Wie vandaag níét cynisch is, heeft óf een functie óf een belang
Beste doorgewinterde democraat-in-remissie,
Laatst nog geloofd in verkiezingsbeloften?
Nog enthousiast geweest over een motie van wantrouwen?
Applausje gegeven aan een bewindspersoon die “verantwoordelijkheid nam” en toch gewoon bleef zitten?
Dan hebben we slecht nieuws. Of goed. Afhankelijk van hoeveel sarcasme u nog kunt verdragen.
Aflevering 16 van onze serie is er!
“Het Nut (of Gevaar) van Democratisch Cynisme”
(Spoiler: u bent niet gek — u bent juist te scherp om nog mee te doen aan het toneelstukje.)
Wat leest u, behalve uzelf?
· De ironie van vertrouwen: Waarom het geloof dat een gekozen politicus niet op dag 2 verandert in een netwerkende Shell-ambtenaar inmiddels een vorm van magisch denken is.
· Cynisme als politieke hygiëne: Niet alles afzeiken. Alleen alles waar een beleidsbijlage aan hangt.
· Cynisme als evolutionaire strategie: Want naïviteit was ooit dodelijk. En nu vooral irritant.
· Wanneer cynisme gevaarlijk wordt: Als het verandert in gelatenheid, onverschilligheid of “fuck it allemaal maar, ik stem op de grootste clown.” (Spoiler: die zit vaak al aan de knoppen.)
· Waarom de echte cynicus niet meer op tv komt: Geen soundbites, geen klikbaarheid, en hij lacht op momenten die redacties ongemakkelijk maken.
· Cynisme als hoop in vermomming: Want alleen wie zich teleurgesteld voelt, heeft ooit geloofd. En wie ooit geloofde, weet precies waar het misging.
PS:
De cynicus lacht niet om het systeem.
Hij lacht er dwars doorheen.
En ja, dat is ongepast. Precies daarom werkt het.
PPS:
Stemadvies? Niet geven. Alleen deze vraag terugkaatsen:
“Wie heeft jouw cynisme het minst verdiend?”
Met achterdochtige groet,
Peter Koopman
Afdeling Vertrouwensreductie & Politieke Immunologie
(Voor burgers die wel wakker zijn, maar geen aluhoed nodig hebben.)
Het Nut (of Gevaar) van Democratisch Cynisme
De ironie van het vertrouwen
Democratie vereist vertrouwen. Niet heilig vertrouwen, maar werkbaar vertrouwen: het geloof dat wie je kiest, in grote lijnen handelt binnen het mandaat dat hem of haar is gegeven. Dat deze functionaris niet plotseling tot feodaal gedrag vervalt, geen kroonjuwelen achteroverdrukt of in het geheim lobbyist wordt van Shell, Pfizer of het World Economic Forum. Maar die verwachting is in toenemende mate kolderiek geworden.
Het cynisme dat vandaag rondwaart is dus niet zomaar frustratie, het is de nasmaak van miskenning. Het is wat overblijft als mensen ontdekken dat hun stem, hun idealen, hun vertrouwen – vaak worden gerecycleerd tot campagnemateriaal, beleidsverlakkerij of juridische rookgordijnen. Cynisme is dus geen kwaadaardige houding van de burger; het is vaak de enige rationele reactie op systemisch misbruik.
Cynisme als politieke hygiëne
Wie vandaag níet cynisch is over democratie, heeft óf geen idee, óf een belang. Democratisch cynisme is een vorm van politieke hygiëne geworden: het stelt ons in staat om machthebbers te wantrouwen zonder te vervallen in naïef complotdenken of nihilisme. Cynisme houdt namelijk nog steeds rekening met het feit dat democratie het minst slechte systeem is. Maar het weigert mee te gaan in de religieuze exaltatie ervan.
Zoals Slavoj Žižek al stelde: het moderne cynisme is geen onwetendheid, maar een bewust weten — en toch doorgaan. Mensen wéten dat verkiezingsbeloften marketing zijn. Ze wéten dat kabinetten eerder verantwoording ontlopen dan afleggen. En toch stemmen ze. Niet omdat ze geloven, maar omdat ze hopen op schadebeperking. De burger als brandweerman in een bosbrand die door de politiek zelf is aangestoken.
