De Staat als Geïnstitutionaliseerde Angst

De Staat als Geïnstitutionaliseerde Angst

Angst met een glimlach — over hoe geruststelling het nieuwe gezag werd

Beste lezer,

De moderne staat hoeft niet meer te dreigen. Ze glimlacht. Ze begrijpt. Ze luistert. En ondertussen draait de angstmachine soepeler dan ooit.

In mijn nieuwe essay De Staat als Geïnstitutionaliseerde Angst onderzoek ik hoe gezag niet langer met geweld, maar met geruststelling regeert. Hoe empathie is verworden tot het fluwelen handschoentje van macht. En waarom de burger liever gerustgesteld wordt dan werkelijk vrij.

Van Hobbes tot Foucault, van Freud tot de QR-code — dit is het verhaal van een beschaving die haar ketenen comfortabel heeft gemaakt.

Lees het gerust.
Niet om bang van te worden, maar om te begrijpen waarom je je zo prettig voelt als je dat wél bent.

Hartelijke groet,
Peter Koopman

Over gezag, empathie en de illusie van vrijheid

Inleidende samenvatting

We leven in een tijd waarin angst niet langer een uitzondering is, maar een beleidscategorie. De moderne staat regeert niet door geweld, maar door geruststelling — en noemt dat empathie. Achter de glimlach van gezag schuilt een oud mechanisme: angst als grondstof van orde. Van Hobbes tot Foucault, van Freud tot het algoritme, blijft macht dezelfde taal spreken — alleen de toon is vriendelijker geworden. Dit essay onderzoekt hoe de mens zijn vrijheid heeft ingeruild voor comfort, zijn autonomie voor geruststelling, en zijn angst heeft geciviliseerd tot moraal. Want in de kern is de staat geen bescherming tegen angst, maar haar meest verfijnde vorm.

Inleiding – Angst Als Fundament Van Orde

Dit essay onderzoekt hoe angst de kern vormt van gezag in moderne samenlevingen, en waarom empathie — dat nobele woord dat zo graag de politiek siert — vaak slechts de illusie versterkt dat macht menselijk is.

De centrale stelling is eenvoudig, maar ongemakkelijk:
Angst is niet het falen van gezag, maar de voorwaarde ervan.

We mogen vrijheid vieren, vertrouwen bezingen en gelijkheid prediken — maar achter elk beleid, elke regel en elke wet ligt een subtiel contract van vrees. Niet de liefde voor orde houdt samenlevingen bijeen, maar de angst voor chaos.
Dat is geen cynische uitspraak, maar een evolutionair feit: de mens is niet geboren om vrij te zijn, maar om te overleven. En overleven is, in zijn diepste essentie, het managen van angst.

Dit essay stelt de vraag:

Kan gezag bestaan zonder angst, of is angst de noodzakelijke brandstof van orde?

De relevantie van die vraag is groter dan ooit. We leven in een tijd waarin dreiging niet langer fysiek is, maar virtueel, moreel en psychologisch. Angst heeft nieuwe vormen aangenomen: angst om iets te missen, om gecanceld te worden, om niet duurzaam genoeg te leven, om niet aan de morele standaard van de groep te voldoen.
De overheid spreekt van “zorg”, de media van “veiligheid”, de burger van “verantwoordelijkheid” — maar in de kern draait het om hetzelfde oeroude mechanisme: angst als bindmiddel.

De moderne staat reguleert niet alleen gedrag, maar ook gemoedsrust. Ze biedt bescherming, maar vooral bescherming tegen het gevoel onbeschermd te zijn. Angst is niet verdwenen, ze is gedigitaliseerd.
De algoritmes van Silicon Valley kennen onze angsten beter dan wijzelf; ze sturen ons gedrag, onze voorkeuren en zelfs onze emoties. En wij glimlachen erbij, want de keten voelt zacht zolang hij van fluweel is.

De structuur van dit essay volgt drie lijnen.
Eerst analyseren we de illusie van vrijheid en de paradox van empathie: hoe de burger zich vrij waant terwijl zijn gedrag door angst en morele druk wordt gestuurd. Vervolgens onderzoeken we hoe Hobbes, Foucault en Freud elk hun eigen model van angst als sociale lijm ontwikkelden — van fysiek naar structureel, van structureel naar psychologisch.
Ten slotte bespreken we hoe moderne democratieën fysieke dreiging hebben vervangen door morele schaamte en digitale controle, en wat dat betekent voor legitimiteit, gehoorzaamheid en vrijheid.

1. De illusie van vrijheid en de paradox van empathie

De eerste stap is het onderscheiden van werkelijke macht en de schijn van autonomie die de moderne burger koestert.
We leven in samenlevingen die zich graag “vrij” noemen, maar waarin vrijheid vooral de vrijheid is om te kiezen tussen opties die anderen voor ons hebben ontworpen.
We kiezen merken, meningen, identiteiten — allemaal binnen de veilige marges van wat sociaal aanvaardbaar is.

De moderne burger voelt zich vrij, omdat zijn gevangenis comfortabel is.
Hij heeft wifi, keuzestress en stemrecht. Maar zijn gedrag wordt gestuurd door angst: angst om verkeerd te stemmen, verkeerd te denken, verkeerd te spreken. De angst is niet langer een klap met de knuppel, maar een fluistering in het geweten.

Waar de oude tiran macht uitoefende via geweld, doet de moderne staat het via zachte dwang. Regels, protocollen, nudging, “maatschappelijke verantwoordelijkheid”.
De burger is niet langer bang voor de beul, maar voor zijn buren — voor hun oordeel, hun verontwaardiging, hun collectieve vingertje.

