het is geen verdienste; het is genetische mazzel.

2. De prefrontale cortex plant. Het limbisch systeem beslist.

Iedereen die ooit heeft gezegd “morgen begin ik” heeft een prachtige, goedwerkende prefrontale cortex (PFC). Dat is het deel dat:
– plant
– rationeel overweegt
– toekomst simuleert
– schaamte en trots begrijpt
– sociale gevolgen calculeert

Prima clubje neuronen.
Maar helaas: ze hebben de macht niet.

Op het moment suprême — dat moment waarop je in de keuken staat, moe, emotioneel, of gewoon levend — staat de PFC niet in de frontlinie. Dan is het limbische systeem aan zet. Dat systeem is ouder dan taal, ouder dan cultuur, ouder dan elke goedbedoelde afspraak met jezelf.

Het limbische systeem vraagt drie dingen:
– “Is er energie beschikbaar?”
– “Is er stress die ik kan dempen?”
– “Is dit veilig om te eten?”

Koekjes scoren drie keer “ja”.

Einde discussie.

3. Je “ik” is niet de baas, hij is de commentator

Metzinger maakt het nog pijnlijker:
het “ik” dat zegt “ik ga afvallen” bestaat niet als uitvoerend orgaan.
Het is een verhaalmodule.
Een soort interne nieuwslezer die achteraf uitlegt wat er gebeurd is, maar doet alsof hij het geregisseerd heeft.

Wanneer jij zegt:
“Ik wilde dat koekje echt niet, maar ik deed het toch,”
dan vertelt het zelfmodel een verhaal dat niet klopt.

Er is niemand die “besloot” het koekje te eten.
Er was alleen een vloer van neurobiologische processen die op dat moment de kortste weg naar dopamine kozen.

Het “ik” is de verslaggever, niet de bestuurder.

4. Het plannenbrein en het drangbrein werken op verschillende tijdschalen

Dit is het deel dat mensen die willen afvallen nooit willen horen:
Jouw lange-termijn-beslisser speelt tegen een tegenstander met een compleet andere klok.

– De planner werkt op dagen, weken, maanden.
– De drang werkt op seconden.

En seconden verslaan maanden negen van de tien keer.

Afvallen voelt dus als zelfverraad, maar het is simpelweg het resultaat van twee tijdsarchitecturen die niet op elkaar zijn afgestemd.

Niet omdat je zwak bent.
Maar omdat je gebouwd bent om te overleven, niet om slank te zijn.

5. Het eetgedrag is geen strijd, maar één systeem dat faalt onder moderne overvloed

Weet je waarom je in de supermarkt bezwijkt?
Niet omdat je wil zwak is.
Maar omdat je systeem gebouwd is voor een wereld die niet meer bestaat.

Moderne overvloed is een evolutionaire val.
Het is alsof je een wolf in een kippenhok zet en verwacht dat hij “even normaal doet”.

De Koekjes-Illusie is het waanbeeld dat mensen een vrij, autonoom “ik” hebben dat boven hun biologie staat.

Maar de realiteit is:
De wil van het organisme wordt gedicteerd door zijn laagste hardware, niet door zijn hoogste idealen.

6. Daarom mislukken diëten bijna altijd

Niet omdat mensen dom zijn.
Niet omdat ze lui zijn.
Niet omdat ze geen discipline hebben.

Maar omdat ze in gevecht gaan tegen hun eigen biologie alsof het een vijand is.
Je kunt net zo goed tegen je nieren schreeuwen dat ze beter hun best moeten doen.

De fout is dus niet moreel maar mechanisch:
afvallen faalt omdat mensen de illusie hebben dat wilskracht een stuurwiel is, terwijl het in werkelijkheid een review-knop is.

7. En toch kunnen sommige mensen afvallen

Hoe?
Niet door “karakter”, maar door:

– hun omgeving te herstructureren
– hun triggers te minimaliseren
– hun dopamineroutes te herprogrammeren
– hun eetgedrag te automatiseren
– hun keuzes te ritualiseren
– stress te verminderen
– slaap te normaliseren
– sociale druk in te zetten

In andere woorden:
Door het systeem te hacken, niet door het te bevechten.

Afvallen lukt alleen wanneer de omgeving en gewoontestructuur sterker worden ingericht dan de impuls om onmiddellijk te belonen.

Mensen die denken dat afvallen een kwestie is van “even discipline” begrijpen hun eigen organisme niet.
De Koekjes-Illusie is het verhaal dat je vertelt om je falen te verklaren, zonder te beseffen dat je nooit de bestuurder bent geweest.

Literatuurlijst 

Barrett, L. F. (2017). How emotions are made: The secret life of the brain. Houghton Mifflin Harcourt.

Becker, E. (1973). The denial of death. Free Press.

Clark, A. (2015). Surfing uncertainty: Prediction, action, and the embodied mind. Oxford University Press.

Damasio, A. (1994). Descartes’ error: Emotion, reason, and the human brain. Putnam.

Dawkins, R. (1976/2006). The selfish gene (30th anniversary ed.). Oxford University Press.

Dennett, D. C. (1991). Consciousness explained. Little, Brown and Company.

Dennett, D. C. (2017). From bacteria to Bach and back: The evolution of minds. W. W. Norton.

Friston, K. (2010). The free-energy principle: A unified brain theory? Nature Reviews Neuroscience, 11(2), 127–138.

Gazzaniga, M. (2011). Who’s in charge? Free will and the science of the brain. Ecco.

Hoffman, D. D. (2019). The case against reality: Why evolution hid the truth from our eyes. W. W. Norton.

Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Farrar, Straus and Giroux.

Lieberman, D. E. (2021). Exercised: Why something we never evolved to do is healthy and rewarding. Vintage.

Lieberman, D. E. (2013). The story of the human body: Evolution, health, and disease. Pantheon.

Metzinger, T. (2003). Being no one: The self-model theory of subjectivity. MIT Press.

Metzinger, T. (2009). The ego tunnel: The science of the mind and the myth of the self. Basic Books.

Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The biology of humans at our best and worst. Penguin Press.

Sapolsky, R. M. (2004). Why zebras don’t get ulcers (3rd ed.). Holt Paperbacks.

Schulkin, J. (2015). Bodily appetites: Affective neuroscience and the origins of the self. MIT Press.

Seeley, R. J., Woods, S. C., & D’Alessio, D. A. (2005). The role of the gut in regulating food intake. Annual Review of Nutrition, 25, 383–399.

Taleb, N. N. (2012). Antifragile: Things that gain from disorder. Random House.

Thaler, R. H., & Sunstein, C. R. (2008). Nudge: Improving decisions about health, wealth, and happiness. Yale University Press.

Volkow, N. D., Wang, G. J., Fowler, J. S., & Telang, F. (2008). Overlapping neuronal circuits in addiction and obesity: Evidence of systems pathology. Philosophical Transactions of the Royal Society B, 363(1507), 3191–3200.

Wardetzky, W. (2018). The hunger habit: Why we eat when we’re not hungry. Springer.

Wang, G. J., Volkow, N. D., Thanos, P. K., & Fowler, J. S. (2009). Imaging of brain dopamine pathways: Implications for understanding obesity. Human Brain Mapping, 30(12), 3752–3761.

Yeo, G. S., & Heisler, L. K. (2012). Unraveling the brain regulation of appetite: Lessons from genetics. Nature Neuroscience, 15(10), 1343–1349.

Ook interessant voor jou!