Cynisme als evolutionaire overlevingstactiek
Vanuit een biologisch-ethologische bril is cynisme niets meer dan een adaptieve gedragsvariant. Het voorkomt dat we telkens opnieuw door dezelfde predator worden verrast. Het beschermt tegen strategisch altruïsme van partijen die onze sympathie inruilen voor hun macht. Cynisme is geen verraad aan de democratie, maar een overlevingsstrategie in een systeem dat claimt representatief te zijn, maar structureel faalt in het waarmaken ervan.
De cynicus is niet de saboteur van de democratie, maar de kanarie in de kolenmijn. En net zoals bij die kanarie geldt: als het cynisme massaal wordt, moet je niet de burger veroordelen — maar het systeem bevragen.
Maar… is cynisme ook gevaarlijk?
Jazeker. Wanneer cynisme verwordt tot resignatie, verliest het zijn kracht. Wie roept “het heeft toch geen zin”, creëert precies de leegte waarin technocraten, lobbyisten en ideologische zeloten kunnen floreren. Deze passieve vorm van cynisme – die zich uit in abstinentie, mopperen aan de keukentafel of alleen nog stemmen “om de boel te fucken” – ondermijnt de collectieve waakzaamheid die een democratie nodig heeft om zichzelf te beschermen tegen degeneratie.
De gezonde cynicus wantrouwt, maar doet mee. Hij onthult, stelt vragen, steekt de draak. Hij stemt mogelijk blanco, of op een outsider – maar niet uit louter destructie. Hij weigert simpelweg om nog te geloven in de schijnhandeling van politiek als theater.
Media en moraal: de recyclage van cynisme
De grootste paradox? Het systeem voedt zichzelf met het cynisme dat het veroorzaakt. Elke burger die afhaakt, vergroot de macht van wie overblijft. De zelfbedienende elite vaart wel bij lage opkomst, want ze hoeven zich dan alleen nog te verantwoorden aan medespelers. Media spelen hier een cruciale rol: ze ridiculiseren de cynicus, verwarren hem met de complotdenker, en helpen zo het spelletje intact te houden.
De echte dissident, de slimme cynicus, wordt niet meer uitgenodigd bij Op1, want hij doorprikt het script. Zijn vorm van denken is ongemakkelijk, niet polariserend genoeg, en te lastig in soundbites te gieten. Hij lacht, maar op een manier die rammelt aan fundamenten. En dat is een probleem voor een systeem dat vooral zijn eigen façade wil beschermen.
Democratisch cynisme als hoop in vermomming
Het ironische is dat juist de cynicus vaak meer om de democratie geeft dan de conformist. Want waar de conformist zonder vragen accepteert, weigert de cynicus genoegen te nemen met middelmatigheid, corruptie of framing. Cynisme is in dit opzicht geen afbraak, maar een vorm van onvrede die aanzet tot actie. Of dat nu satire is, burgerjournalistiek, nieuwe platforms of radicale transparantie.
In die zin moeten we democratisch cynisme misschien niet bestrijden, maar cultiveren. Niet als doel op zich, maar als voorportaal van een nieuwe politieke volwassenheid. Geen cynisme als cynisme, maar als zelfverdediging, als speels verzet, als dwarsdenken. Zoals George Carlin zei: “Inside every cynical person, there is a disappointed idealist.”
Epiloog: Cynisme als stemadvies
In de aanloop naar verkiezingen zouden we moeten ophouden met de burger te dwingen tot “positiviteit”. We zouden cynisme niet moeten framen als gevaar, maar als bewijs van bewustzijn. Want het is pas als de burger zijn illusies verliest, dat hij zijn verstand terugkrijgt.
Dus als iemand je vraagt op wie je gaat stemmen, antwoord dan niet met een naam, maar met een tegenvraag:
“Wie heeft mijn cynisme het minst verdiend?”
LITERATUURLIJST (volledige)
1. Democratie, stemrecht en representatie
· Dahl, R. A. (1989). Democracy and its Critics. Yale University Press.
· Landemore, H. (2020). Open Democracy: Reinventing Popular Rule for the Twenty-First Century. Princeton University Press.
· Van Reybrouck, D. (2013). Tegen verkiezingen. De Bezige Bij.
· Rawls, J. (1971). A Theory of Justice. Harvard University Press.