De empathische staat, die haar burgers toespreekt in de taal van zorg, speelt hierin een meesterrol.
Ze heeft geleerd dat dwang beter werkt wanneer ze als zorg wordt verpakt. “We doen dit voor uw veiligheid.” “We vragen om begrip.”
Empathie fungeert als de morele camouflage van macht. Ze maakt dwang draaglijk.

Maar empathie heeft een prijs.
Ze verandert de machtsverhouding niet, ze verfijnt haar.
De burger voelt zich gehoord, maar niet vrij. Hij mag alles zeggen, zolang hij niets wezenlijks verandert.
En wanneer hij protesteert, wordt hij niet gestraft — hij wordt uitgenodigd tot dialoog.
Dat is de ultieme vorm van beheersing: de tegenstem opnemen in het systeem dat hij juist bekritiseert.

Zoals de Franse socioloog Pierre Bourdieu observeerde: macht is pas effectief wanneer ze niet meer als macht wordt herkend.
De moderne staat beheerst dus niet alleen de lichamen, maar ook de definities van menselijkheid.
Ze heeft empathie geïnstitutionaliseerd tot beleid, en angst herdoopt tot verantwoordelijkheid.

De burger is medeplichtig geworden aan zijn eigen onderdrukking.
Hij levert zijn data vrijwillig aan, draagt zijn smartphone als digitale enkelband, en noemt dat “verbondenheid”.
Zijn angst is zijn moraal geworden.

Tussen natuur en cultuur

Om te begrijpen waarom dit werkt, moeten we kort terug naar de biologie. Angst is geen cultuurproduct, maar een evolutionair instrument.
De amygdala, dat kleine amandelvormige deel in onze hersenen, reageert sneller dan het verstand. Ze bepaalt binnen milliseconden of iets bedreigend is, lang voordat de ratio in actie komt.
Angst is de oudste software van het brein, ontworpen om te overleven, niet om te begrijpen.

De mens heeft die oerangst niet overwonnen, hij heeft haar gesocialiseerd.
De dreiging van roofdieren en stormen is vervangen door de dreiging van reputatie en statusverlies. De prooi van toen is de burger van nu.
Waar de natuur het lichaam reguleerde via angst, reguleert de cultuur nu het gedrag met schaamte.

En empathie? Die dient als sociaal smeermiddel, maar functioneert binnen datzelfde systeem van dreiging.
De empathische staat zegt niet: “Wees bang.”
Ze zegt: “Wees goed.”
En omdat niemand onmenselijk wil zijn, gehoorzamen we gewillig.

Zo ontstaat wat men een moraal van beheersing zou kunnen noemen: de burger die zijn angst voor chaos verwart met deugd.
Hij is niet langer bang voor straf, maar voor moreel falen.

In deze paradox — tussen zorg en controle, empathie en gehoorzaamheid — ontstaat het moderne politieke bewustzijn: de mens die vrij denkt te zijn, maar zijn vrijheid zorgvuldig binnen de perken houdt.
Hij is zijn eigen cipier geworden, beleefd, empathisch en efficiënt.

De vraag is: hoe zijn we hier gekomen?
Welke denkers hebben de anatomie van deze angst blootgelegd?
Om dat te begrijpen, keren we naar de oorsprong van het moderne gezag — naar de denkers die angst niet zagen als afwijking, maar als fundament: Hobbes, Foucault en Freud.

2. Angst als motor van gezag

Hobbes, Foucault, Freud – van zwaard tot zelfbewustzijn

Historisch gezien is angst geen bijproduct van macht, maar haar motor.
Zonder angst geen gezag, zonder gezag geen orde.
De geschiedenis van politieke stabiliteit is, in feite, de geschiedenis van geformaliseerde vrees.

Hobbes: angst als sociaal contract

De Engelse filosoof Thomas Hobbes schreef zijn Leviathan in 1651, in een tijd van burgeroorlog, hongersnood en morele ontwrichting. Zijn diagnose was genadeloos: de mens is niet geneigd tot samenwerking uit liefde, maar uit angst.
Zonder gezag zou het leven “eenzaam, armoedig, vies, bruut en kort” zijn.

De oplossing was de soeverein, het monster van orde — Leviathan — waaraan de burgers hun vrijheid vrijwillig afstaan, uit angst voor elkaars chaos.
Angst wordt hier niet onderdrukt, maar gecentraliseerd. Ze verplaatst zich van horizontale vijandschap naar verticale gehoorzaamheid.

Het genie van Hobbes lag in die politieke alchemie:
de transformatie van angst in legitimiteit.

De staat is in zijn visie geen toevluchtsoord van vrijheid, maar een gedomesticeerde angstmachine.
Wie zich aan de wet onderwerpt, onderwerpt zich niet aan de koning, maar aan de collectieve behoefte aan zekerheid.

Vandaag lijkt dat principe springlevend.
De moderne burger aanvaardt belastingdruk, privacyverlies en bureaucratische paternalisme met dezelfde logica: liever gecontroleerd dan bedreigd.
Wat Hobbes’ zwaard was, zijn nu de schermen van onze apparaten — instrumenten van orde verpakt als comfort.

Foucault: macht als permanent toezicht

Twee eeuwen later toonde Michel Foucault dat de Leviathan geen gezicht meer nodig had.
Macht was niet langer de verticale lijn van bevel en gehoorzaamheid, maar een netwerk van discipline.

