De waarheid? Licht verteerbaar geserveerd.
De mens als kok van zijn eigen illusie
Beste lezer,
Wees gerust — ook jij leeft in een zorgvuldig ontworpen misverstand.
Een comfortabele leugen, slim verpakt in woorden en goedgekeurd door het onderwijs. Je noemt het “mening”, “inzicht” of, voor de durvers, “waarheid”. In werkelijkheid is het een cognitief dieet: laag in feiten, rijk aan semantische vetten.
In De Mens als Kneder van de Werkelijkheid (onderdeel van De Grote Ficties) dissecteer ik het meest gekoesterde geloof van de moderne mens: dat hij begrijpt wat hij ziet.
Niet dus. Het brein voorspelt, de taal beperkt, en de school corrigeert wie te ver kijkt. Wat overblijft is een wereld op maat — comfortabel, voorspelbaar, en volkomen verzonnen.
Klik, lees en glimlach.
Want wie denkt dat hij denkt, is al halverwege de leugen.
Met filosofische groet,
Petere Koopman
Redactie Mensbeeld BV
(De Grote Ficties – waar illusie wetenschap ontmoet)
DE MENS ALS KNEDER VAN DE WERKELIJKHEID
(Over illusie, taal en het bed van Procrustes)
Er is geen directe toegang tot de werkelijkheid. Alles wat wij menen te zien, te horen, te voelen of te begrijpen, is niet de wereld zelf, maar een gecomprimeerde, versimpelde, door het brein verteerde versie ervan. De mens leeft niet in de werkelijkheid, maar van een model dat het brein voortdurend herbouwt om te overleven. Het organisme heeft geen behoefte aan waarheid, enkel aan bruikbaarheid.
I. De illusie als overlevingsstrategie
Ons brein is geen camera, maar een editor. Het schiet fragmenten van een chaotische wereld en monteert die tot een min of meer coherente film die we dan “de realiteit” noemen. In werkelijkheid is het een soap, geschreven door neuronen met een energiecrisis. Daniel Kahneman beschreef het als “what you see is all there is” — de hersenen vullen gaten op, rationaliseren achteraf en presenteren dat als inzicht.
Karl Friston’s free energy principle geeft het een elegantere wiskundige ondergrond: we minimaliseren verrassingen. Het brein haat onzekerheid, dus voorspelt het de wereld liever dan dat het haar observeert. We leven dus niet in de werkelijkheid, maar in de verwachting ervan. Lisa Feldman Barrett toonde aan dat zelfs emoties geen waarnemingen zijn maar voorspellingen: een fysiologisch gokspel met de werkelijkheid als referentie.
Donald Hoffman trok daaruit de evolutionaire conclusie: natuurlijke selectie beloont niet wie de wereld juist ziet, maar wie er het handigst op reageert. Waarheid is duur; bruikbare illusie is goedkoop. Nietzsche had het al in een zinnetje samengevat: “Wij hebben de kunst om niet aan de waarheid ten onder te gaan.”
We kneden dus. Elke waarneming is een compromis tussen chaos en overleving. We herschrijven de wereld tot iets wat past in onze cognitieve handpalm. Wat niet past, snijden we af, negeren we of verklaren we tot mysterie. Begrip is geen toegang tot de werkelijkheid, maar een manier om haar te overleven.
II. Taal: het raster van het denkbare
Maar het brein knedt niet alleen; het doet dat met taal als gereedschap. En taal is geen doorgeefluik van waarheid, maar een filter dat bepaalt wat überhaupt denkbaar is. Wittgenstein zei het met de precisie van een mes: “De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.” Wat geen naam heeft, bestaat niet in onze geest.
Taal is ons cognitieve raster. Ze dwingt de vloeiende werkelijkheid in hokjes, categorieën, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden. Ze doet wat alle systemen doen: reduceren. En met die reductie ontstaat de illusie van begrip. De wereld wordt hanteerbaar omdat ze in woorden past — en daardoor ook vervormd, gesimplificeerd, misvormd.
