De Draagmoeder van de Mensheid

De Draagmoeder van de Mensheid

De draagmoeder van de mensheid — of waarom gelijkheid een mooi sprookje blijft

Beste Lezer,

We leven in een tijd waarin iedereen gelijkwaardig wil zijn — liefst met een filter erover.
Maar wie even onder de laag van beschaving krabt, ontdekt iets onaangenaams: de natuur is niet woke.
Ze kent geen quota, geen mensenrechten, en zeker geen gelijke kansen.

In mijn nieuwste stuk, “De Draagmoeder van de Mensheid”, onderzoek ik de kloof tussen wensdenken en werkelijkheid.
Over wensmoeders en werpmoeders, over moraal als evolutionair deodorant, en over de hardnekkige illusie dat alle mensen evenveel waard zijn — zolang er niets te verdelen valt.

Het is geen gezellig stuk. Wel eerlijk. En met een glimlach geschreven, zoals de natuur dat zelf ook zou doen — achteloos.

Met milde spot en evolutionair mededogen,
Peter Koopman

Ik ben, zoals men dat noemt, een product van de babyboom. Mijn moeder was waarschijnlijk de eerste draagmoeder — niet uit vrije wil, maar uit noodzaak. Ze droeg niet alleen mij, maar ook het schuldgevoel van een natie die zichzelf opnieuw moest uitvinden. De naoorlogse baarmoeder was geen plaats van liefde, maar van reconstructie. En zoals elk goed bouwproject liep ook dit uit op overcapaciteit en planmatige vervreemding.

Ze droeg, ik lag. Zij baarde, ik keek. En tegen de tijd dat ik leerde lopen, was de revolutie al voorbij. De seksuele vrijheid was ingeruild voor condooms met keurmerk, en de idealen van gelijkheid voor loonschalen met cao.

Ik was dus niet zozeer geboren, als wel uitgeleverd — een bijproduct van een generatie die dacht dat voortplanting iets met toekomst te maken had.

Van draagmoeder naar wensmoeder

Ergens in de jaren zeventig transformeerde de vrouw van draagmoeder (drager van leven) naar wensmoeder (wensen van idealen).
De ene baart kinderen, de andere wenst overtuigingen. De draagmoeder houdt de soort in stand, de wensmoeder houdt het morele zelfbeeld in stand.

De draagmoeder leeft in de natuur, de wensmoeder in de cultuur.
De één produceert wezens, de ander waarden.
En waarden zijn goedkoper — ze vergen geen melk, alleen mening.

De draagmoeder weet dat voortplanting energie kost.
De wensmoeder gelooft dat ze die energie kan compenseren met empathie, een LinkedIn-profiel en een warm gevoel bij “gelijke kansen”.

Het resultaat: een wereld waarin kinderen nog wel geboren worden, maar ideeën de echte baby’s zijn.
Iedereen wenst tegenwoordig iets — meningen, waarden, hashtags — maar niemand draagt nog iets uit.

Gelijkwaardigheid als anticonceptie

De mens is het enige dier dat zijn voortplanting reguleert met moraal.
Een leeuw doodt welpen van een ander om zijn genen door te geven. De mens schrijft er een kinderrechtenverdrag over en noemt het beschaving.
Het verschil is dat de leeuw weet wat hij doet, en de mens niet.

Het idee van “gelijkwaardigheid” is onze collectieve pil: een cultureel anticonceptiemiddel dat de natuurlijke selectie neutraliseert.
We doen alsof iedereen evenveel waard is, zodat niemand hoeft te voelen dat hij minder is.
Een mooi streven, maar evolutionair rampzalig.
De natuur rekent niet in rechten, maar in rendement.

In een wereld waarin alles zogenaamd gelijkwaardig is, heeft niets nog waarde.
Zelfs domheid wordt een recht, en mislukking een vorm van authenticiteit.
Het is alsof de evolutie zelf aan inclusie is gaan doen — en dat is zelden goed nieuws voor de soort.

De prijs van productie

Neem China. Daar produceert men massa — veel, snel, goedkoop.
Neem Duitsland. Daar produceert men precisie — weinig, zorgvuldig, duur.
En dan zegt de mondiale markt: die zijn gelijkwaardig.
Dat is alsof je een viool vergelijkt met een plastic blokfluit, en zegt dat ze allebei muziek maken.
Technisch klopt het, maar existentieel is het een belediging.