In Surveiller et punir (1975) beschreef hij het Panopticon — de cirkelvormige gevangenis waarin elke gevangene gezien kan worden, maar nooit weet of hij bekeken wórdt.
Die onzekerheid maakt directe dwang overbodig. De angst voor mogelijke observatie volstaat.

De moderne samenleving, schreef Foucault, is één groot Panopticon geworden — een diffuus systeem van toezicht waarin burgers elkaar disciplineren via normen, taal en publieke opinie.
Vandaag heet dat niet meer “bewaking”, maar “data-analyse”.
Onze apparaten, apps en algoritmen weten beter wat we vrezen dan wijzelf.

De machtsstructuur van de 21e eeuw is onzichtbaar en participatief.
We klikken vrijwillig op de voorwaarden waarmee we onszelf onderwerpen.
We dragen de camera in onze broekzak en noemen het vrijheid.

De coronaperiode was Foucault in het kwadraat: een samenleving die vrijwillig haar bewegingsvrijheid opgaf “voor de veiligheid van allen”.
De angst voor ziekte werd verheven tot moreel principe — een collectieve deugd die de logica van controle verheiligde.
Niemand dwong de burger tot angst; hij internaliseerde het bevel en noemde het zorgzaamheid.

Foucaults macht is subtiel, want ze werkt niet via bevel maar via veronderstelde goedheid.
Ze zegt niet “je moet”, maar “het is beter voor ons allemaal”.
Wie zich verzet, is niet ongehoorzaam, maar asociaal.
Zo verandert macht van iets wat we vrezen in iets wat we verdedigen.

Freud: angst als innerlijke politie

Waar Hobbes angst situeerde tussen mensen, en Foucault tussen instituties, bracht Sigmund Freud haar naar binnen.
In Das Unbehagen in der Kultur (1930) beschreef hij hoe de mens zijn dierlijke driften moest inperken om in een samenleving te kunnen functioneren.
De prijs van beschaving is innerlijke repressiede mens wordt zijn eigen cipier.

Het Über-Ich — het geweten — is het internaliseren van autoriteit.
Wat vroeger een vorst of priester deed, doet nu de innerlijke stem:
“Dit mag niet.”
“Je hoort je zo te gedragen.”
Angst wordt psychologisch efficiënt — want ze vraagt geen toezicht meer.

De moderne mens draagt de Leviathan in zijn hoofd.
Hij straft zichzelf met schuld, herformuleert dwang tot verantwoordelijkheid en noemt onderdrukking volwassenheid.

Het Über-Ich past zich bovendien uitstekend aan de 21e eeuw aan.
De burger hoeft niet meer bang te zijn voor gevangenis of hel, maar voor falen aan morele maatstaven: niet duurzaam genoeg, niet inclusief genoeg, niet empathisch genoeg.
De religie van plicht is vervangen door de spiritualiteit van deugd.

Freud had het niet kunnen voorzien, maar hij zou glimlachend hebben toegezien:
de moderne mens heeft de kerk verlaten, maar niet de biechtstoel.
Hij biecht nu digitaal — via posts, hashtags, profielen — en zoekt vergeving in de vorm van likes.

De continuïteit van angst

Hobbes, Foucault en Freud schetsen samen de anatomie van gezag.
Hun tijdperken verschillen, hun diagnose niet:
orde bestaat bij de gratie van angst.

Hobbes maakte haar sociaal, Foucault structureel, Freud intiem.
De evolutie van macht is de evolutie van angst:
van uiterlijke dwang naar innerlijke overtuiging,
van zweep naar spiegel,
van gebod naar morele verwachting.

De Leviathan van Hobbes was een monster; die van ons is vriendelijk, transparant en digitaal.
Maar de logica is dezelfde: macht organiseert angst tot gedrag.

De volgende stap is te begrijpen hoe die mechanismen in de moderne democratie zijn gesublimeerd tot iets subtielers: morele schaamte en digitale uitsluiting — de fluwelen hand van de hedendaagse Leviathan.

3. De substitutie van dreiging door morele schaamte in de moderne democratie

Van straf naar schaamte, van dwang naar deugd

In de hedendaagse democratie is macht vriendelijk geworden — en precies daardoor gevaarlijker.
De zweep van de heerser is vervangen door de blik van de gemeenschap. De strafbank door de opiniepeiling. De gevangenis door de timeline.

Wie vandaag afwijkt van de norm, riskeert geen lijfstraf, maar sociale verdamping.
Niet langer het lijf, maar de identiteit wordt gestraft.
De moderne burger leeft in een wereld waarin reputatie het nieuwe lichaam is — kwetsbaar, zichtbaar en eindeloos te exploiteren.

We noemen het accountabilitytransparantiemaatschappelijke verantwoordelijkheid — woorden die klinken als deugd, maar functioneren als controle.
Waar vroeger de politie handhaafde, doet nu het collectief dat zelf.
Iedereen is waakhond geworden, want iedereen vreest zelf gebeten te worden.

De nieuwe economie van angst

De morele orde van nu is geen systeem van bevelen, maar van verwachtingen.
Ze straft niet openlijk, ze corrigeert via verontwaardiging.
Wie niet het juiste zegt, verliest zijn geloofwaardigheid; wie het verkeerde deelt, zijn werk.
En wie zich verdedigt, wordt verdacht van ontkenning.

Cancel culture is slechts de meest zichtbare uitwas van dit mechanisme.
Het is de democratische variant van de middeleeuwse schandpaal: niet meer op het dorpsplein, maar in de digitale arena.
De massa is niet fysiek gewelddadig, maar psychologisch meedogenloos.
De angst om “fout” te zijn is de nieuwe handhaver van de orde.

