“De Grote Ficties” – Deel IV – Het Ik als Infectie

“De Grote Ficties” - Deel IV - Het Ik als Infectie

U bent niet uzelf. U bent een goed georganiseerde besmetting.

Beste lezer,

U denkt dat u een individu bent. Een uniek bewustzijn met gedachten, gevoelens en een authentieke persoonlijkheid.
Dat is ontroerend — en onjuist.

Wat u ik noemt, is het resultaat van miljarden kleine besmettingen: ideeën, emoties, woorden, houdingen, algoritmen.
Uw overtuigingen zijn niet geboren, maar ingeademd. Uw moraal is geen keuze, maar een infectie met goed fatsoen.

In mijn nieuwste essay, “Het Ik als Infectie – Over de ego-tunnel als sociaal virus,” onderzoek ik hoe het zelf geen oorsprong is, maar een ecosysteem van invloeden dat zichzelf voor de gek houdt met het sprookje van autonomie.
We denken niet; we worden gedacht. We voelen niet; we worden gevoeld. En we noemen dat dan trots “persoonlijke groei.”

Lees het essay — maar wees voorbereid.
Na het lezen zult u uzelf nooit meer als “u” beschouwen, hooguit als een tijdelijke configuratie van culturele microben met schrijfrecht.

Met collegiale besmetting,
Peter Koopman
De Grote Ficties – Mensbeeld BV

Over de ego-tunnel als sociaal virus

Peter Koopman

Proloog – De illusie van oorsprong

We spreken over “mijn gevoelens”, “mijn gedachten”, “mijn waarheid”.
Maar zodra we dat bezittelijke voorvoegsel gebruiken, liegen we.

Het ik bezit niets.
Het ik is bezit.

Niet door goden of demonen, maar door miljarden kleine besmettingen — van woorden, gebaren, geuren, blikken en algoritmen.
We noemen dat cultuur, opvoeding of karakter, maar het is in wezen biochemische kolonisatie met morele verpakking.

De mens is niet de schepper van zijn zelfbeeld; hij is het eindproduct van een evolutionair geknutselde infectie die zich subjectief voordoet.

1. De constructie van het zelf

Wat we “ik” noemen, is een model, geen entiteit.
Een functionele projectie die het organisme helpt navigeren door chaos.
Metzinger (2009) noemde het de ego tunnel: een virtuele interface, zorgvuldig geprogrammeerd om de illusie van continuïteit te creëren.

Het brein produceert een constant verhaal over wie “ik” ben, terwijl het feitelijk niets meer doet dan prikkels coördineren en gedrag stabiliseren.
Het zelf is dus niet het centrum van bewustzijn, maar het zijproduct van regulatie.

Een handig bijeffect. Zoals zweten of dromen.

2. De besmettingen die ons maken

Foucault liet zien dat taal en macht bepalen wat gedacht mag worden; Dawkins toonde hoe ideeën zich verspreiden zonder moreel kompas.
Samen vormen ze de genetica van het bewustzijn:
het discours structureert, de meme infecteert, en de emotie bindt.

Het resultaat is wat wij “persoonlijkheid” noemen: een verzameling overgeërfde scripts, reflexen en overtuigingen die zich voordoen als “authentiek”.
Maar authenticiteit is slechts consistentie tussen besmettingen.

Een mens is een tijdelijk stabiele configuratie van andermans denk- en voelvirussen.

3. De sociale biotoop als incubator

Geen enkel zelf ontstaat in isolatie.
Onze identiteit groeit als een bacteriecultuur in de petrischaal van de context.
Taal, moraal, familie, groep, religie, sport, politiek — ze zijn allemaal fysiologische habitats van betekenis.

Het ik is dus niet binnenin ons, maar tussen ons.
We bestaan bij de gratie van de blik van de ander — Goffmans theater, maar biologisch.

Wie dat ontkent, begrijpt niet dat vrijheid niet de afwezigheid van invloed is, maar de keuze van de infectiebron.

4. De emotionele vectoren van het zelf

Emoties zijn de distributiekanalen van identiteit.
We leren wat we zijn door te voelen wat anderen voelen, en door beloond te worden voor het tonen van de juiste emotie op het juiste moment.
Verdriet heeft status, woede macht, empathie krediet.

Zo verspreiden gevoelens zich als affectieve memen, waardoor het ego voortdurend wordt herschreven.
Elke interactie is een update, elke sociale context een softwarepatch.

De mens leeft in een open systeem van chemische nabootsing.

5. De ego-tunnel als quarantainemodel

Bewustzijn is een beveiligingssysteem: het filtert, niet om waarheid te waarborgen, maar om coherentie te simuleren.
Het brein laat alleen datgene door wat compatibel is met de bestaande infecties.

De “persoonlijke waarheid” is dus een vorm van immuniteit: het afweermechanisme van het ego tegen nieuwe ideeën die te veel schade zouden aanrichten.
We noemen dat standvastigheid, maar het is neurale conservatie.

Het ego is een quarantaine waarin de geest leert leven met zijn virussen zonder eraan te sterven.

6. De mens als vector van betekenis

De mens is geen auteur van cultuur, maar haar voortplantingsmechanisme.
We spreken, denken, schrijven, voelen — niet om te begrijpen, maar om te verspreiden.

Kennis, moraal, religie, wetenschap: allemaal systemen van memetische replicatie die zich voordoen als waarheid, maar in wezen gericht zijn op voortbestaan.
De waarheid is dat wat zich het best aanpast aan de cognitieve biotoop van de tijd.

Het ego is het zaadje waarmee de cultuur zich blijft reproduceren.

7. De cynische realisatie

Wie dit eenmaal ziet, verliest de troost van originaliteit.
Maar men wint iets beters: inzicht in de mechanismen van besmetting.

De vrijheid van de moderne mens bestaat niet uit ontsnapping aan beïnvloeding, maar uit het cureren van zijn infecties.
Welke ideeën laat ik binnen? Welke gevoelens koester ik? Welke verhalen vertel ik mezelf?
Wie zijn biotoop bewust kiest, leeft niet “authentiek”, maar strategisch echt.

Of, in de taal van de dojo: je kunt de aanval niet vermijden, maar wel leren hem te gebruiken.

8. Epiloog – De zelfbewuste infectie

De mens is een drager van betekenissen die zichzelf verbeelden als “zelf”.
De ironie is perfect, de cirkel gesloten.

We zijn geen schepselen met een ziel, maar ecosystemen met geheugen.
Het ego is de verpakking waarin de besmetting zich comfortabel voortplant.

En misschien is dat het hoogst haalbare: te weten dat je een virus bent — en dan besluiten een nuttig virus te zijn.

Literatuurlijst (APA-stijl)

Damasio, A. (1994). Descartes’ Error: Emotion, Reason, and the Human Brain. Putnam.

Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford University Press.

Foucault, M. (1971/2012). L’ordre du discours [The Order of Discourse]. Gallimard.

Goffman, E. (1959). The Presentation of Self in Everyday Life. Doubleday.

Metzinger, T. (2009). The Ego Tunnel: The Science of the Mind and the Myth of the Self. Basic Books.

Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. Penguin Press.

Ook interessant voor jou!