Dezelfde logica geldt voor mensen.
De één wordt geboren als een zorgvuldig geconstrueerd product van liefde, opleiding en vitamine D.
De ander is het spontane resultaat van een avondje goedkoop bier en stroomuitval.
Toch zijn ze op papier gelijkwaardig — allebei houder van mensenrechten, allebei evenveel stem in de democratie.

De natuur weet wel beter: de één is een genetische investering, de ander een evolutionaire proefdruk.

De r- en K-kinderen

De biologie onderscheidt twee strategieën:
de r-strateeg — veel kinderen, weinig zorg;
de K-strateeg — weinig kinderen, veel zorg.

De eerste bevolkt de wereld, de tweede houdt haar in stand.
Maar dankzij onze moraal zijn ze nu evenveel waard.
Het kind dat opgroeit met Mozart en mindfulness telt even zwaar als het kind dat opgroeit met TikTok en chipsvet.

Dat is wat we beschaving noemen: het negeren van kwaliteit ten gunste van kwantiteit, maar dan met een morele glimlach.
De natuur heeft haar selectie uitbesteed aan de sociale dienst.

De menselijke paradox

Wij willen natuur zonder dood, voortplanting zonder pijn, en gelijkheid zonder ongelijkheid.
We willen dat alles waarde heeft, zolang niemand eraan wordt herinnerd dat waarde iets kost.
We noemen dat “humaan”.

Maar laten we eerlijk zijn: de mens is niet humaan, hij is gewoon handig in rationaliseren.
Hij eet dieren met compassie, voert oorlog uit naam van vrede, en plant zich voort onder het mom van liefde — maar het draait allemaal om hetzelfde: genen doorgeven met een goed geweten.

De draagmoeder weet dat.
De wensmoeder ontkent het.
De draagmoeder baart toekomst.
De wensmoeder baart verhalen over toekomst.

En tussen die twee ligt het kerkhof van de gelijkwaardigheid.

Epiloog: over de waarde van mensen

Er bestaat geen universele waarde van de mens.
Er zijn alleen gradaties van bruikbaarheid — biologisch, economisch, emotioneel.
De rest is decor.

De mens is het enige dier dat zijn waarde moet bewijzen door er niet aan herinnerd te willen worden dat hij vervangbaar is.
Hij noemt dat mensenrechten, maar het is eigenlijk een angstreflex: de vrees om teruggeworpen te worden in de natuur, waar niemand applaus krijgt voor zijn intenties.

De draagmoeder weet het: de natuur is onverschillig.
De wensmoeder hoopt nog dat cultuur dat niet is.

Maar diep vanbinnen weten we allemaal — zodra de stroom uitvalt, wint de baarmoeder het van de beginselverklaring.

Literatuurlijst en verwijzingen

  • Richard Dawkins – The Selfish Gene (1976).
    Over genen als de werkelijke actoren van evolutionair gedrag.
  • Robert Trivers – Parental Investment and Sexual Selection (1972).
    Over de energieverdeling tussen geslachten en de gevolgen voor strategie.
  • David Buss – Evolutionary Psychology: The New Science of the Mind (1999).
    Over menselijke voortplantingsstrategieën en seksuele selectie.
  • David Graeber – Debt: The First 5000 Years (2011).
    Over waarde, ruil en de fictieve aard van morele gelijkheid.
  • Yuval Noah Harari – Sapiens (2014).
    Over mensenrechten als intersubjectieve fictie.
  • Peter Sloterdijk – Zorn und Zeit (2006).
    Over de accumulatie van woede en morele energie als motor van de moderne mens.
  • Zygmunt Bauman – Liquid Modernity (2000).
    Over de vloeibare aard van moderniteit en waarden.
  • Pierre Bourdieu – La Distinction (1979).
    Over smaak, klasse en de culturele reproductie van ongelijkheid.
  • Desmond Morris – The Naked Ape (1967).
    Over de mens als dier met illusies van verhevenheid.
  • Michel Foucault – Histoire de la sexualité (1976–1984).
    Over macht, lichaam en de sociale constructie van moraal.

Ook interessant voor jou!