Het ironische is dat juist democratie — het systeem van vrijheid — het toneel is geworden van vrijwillige zelfcensuur.
We leven in wat men gerust een empathocratie kan noemen: een samenleving waarin men niet de wet overtreedt, maar het gevoel van de ander.
De wet is vervangen door het sentiment.

De burger van vandaag hoeft niet meer bang te zijn voor de staat; hij is bang voor de groep.
Voor het morele oordeel van zijn medemens.
Hij kiest zijn woorden met zorg, zijn standpunten met voorzichtigheid, zijn humor met angst.

De Amerikaanse socioloog Richard Sennett waarschuwde hier al voor:

“Wanneer de samenleving haar regels vervangt door gevoelens, wordt conformiteit een morele plicht.”

De ironie van onze tijd is dat we minder vrij zijn geworden door onze vrijheid.
Want vrijheid zonder grenzen vraagt om zelfbeperking, en die zelfbeperking heet tegenwoordig “respect”.

Het digitale panopticum

De digitale infrastructuur heeft Foucaults Panopticon tot leven gewekt.
Niet één cipier kijkt toe, maar miljoenen camera’s, telefoons, algoritmen en datasets.
Het verschil met vroeger?
We hebben zélf de sleutels van onze cel gekocht — met gezichtsherkenning, apps, en smartwatches.

We rapporteren ons gedrag met trots: stappentellers, hartslagmeters, CO₂-calculators, duurzaamheidsscans.
We noemen het gezond leven of bewust consumeren, maar het is vooral een maatschappelijke audit van deugd.
Wie gezond leeft, wordt beloond met korting op zijn verzekering. Wie “verantwoord” reist, met moreel krediet.

De burger is niet meer onderworpen, hij onderwerpt zichzelf — vrijwillig, efficiënt, en met morele voldoening.
De staat hoeft slechts te glimlachen terwijl het algoritme registreert.

Baudrillard zou zeggen: we leven niet meer onder macht, maar onder de simulatie van macht.
We gehoorzamen geen wetten, maar tekens: QR-codes, check-ins, groene vinkjes.
Ze symboliseren orde, ook wanneer de orde zelf verdwenen is.

De pandemie liet dit perfect zien:
een samenleving die zich vrijwillig opsloot in de naam van solidariteit, applaus gaf aan controle, en kritiek moraliseerde als gevaar.
De grens tussen veiligheid en gehoorzaamheid vervaagde volledig.

Angst was niet langer de uitzondering, maar het protocol van normaliteit.
De burger die zich niet bang toonde, werd verdacht van onverantwoordelijkheid.

Van dreiging naar schuld

De moderne staat heeft fysieke dreiging vervangen door morele schaamte.
Ze hoeft niet meer te dreigen met geweld; ze dreigt met de mogelijkheid van sociale verwerping.
De straf is niet langer pijn, maar schuld.
De boete is niet financieel, maar existentieel: de angst niet langer de goede mens te zijn.

Empathie, het kroonjuweel van de moderne politiek, is hierbij het meest verfijnde wapen geworden.
Wie kan zich immers verzetten tegen goedheid?
Wie durft nog te zeggen dat hij zich niet “gezien” wil voelen?
De burger is ontwapend door zijn eigen behoefte aan begrip.

De empathische macht is de gevaarlijkste vorm van macht, omdat ze zichzelf ontkent.
Ze zegt: “Wij willen geen macht, alleen menselijkheid.”
Maar wat is menselijkheid anders dan de standaard waaraan iedereen zich moet conformeren?

Empathie wordt zo een morele plicht, en wie niet meevoelt, wordt uitgesloten.
Niet vanwege zijn daden, maar vanwege zijn gemoed.
De keten is zacht, maar ze ketent des te sterker.

Een noodzakelijke nuance

Toch verdient empathie ook verdediging.
Ze is niet louter instrument van controle; ze is ook een voorwaarde voor samenleven.
Zonder empathie geen gemeenschap, zonder gemeenschap geen orde.
De vraag is dus niet of empathie verkeerd is, maar of ze nog vrij is — of ze mag bestaan zonder dwang.

Empathie wordt pas tiranniek wanneer ze beleidsmatig wordt.
Wanneer ze geen spontaan gevoel meer is, maar een bureaucratische code.
Dan verandert ze van compassie in protocollaire emotie — gereguleerd, verpakt, en uitgezonden in persberichten.

Dat onderscheid is essentieel:
Echte empathie verbindt; geïnstitutionaliseerde empathie temt.

In deze context is de moderne democratie een paradoxaal toneel:
ze belooft vrijheid, maar belichaamt beheersing;
ze preekt empathie, maar voedt angst.

De fysieke Leviathan is verdwenen, maar haar geest waart nog rond — nu vermomd als welzijn, zorg, duurzaamheid en “het goede doen”.
De vraag is niet langer of we vrij zijn, maar of we nog weten wat angst met ons doet.

Want macht heeft geleerd dat een gerustgestelde burger beter gehoorzaamt dan een bange.

4. Stabiliteit, legitimiteit en de slavernij van gehoorzaamheid

Waarom mensen gehoorzamen zonder dat iemand hen dwingt

Zolang mensen geloven in de legitimiteit van gezag, blijft orde bestaan — zelfs zonder zichtbare dreiging. De macht hoeft niet te slaan of te schreeuwen; ze hoeft slechts geloofwaardig te lijken.
Dat is de essentie van politieke stabiliteit: het volk moet niet overtuigd zijn van de goedheid van macht, maar van haar noodzakelijkheid.