· Schumpeter, J. A. (1942). Capitalism, Socialism and Democracy. Harper.
· Runciman, D. (2018). How Democracy Ends. Profile Books.
· Levitsky, S., & Ziblatt, D. (2018). How Democracies Die. Crown Publishing.
2. Macht, angst en politieke beïnvloeding
· Furedi, F. (2006). Culture of Fear Revisited: Risk-Taking and the Morality of Low Expectation. Continuum.
· Bauman, Z. (2007). Liquid Fear. Polity Press.
· Arendt, H. (1951). The Origins of Totalitarianism. Harcourt.
· Chomsky, N. (1989). Necessary Illusions: Thought Control in Democratic Societies. South End Press.
· Altheide, D. L. (2002). Creating Fear: News and the Construction of Crisis. Aldine de Gruyter.
· Robin, C. (2004). Fear: The History of a Political Idea. Oxford University Press.
· Giddens, A. (1999). Runaway World: How Globalization is Reshaping Our Lives. Routledge.
3. Populisme, ideologie en retoriek
· Mudde, C. (2019). The Far Right Today. Polity Press.
· Taggart, P. (2000). Populism. Open University Press.
· Laclau, E. (2005). On Populist Reason. Verso.
· Stanley, J. (2018). How Fascism Works: The Politics of Us and Them. Random House.
· Berlin, I. (1996). The Sense of Reality: Studies in Ideas and Their History. Pimlico.
· Van den Brink, G. (2020). Ruw ontwaken uit de neoliberale droom. Boom.
4. Sociale psychologie en groepsgedrag
· Cialdini, R. B. (2021). Influence: The Psychology of Persuasion (Revised Edition). Harper Business.
· Zimbardo, P. G. (2007). The Lucifer Effect: Understanding How Good People Turn Evil. Random House.
· Milgram, S. (1974). Obedience to Authority: An Experimental View. Harper & Row.
· Haidt, J. (2012). The Righteous Mind: Why Good People are Divided by Politics and Religion. Vintage.
· Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and Slow. Farrar, Straus and Giroux.
· Festinger, L. (1957). A Theory of Cognitive Dissonance. Stanford University Press.
5. Media, framing en illusie van keuze
· Postman, N. (1985). Amusing Ourselves to Death: Public Discourse in the Age of Show Business. Viking Penguin.
· Ellul, J. (1965). Propaganda: The Formation of Men’s Attitudes. Vintage.
· McChesney, R. W. (2013). Digital Disconnect: How Capitalism is Turning the Internet Against Democracy. New Press.
· Lakoff, G. (2004). Don’t Think of an Elephant! Know Your Values and Frame the Debate. Chelsea Green Publishing.
· Baudrillard, J. (1994). Simulacra and Simulation. University of Michigan Press.
· Luyendijk, J. (2015). Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers. Atlas Contact.
6. Ongelijkheid, politieke economie en verdunning van invloed
· Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Harvard University Press.
· Graeber, D. (2011). Debt: The First 5,000 Years. Melville House.
· Harvey, D. (2005). A Brief History of Neoliberalism. Oxford University Press.
· Stiglitz, J. E. (2012). The Price of Inequality. W.W. Norton & Company.
· Sandel, M. J. (2020). The Tyranny of Merit: What’s Become of the Common Good? Farrar, Straus and Giroux.
7. Ethiek, verantwoordelijkheid en politieke verbeelding
· Berlin, I. (1958). Two Concepts of Liberty. Clarendon Press.
· MacIntyre, A. (1981). After Virtue. University of Notre Dame Press.
· Nietzsche, F. (1887). Zur Genealogie der Moral. (Ned. vertaling: Over de genealogie van de moraal). Historische kritiek op moraliteit.
· Foucault, M. (1975). Surveiller et punir. Gallimard. (Ned. vertaling: Discipline, toezicht en straf).
· Sloterdijk, P. (2009). Kritiek van de cynische rede. SUN.
8. Historische waarschuwingen en herinneringscultuur
· Levi, P. (1986). If This Is a Man / The Truce. Abacus.
·<span style=”font-style: normal; font-variant-caps: normal; font-width: normal; font-size: 7pt; line-height: normal; font-family: “Times New Roman”; font-size-adjust: none; font-
…