Elk woord is een culturele keuze. Wat we “waar” noemen, is vaak slechts wat grammaticaal en sociaal toegestaan is. Hier kruipt Foucault’s discours binnen: de macht bepaalt wie mag spreken, en wie zwijgt. Wat buiten het dominante discours valt, heet “onzin”, “onwetenschappelijk” of “extreem”. Taal is niet alleen een communicatiemiddel, maar een vorm van gehoorzaamheid.
Richard Dawkins maakte dat nog functioneler: ideeën gedragen zich als memen — culturele genen die zichzelf repliceren niet op basis van waarheid, maar op basis van overlevingskans. Een idee dat eenvoudig te onthouden en te delen is, wint van een complex maar waar idee. Zo verspreidt onzin zich beter dan inzicht. Twitter is daar de ultieme illustratie van.
III. Het bed van Procrustes
Toch blijven we geloven dat we “vooruitgang” boeken. Dat nieuwe kennis ons dichter bij de waarheid brengt. Maar ook nieuwe inzichten worden onmiddellijk in het oude taalkader geperst — het bed van Procrustes, waarin elke afwijking wordt uitgerokken of afgezaagd tot ze past in het bekende model. Het nieuwe wordt zo gemummificeerd in het oude.
Toeval speelt hier ironisch genoeg de hoofdrol. Grote ontdekkingen zijn zelden gepland, eerder uitglijders met geluk. Penicilline was een ongelukje, net als de röntgenfoto, de magnetron en de liefde. Maar zodra ze plaatsvinden, haast de cultuur zich om ze te begrijpen — te modelleren binnen bestaande kaders, zodat ze hun dreiging verliezen. Wat eerst een revolutionaire afwijking was, wordt didactisch verpakt, gelabeld, gedoceerd.
En zo komen we bij Ivan Illich. Zijn kritiek op het onderwijs is even actueel als vernietigend: het schoolsysteem is niet ontworpen om mensen te leren denken, maar om ze te leren volgen. Leren betekent: weten wat men bedoelt met ‘weten’. De leerling leert niet om te ontdekken, maar om te reproduceren. Kennis wordt een vorm van gehoorzaamheid.
Illich noemde dat deschooling society — een maatschappij waarin leren weer een spontane, anarchistische daad zou moeten zijn. Maar de realiteit is het tegenovergestelde: de school is het model geworden van de samenleving. We worden gesocialiseerd tot correct denken, correct spreken, correct geloven. Wie daarbuiten valt, heet ‘problematisch’.
Taleb zou zeggen: we prefereren fragiliteit boven antifragiliteit. We bouwen systemen die stabiliteit simuleren, maar die bij het minste schokje instorten. En het onderwijs, dat ooit de motor van vooruitgang moest zijn, is verworden tot een lopende band van conformisme.
IV. De troost van de illusie
De mens meent vrij te zijn omdat hij woorden heeft, maar hij is gevangene van zijn eigen lexicon. Hij denkt rationeel te redeneren, maar redeneert binnen de grammatica van zijn cultuur. Hij prijst zichzelf om zijn vermogen tot reflectie, maar dat vermogen is beperkt tot wat sociaal geaccepteerd is om te denken.
En misschien is dat ook precies waarom we het overleven. De illusie van begrip, van vrijheid, van betekenis — het zijn de smeermiddelen van de geest. Wie werkelijk zou zien wat er is, zonder taal, zonder kader, zonder filter, zou niet verlicht raken maar waanzinnig.
De waarheid is thermodynamisch onhoudbaar: te veel energie, te veel chaos.
De illusie daarentegen is efficiënt, energievriendelijk, evolutionair houdbaar.
Dus kneden we door.
We praten, denken, onderwijzen, filosoferen, corrigeren — alles om de wereld in vorm te houden. Niet omdat ze zo is, maar omdat we anders uit elkaar vallen.
De mens leeft in een zorgvuldig ontworpen misverstand.
Een nuttige leugen, verpakt in woorden, ondertekend door het verstand.
En misschien is dat zijn grootste prestatie:
niet de waarheid overleven, maar haar vervangen door iets draaglijks dat op waarheid lijkt.