Angst mag het fundament zijn, maar geloof is de bekleding.
Een staat die enkel op angst rust, stort vroeg of laat in; een staat die angst weet te heiligen, overleeft eeuwen.

De illusie van legitimiteit

Legitimiteit is het idee dat macht niet alleen bestaat, maar ook mag bestaan.
Ze berust niet op kracht, maar op betekenis.
De burger gehoorzaamt niet omdat hij wil, maar omdat hij meent dat hij zou moeten.

In dat opzicht is legitimiteit een collectieve mentale constructie — een gedeelde fictie waarin gezag zichzelf voortdurend rechtvaardigt via taal, symboliek en ritueel.
Verkiezingen, nationale feestdagen, troonredes, parlementaire debatten: ze dienen minder om te beslissen, meer om te bevestigen.
Ze zijn de liturgie van het moderne geloof in orde.

De Amerikaanse politicoloog David Easton noemde dat “diffuse support”: een onderhuids vertrouwen dat de staat, hoe gebrekkig ook, beter is dan het alternatief.
Het is het seculiere equivalent van religieus geloof: niet gebaseerd op bewijs, maar op gewenning.

De burger vertrouwt niet omdat hij overtuigd is, maar omdat hij geen energie meer heeft om te twijfelen.
Zoals de socioloog Niklas Luhmann stelde: vertrouwen is een mechanisme om complexiteit te reduceren.
Zonder vertrouwen zou elke interactie ondraaglijk vermoeiend zijn.

In moderne samenlevingen wordt dat vertrouwen voortdurend gevoed met geruststellende signalen — rapporten, cijfers, slogans.
Zolang de overheid blijft zeggen dat ze “luistert”, blijft de burger geloven dat hij invloed heeft.
Dat geloof is essentieel: het maakt de angst draaglijk.

De sociale biologie van gehoorzaamheid

De mens gehoorzaamt niet omdat hij onderdrukt is, maar omdat hij sociaal geprogrammeerd is.
Ons brein is dat van een kuddedier dat overleeft door samenwerking.
Wie zich afzondert, verliest bescherming.
Wie zich conformeert, vergroot zijn overlevingskans.

Angst is in die zin geen pathologie, maar een biologisch alarm dat ons dwingt tot aanpassing.
In evolutionaire termen is de gehoorzame burger de succesvolle mutant:
hij blijft onder de radar, vermijdt conflict, en leeft lang genoeg om zich voort te planten.

De psycholoog Stanley Milgram toonde dat pijnlijk aan in zijn beroemde experimenten over gehoorzaamheid (1961): gewone mensen, zonder sadistische neigingen, bleken bereid elektrische schokken toe te dienen aan een ander, enkel omdat een autoriteit het zei.
Niet de bevelen, maar de context van legitimiteit maakte het mogelijk.

We gehoorzamen niet omdat we bang zijn voor straf, maar omdat we bang zijn om verantwoordelijkheid te dragen.

Vertrouwen als morele valstrik

Moderne staten begrijpen dit instinct beter dan ooit.
Ze presenteren macht niet langer als dreiging, maar als zorg.
Ze zeggen niet: “We eisen uw gehoorzaamheid”, maar: “We vragen uw medewerking.”
Het verschil is semantisch, maar de werking identiek.

Zo verandert vertrouwen in een morele valstrik: wie niet meewerkt, wordt niet als ongehoorzaam beschouwd, maar als asociaal, onsolidair, onmenselijk.
De burger wordt moreel verplicht om mee te doen.

Tijdens de pandemie zagen we dit mechanisme in volle glorie:
Solidariteit” werd de nieuwe naam voor volgzaamheid.
Wie zich afvroeg of de maatregelen proportioneel waren, gold niet als kritisch, maar als gevaarlijk.
Het was geen wet meer die dwong, maar morele groepsdruk.

De logica was perfect foucaultiaans: macht als zorg, discipline als bescherming, gehoorzaamheid als empathie.

De paradox van empathisch gezag

Een gezag dat te menselijk wil zijn, verliest zijn gezag.
Een macht die zich te dichtbij toont, verliest haar ontzag.

Daarom is empathisch bestuur per definitie labiel.
Zodra de macht zich presenteert als vriend, ondergraaft ze haar autoriteit; zodra ze zich herpakt als autoriteit, verliest ze haar menselijkheid.
De balans is fragiel, en precies die spanning maakt moderne democratieën zo vermoeiend: ze proberen tegelijk te troosten én te beheersen.

De charismatische leider weet dit instinctief.
Hij pendelt tussen warmte en dreiging, knuffelt in verkiezingstijd en waarschuwt bij crisis.
Hij biedt emotionele veiligheid aan de groep, maar ook een duidelijke grens aan de vijand.

De cynische waarheid is dat macht pas overtuigend is wanneer ze iets te vrezen heeft.
Een leider zonder ontzag is een entertainer; een leider zonder empathie een tiran.
De moderne politicus probeert dus beide te combineren: glimlachend autoritair zijn.

De vraag is niet of dat eerlijk is, maar of het werkt — en voorlopig lijkt het antwoord ja.

De slavernij van gehoorzaamheid

De socioloog Erich Fromm noemde het al in 1941: The Fear of Freedom.
De moderne mens is bang voor vrijheid, omdat vrijheid verantwoordelijkheid betekent.
Lievere zekerheid in onderwerping dan onzekerheid in autonomie.

