De vlag is de host van het virus
Beste lezer,
De staat is geen plek, maar een geloof met grenzen. Een ritueel in steen, papier en pixels. We zwaaien met een vlag, zingen een lied en noemen dat identiteit — terwijl we eigenlijk slechts onszelf gehoorzamen.
In mijn nieuwste essay “DE STAAT (het bestaat pas als je erin gelooft)” ontleed ik het organisme dat ons bestuurt: niet met complotten, maar met gedrag. De staat leeft niet van macht, maar van geloof. Zonder gelovigen geen regels, zonder angst geen orde.
Wie durft te kijken, ziet de staat als wat hij werkelijk is: een parasiet met een volkslied.
Lees, lach, en huiver even bij de gedachte dat jij misschien ook meezingt.
Peter Koopman
Mensbeeld BV | De Grote Ficties
DE STAAT
(Het bestaat pas als je erin gelooft)
De staat is geen plek. Het is een collectieve illusie met topografische neigingen. Een geloofssysteem dat zichzelf in steen en staal projecteert, zodat het lijkt alsof het bestaat. Maar de staat bestaat pas werkelijk wanneer mensen erin geloven — wanneer ze bereid zijn het idee met geweld te verdedigen, belasting te betalen en hun kinderen te sturen om zijn grenzen te bewaken.
Zolang het geloof bestaat, bestaat de staat. Zodra het geloof sterft, stort het bouwwerk in als een leeggelopen mierenhoop.
1. Het geloof in de grens
De staat wordt geboren uit angst. Angst voor de ander, voor chaos, voor het verlies van bezit en identiteit. Een grens is niets anders dan een collectieve afspraak om de angst hanteerbaar te maken. Die grens wordt vervolgens heilig verklaard: vlag, volkslied, paspoort, een fictieve “wij”. De rituelen zijn nodig om het geloof te onderhouden — zonder symbolen geen gehoorzaamheid.
De vlag is de host van het virus.
Kinderen leren het volkslied voordat ze weten waar hun eigen organen zitten. Dat is geen toeval: de staat koloniseert het brein vroeg. Patriottisme is geen liefde, maar conditionering — een neurologisch anker dat ‘wij’ koppelt aan trots, en ‘zij’ aan dreiging.
2. De twee soorten mensen: bezitters en gelovers
De bevolking van de staat valt uiteen in twee klassen die elkaar in stand houden als roofdier en prooi.
De have’s — de bezitters van macht, kapitaal en definities — schrijven de regels, bepalen wat “rechtvaardig” betekent, en bezitten de infrastructuur van angst: politie, leger, media, en moraal.
De have-not’s — de producenten, de gehoorzamen, de believers — worden gevoed met illusies van rechtvaardigheid en vooruitgang. Ze geloven in “de rechtsstaat”, “gelijke kansen”, “vrijheid van meningsuiting” en andere mythes die als placebo dienen om de status quo te beschermen.
De have’s hebben macht.
De have-not’s hebben geloof.
Zonder dat geloof stort de piramide in.
De staat is dus een elegant zelfonderhoudend systeem: de onderklasse gelooft in de regels die haar ondergeschikt houden, en noemt dat beschaving.
3. De staat als superorganisme
Vanuit biologisch oogpunt is de staat geen verzameling individuen, maar een superorganisme — een macroparasiet, zoals E.O. Wilson het noemde. Individuen zijn slechts cellen binnen een groter systeem dat energie verzamelt, omzet en verdeelt om zijn eigen overleving te garanderen.
Zoals een mier niets weet van de mierenhoop, weet de burger niets van het werkelijke doel van de staat. Beide volgen chemische sporen — bij de mier feromonen, bij de mens ideologie.
De staat gebruikt zijn burgers als metabolisme: zij werken, betalen, gehoorzamen. In ruil krijgen ze veiligheid — het psychologische equivalent van een warm nest. De prijs is vrijheid, maar vrijheid heeft in een superorganisme geen nut. Het individu is er niet om te floreren, maar om te functioneren.
De illusie van vrijheid is dus niet een fout in het systeem, maar zijn meesterzet.
4. De emotionele economie van gehoorzaamheid
De kracht van de staat ligt niet in haar wapens, maar in haar emotionele infrastructuur. Schuld, schaamte, trots — de meest efficiënte instrumenten van controle zijn niet fysiek, maar psychisch.
De burger is niet bang voor de politie, maar voor uitsluiting. Niet voor de cel, maar voor sociale dood. Daarom is gehoorzaamheid zelden een rationele keuze; het is een sociaal reflex.
De staat heeft dit mechanisme feilloos geëxploiteerd: de moderne burger onderhoudt zijn eigen gevangenis, poetst zijn ketenen en noemt ze identiteit.
Zoals religie ooit hemel en hel gebruikte om gedrag te sturen, gebruikt de staat economische prikkels, reputatiesystemen en algoritmische beloningen. Het nieuwe “geloof” is data. De vlag is vervangen door het logo, de hymne door het wachtwoord.
5. Groei als verslaving
De staat wil groeien. Dat is geen politieke wens, maar een biologische drift. Elk systeem dat overleeft, wil meer van wat het heeft: meer grond, meer macht, meer data, meer controle. Groei is geen keuze, maar een overlevingsstrategie.
Wanneer groei stopt, begint de entropie.
En dat kan de staat niet verdragen.
Oorlog, crisis, pandemie — elke bedreiging wordt benut als brandstof om de controle verder te versterken. De staat gedijt bij dreiging. Chaos is zijn zuurstof.
Wie denkt dat de staat burgers beschermt, vergist zich: de staat beschermt zichzelf, desnoods tegen zijn burgers.
6. Het einde van het geloof
Zoals religies uitsterven wanneer men de mythe doorziet, zo sterft de staat zodra zijn bevolking haar symboliek doorprikt. Wanneer de vlag een lap stof wordt, het volkslied een jingle, en de leider een karikatuur, verliest het systeem zijn heilige aura.
Maar mensen kunnen moeilijk zonder geloof. Zodra één fictie instort, creëren ze een nieuwe: Europa, klimaatneutraliteit, inclusiviteit, AI. Nieuwe vlaggen, nieuwe liederen, nieuwe priesters.
De mens is niet rationeel, hij is ritueel.
7. Epiloog: De staat als spiegel
De staat is niet de vijand. Het is een spiegel.
Hij toont de angst van de mens om zonder kudde te leven, zonder orde, zonder betekenis.
Zolang wij behoefte hebben aan zekerheid, zullen we de illusie van de staat koesteren.
Zolang we bang zijn voor vrijheid, zullen we onszelf gehoorzamen.
De staat is de mens — in zijn meest georganiseerde angst.
Verwijzingen
- Wilson, E.O. (2012). The Social Conquest of Earth.
- Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene.
- Becker, E. (1973). The Denial of Death.
- Foucault, M. (1975). Surveiller et punir.
- Turchin, P. (2007). War and Peace and War.
- Harari, Y.N. (2011). Sapiens.
- Dennett, D. (1991). Consciousness Explained.
- Sapolsky, R.M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst.