We hebben onze ketenen vervangen door contracten, onze bevelen door protocollen.
We zijn geen slaven van een tiran, maar van onze eigen behoefte aan stabiliteit.
De moderne gehoorzaamheid is comfortabel — en precies daarom duurzaam.

Of, om het scherper te zeggen:
De burger van nu is niet onderdrukt, maar gerustgesteld.
En wie gerustgesteld is, heeft geen reden meer om vrij te willen zijn.

De volgende stap is te onderzoeken of er nog een uitweg is — een model van gezag dat angst erkent maar niet uitbuit, dat empathie toelaat zonder haar te gebruiken als dwangmiddel.
Kan macht menselijk zijn zonder haar tanden te verliezen?

5. Hedendaagse implicaties en tegenargumenten

De fragiele balans tussen angst en empathie

Hoewel angst de onmiskenbare motor van gezag blijft, bestaan er scenario’s waarin empathie en menselijke maat wél bijdragen aan legitimiteit. De moderne staat hoeft niet per se te kiezen tussen controle en compassie, mits ze erkent dat beide uit hetzelfde oermechanisme voortkomen: de behoefte aan voorspelbaarheid.

Macht en empathie zijn geen tegenpolen; ze zijn de twee polen van dezelfde magneet.
Angst structureert, empathie verzacht.
De een schept orde, de ander cohesie.
Pas in hun samenspel ontstaat wat we “beschaving” noemen.

De noodzaak van angst

De politieke geschiedenis leert dat angst een organiserende kracht is.
Zonder angst voor chaos geen recht, zonder angst voor straf geen wet, zonder angst voor uitsluiting geen moraal.
Het probleem begint niet bij angst, maar bij de ontkenning ervan.

Wanneer staten doen alsof angst geen rol speelt, wanneer ze de burger verzekeren dat beleid enkel uit zorg voortkomt, ontstaat hypocrisie — en daarmee wantrouwen.
De burger voelt intuïtief dat angst de werkelijke motor is, en ervaart empathie dan als bedrog.
Dat is de paradox van het moderne bestuur: hoe meer de overheid beweert te luisteren, hoe minder ze geloofd wordt.

Angst is, in zijn zuivere vorm, eerlijker dan empathie.
Ze zegt: “Ik bescherm je, omdat je kwetsbaar bent.”
Empathie zegt: “Ik begrijp je, maar volg me.”
De eerste is functioneel, de tweede psychologisch comfortabel.

Een gezonde democratie hoeft angst niet te verbergen, maar te temmen.
Ze moet haar zichtbaar maken, benoemen, bespreken — niet met propagandistische geruststelling, maar met rationele transparantie.
Echte legitimiteit ontstaat niet uit blind vertrouwen, maar uit begrepen dreiging.

Empathie als bestuurlijke strategie

Empathie kan, mits juist ingezet, het vertrouwen in macht versterken.
Ze functioneert dan niet als dekmantel, maar als communicatief ventiel: een manier om de emotionele spanning tussen burger en systeem te reguleren.
Empathie die haar eigen beperkingen kent, kan macht menselijk maken zonder haar te ontkrachten.

Het probleem ontstaat wanneer empathie functioneel wordt geprotocolleerd.
Dan verandert ze van emotie in instrument, van verbinding in beleid.
Een empathisch formulier is nog altijd een formulier.
Een empathische overheid blijft een overheid.

Toch heeft empathie een noodzakelijke plaats in de architectuur van gezag.
Zonder enige vorm van mededogen verwordt de staat tot een koud mechanisme; zonder structuur tot een therapeutische chaos.
De kunst is niet kiezen, maar doseren.

De socioloog Zygmunt Bauman vergeleek de moderne samenleving met vloeibare angst — een toestand waarin de dreiging nooit volledig zichtbaar is, maar voortdurend aanwezig.
In zo’n wereld wordt empathie een vorm van sociale lijm: niet om te troosten, maar om te binden.
Ze houdt de angst vloeibaar, maar beheersbaar.

Democratische paradoxen

De democratie belooft vrijheid, maar kan niet zonder beheersing.
Ze preekt vertrouwen, maar leeft van wantrouwen.
Elke verkiezing is in feite een rituele herbevestiging van angst: de angst dat de ander zou kunnen winnen.

Toch biedt de democratie iets wat autocratieën missen: zelfreflectie.
Ze kan haar eigen angst bespreken zonder onmiddellijk in repressie te vervallen.
Dat vermogen tot introspectie — hoe beperkt ook — is de kern van haar veerkracht.

De vraag is niet hoe we angst kunnen uitbannen, maar hoe we haar kunnen democratiseren.
In plaats van angst te monopoliseren (zoals autoritaire regimes doen), moet de democratie haar verdelen, bespreekbaar maken, en controleren via transparantie.

De ironie is dat precies dit — openheid over angst — het meest taboe is geworden.
We willen liever gerustgesteld worden dan geconfronteerd.
We verkiezen de glimlach van empathie boven de spiegel van realiteit.

Tegenargumenten: de hoop van empathie

Er is natuurlijk een tegenstem, en ze verdient aandacht.
Empathie, zeggen haar verdedigers, is het fundament van moraal.
Zonder het vermogen om ons in de ander te verplaatsen, zou samenleving onmogelijk zijn.
Dat klopt.
Maar ook empathie kent haar donkere kant.

Zoals de Amerikaanse psycholoog Paul Bloom overtuigend betoogde in Against Empathy, is empathie bevooroordeeld, willekeurig en selectief.
Ze laat ons lijden met wie op ons lijkt, maar laat ons koud bij de rest.
Ze schept een morele hiërarchie van zichtbaarheid.
Wie empathie als politiek instrument gebruikt, voedt juist ongelijkheid.

Bovendien is empathie cognitief vermoeiend.
Ze werkt in kleine kring, maar stort in op schaalniveau.
Een overheid die pretendeert “iedereen te begrijpen”, liegt — of onderschat haar eigen onvermogen.

Dat betekent niet dat empathie waardeloos is, maar dat ze contextueel moet blijven.
Een samenleving die haar emotie tot beleidskern verheft, verliest haar nuchterheid.
Een samenleving zonder empathie verliest haar menselijkheid.

De juiste balans ligt, zoals altijd, in bewustwording.

Antifragiele democratie

De Amerikaanse denker Nassim Nicholas Taleb beschreef het ideaal van antifragiliteit: systemen die sterker worden door schokken in plaats van te breken.
Toegepast op de politiek betekent dat: een samenleving moet leren omgaan met angst, in plaats van haar te vermijden.

Een antifragiele democratie is niet bang voor angst.
Ze gebruikt haar als leerervaring, als adaptieve feedback.
Ze erkent dat crisis geen afwijking is, maar een test van realisme.

De pandemie, klimaatcrisis, geopolitieke dreiging — het zijn allemaal stressoren die angst oproepen.
Maar in plaats van die angst te onderdrukken met morele slogans, zou de volwassen democratie moeten zeggen:

“Ja, dit is beangstigend. Laten we dat erkennen, en rationeel handelen.”

Zolang politiek blijft doen alsof angst iets is om te verbergen, blijft ze kwetsbaar.
Een samenleving die haar angst begrijpt, is paradoxaal genoeg minder manipuleerbaar.

Naar een volwassen politiek

De kernvraag is dus niet hoe we angst kunnen elimineren, maar hoe we haar transparant kunnen gebruiken.
Een volwassen staat durft te zeggen:

“Ja, we moeten soms streng zijn. Niet om te straffen, maar om te beschermen.”

Een volwassen burger durft te zeggen:

“Ik ben bang — maar ik weet waarvoor.”

In dat gesprek, tussen rationele macht en bewuste burger, kan empathie eindelijk haar juiste plaats innemen: niet als manipulatie, maar als middel tot zelfkennis.
Daarmee verschuift macht van mystiek naar volwassenheid.

De vraag blijft open:
Kan gezag ooit bestaan zonder angst — of zou dat het einde van gezag betekenen?
Om die paradox af te ronden, keren we in het slot terug naar de denkers die ons de weg wezen, en trekken we de lijn door naar de toekomst: wat betekent het om te leven in een wereld waarin angst niet verdwijnt, maar evolueert?

6. De paradox van menselijke macht

Angst als permanente grondtoon van gezag

Wanneer we de denkbeelden van Hobbes, Foucault, Freud en Baudrillard naast elkaar leggen, wordt één onontkoombare waarheid zichtbaar:
angst is geen residu van macht, maar haar bestaansreden.

De staat is niet geboren uit harmonie, maar uit de poging chaos te beheersen.
Ze is het georganiseerde antwoord op de menselijke neiging tot paniek.
Zonder dreiging geen gezag, zonder angst geen orde, zonder orde geen samenleving.

De paradox is dat de mens orde wil, maar vrijheid eist — en dus systemen bouwt die hem beschermen tegen precies datgene wat hem vrij zou kunnen maken: onzekerheid.
De burger veracht macht, maar kan niet zonder haar.
Hij vloekt op de regels, maar verlangt naar de geruststelling dat ze bestaan.

De moderne Leviathan

De Leviathan van onze tijd draagt geen kroon, geen zwaard, geen gezicht.
Ze spreekt via beleidsnota’s, camera’s, protocollen en hashtags.
Ze glimlacht, ze luistert, ze toont begrip.
Maar haar logica blijft identiek aan die van Hobbes: angst centraliseren om vrede te bewaren.

De burger gelooft dat hij vrij is, omdat hij mag kiezen tussen gecontroleerde opties.
Hij verwart keuzevrijheid met autonomie, medezeggenschap met macht, empathie met invloed.
Maar elke democratische handeling is in wezen een ritueel van geruststelling:
“Zie je wel, ik doe mee. Ik besta binnen het systeem.”

De Franse denker Jean Baudrillard zou zeggen dat onze vrijheid een simulacrum is — een kopie zonder origineel, een spiegel waarin we onszelf herkennen zonder te weten dat het glas van binnenuit is verlicht.

Vrijheid is in die zin niet verdwenen, maar geënsceneerd.
Ze bestaat bij de gratie van angst: we hebben vrijheid nodig om de illusie te handhaven dat we niet bang zijn.

De politiek van geruststelling

De hedendaagse macht heeft geleerd dat angst niet meer werkt als ze te zichtbaar is.
De nieuwe strategie is geruststelling — een permanente toestand van “wees niet bang, we zorgen voor je”.
Maar juist dat geruststellen houdt de angst levend.

De burger wordt bedolven onder geruststellende taal: inclusie, zorg, veiligheid, duurzaamheid.
Het zijn de mantra’s van een cultuur die haar eigen kwetsbaarheid probeert te vergeten.
De taal van zorg is het modern equivalent van religie: ze biedt troost zonder oplossing.

De ironie is dat de staat, door angst te willen wegnemen, zichzelf overbodig dreigt te maken — en daarom telkens nieuwe vormen van dreiging creëert.
Geen externe vijand meer? Dan een interne.
Geen oorlog? Dan klimaatpaniek, pandemie, cyberdreiging, desinformatie.
De staat zonder angst is als een kerk zonder zonde: zinloos.

De mens als medeplichtige

Toch is de staat niet de enige dader in dit verhaal.
De burger is haar medeplichtige — en soms haar grootste fan.
Want angst biedt houvast, en houvast geeft identiteit.
Een samenleving zonder angst zou richtingloos zijn.

De burger die zich vrijverklaart van angst, is of naïef, of gelogen.
Hij leeft van angst, zoals het lichaam leeft van adrenaline.
De angst om betekenisloos te zijn, om vergeten te worden, om niet meer nodig te zijn — het is de motor van onze activiteit.

Macht exploiteert geen angst die ze zelf schept, maar angst die altijd al bestond.
Ze organiseert haar slechts.
De staat is het orkest van menselijke vrees, en de burger de gewillige muzikant.

De illusie van onschuld

Onze tijd gelooft in de goedheid van bestuur.
We willen dat de overheid menselijk is, dat macht transparant is, dat beleid moreel is.
Maar zodra macht zich moreel noemt, is ze gevaarlijker dan ooit.
Want de tiran die kwaad doet, kun je bestrijden.
De heilige die goed doet in jouw naam, niet.

De moderne macht heeft geleerd zich te presenteren als slachtoffer van haar eigen verantwoordelijkheid:
“Wij doen ook maar wat we kunnen.”
Die bescheidenheid is haar sterkste wapen.
Ze ontdoet macht van schuld, en maakt kritiek tot ondankbaarheid.

De ware tirannie van nu is niet onderdrukking, maar overbescherming.
Ze sust, troost en infantiliseert.
Ze maakt van burgers kinderen die geleerd hebben dat gehoorzaamheid volwassen is.

Wat rest er dan van vrijheid?

Vrijheid is niet de afwezigheid van angst, maar de bewustwording ervan.
De vrije mens is niet degene zonder vrees, maar degene die weet waarvoor hij bang is — en wie hem die angst aanreikt.

Vrijheid is geen toestand, maar een oefening in helderheid.
Ze begint niet met verzet, maar met inzicht.
De mens die zijn angst begrijpt, is minder manipuleerbaar.
De burger die beseft dat zijn empathie soms wordt gebruikt als keten, heeft al een schakel verbroken.

We hoeven macht niet te haten, maar we moeten haar leren zien.
De volwassen samenleving vraagt niet om geruststelling, maar om transparantie.
Ze wil weten welke angst haar wordt verkocht — en tegen welke prijs.

De menselijke maat van macht

De toekomst van gezag ligt niet in het uitroeien van angst, maar in het erkennen van haar rol.
Een staat die durft te zeggen:

“Ja, we regeren ook door angst. Maar we doen dat openlijk, rationeel en tijdelijk.”
— zou geloofwaardiger zijn dan een die blijft beweren dat ze enkel uit liefde handelt.

Dat klinkt cynisch, maar het is juist moreel realistischer.
Macht hoeft niet moreel te zijn om rechtvaardig te functioneren; ze hoeft slechts bewust te zijn van haar middelen.
De echte dreiging komt niet van harde macht, maar van de macht die haar eigen aard ontkent.

Daar ligt de morele volwassenheid die onze tijd ontbeert: niet in naïeve hoop, maar in helder besef.
Niet in de droom van een angstvrije wereld, maar in het vermogen angst productief te gebruiken.

Slot: Angst met een glimlach

We zijn geëvolueerd van het brullen van leeuwen naar het fluisteren van beleid.
De vorm is veranderd, de functie niet.
Angst is niet verdwenen — ze heeft enkel betere manieren geleerd.

De staat is een theater geworden waar de burger applaudisseert voor zijn eigen geruststelling.
We noemen het vooruitgang, maar het is in wezen een verfijnde choreografie van oude reflexen.

De vraag blijft: zijn we vrijer geworden, of gewoon comfortabeler bang?

Misschien is dat de meest eerlijke definitie van onze tijd:

Macht is angst met een glimlach.

Selectieve literatuurlijst

Filosofie & macht

  • Hobbes, Thomas. Leviathan (1651).
  • Foucault, Michel. Surveiller et punir (1975).
  • Arendt, Hannah. The Origins of Totalitarianism (1951).
  • Baudrillard, Jean. Simulacres et Simulation (1981).
  • Sloterdijk, Peter. Kritik der zynischen Vernunft (1983).

Psychologie & biologie

  • Freud, Sigmund. Das Unbehagen in der Kultur (1930).
  • Sapolsky, Robert. Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst (2017).
  • Bloom, Paul. Against Empathy (2016).
  • Milgram, Stanley. Obedience to Authority (1974).
  • Fromm, Erich. The Fear of Freedom (1941).

Sociologie & moderne politiek

  • Bauman, Zygmunt. Liquid Fear (2006).
  • Han, Byung-Chul. Psychopolitik (2014).
  • Taleb, Nassim Nicholas. Antifragile (2012).
  • Zuboff, ShoshanaThe Age of Surveillance Capitalism (2019).
  • Luhmann, NiklasVertrauen: Ein Mechanismus der Reduktion sozialer Komplexität (1968).

Eindgedachte:
De staat is niet het probleem — de ontkenning van haar aard is dat.
Zolang macht haar angst camoufleert met empathie, blijft vrijheid een beleefde illusie.
Maar zodra we dat doorzien, kunnen we tenminste met open ogen bang zijn.
En dat is, hoe ironisch ook, misschien de enige échte vorm van vrijheid die de mens ooit zal kennen.

Ook interessant voor jou!