De Coach als Surrogaatvader Het Eeuwige Kind in de Dojo en Daarbuiten

De Coach als Surrogaatvader Het Eeuwige Kind in de Dojo en Daarbuiten

Voor wie dacht dat hij volwassen was: je coach weet beter

Beste kinderen,

Dacht je dat je, na je twaalfde verjaardag, eindelijk verlost was van de behoefte aan een vaderfiguur? Fout. Je hebt hem alleen ingeruild voor iemand met een fluitje, een stopwatch en een mening over je techniek.

In mijn nieuwste stuk, “De Coach als Surrogaatvader: Het Eeuwige Kind in de Dojo”, leg ik bloot waarom we ons ook als spierbundelende volwassenen graag laten leiden, prijzen en straffen – van Becker’s existentiële angsten tot Ferenczi’s innerlijke peuter, met een knipoog naar de hiërarchische wereld van de vechtsport.

Lees het gerust. Buig even bij binnenkomst. En als je klaar bent, bedank je innerlijke sensei dat hij je door dit leven loodst.

Met vriendelijke groet (en een milde buiging),
Peter Koopman

22 aug. 2025

Tel.: 06 8135 8861

De Coach als Surrogaatvader

Het Eeuwige Kind in de Dojo en Daarbuiten

1. Inleiding – Volwassen sporters, kinderlijke harten

De volwassen sporter geldt in de publieke perceptie als toonbeeld van autonomie: zelfsturend, gedisciplineerd, meester over lichaam en geest. Toch schuilt achter dat imago vaak een verrassende emotionele afhankelijkheid van een ander – de coach. Hoe kan iemand die fysiek en mentaal tot de absolute top behoort, zich psychologisch zo vaak onderwerpen aan een autoriteit? Waarom buigen volwassen vechters bij binnenkomst in een dojo, waarom noemen volwassen turners hun coach ‘papa’, en waarom weegt de stem van de trainer vaak zwaarder dan die van de sporter zelf? Dit essay onderzoekt deze vraag door een samenspel van psychoanalyse, existentiële filosofie en sociologie – met Ferenczi, Becker en Foucault als intellectuele gidsen.

2. De Mens als Eeuwig Kind – Ferenczi en de psychoanalyse

De Hongaarse psychoanalyticus Sándor Ferenczi stelde dat de mens nooit volledig volwassen wordt. In Confusion of Tongues between Adults and the Child (1933) beschrijft hij hoe het kinderlijke verlangen naar bescherming, erkenning en leiding blijft doorwerken in volwassen relaties. Deze dynamiek, overdracht (transference), verklaart waarom sporters hun coaches vaak behandelen als ouderfiguren: de coach wordt bron van troost en orde, maar ook een figuur op wie men afhankelijkheid projecteert. De bokser Mike Tyson noemde Cus D’Amato “de enige vader die ik ooit had”. Het is exemplarisch voor hoe training meer is dan techniek – het is een psychologische symbiose.

3. Becker: Angst, Hero Projects en de Coach als Hogepriester

Ernest Becker voegde hier een existentiële laag aan toe. In The Denial of Death (1973) betoogde hij dat mensen hun sterfelijkheid bezweren via ‘hero projects’ – activiteiten die hun leven betekenis geven en een illusie van onsterfelijkheid scheppen. Topsport is zo’n project bij uitstek: records, titels en roem maskeren de eindigheid. De coach fungeert hierin als hogepriester, de bewaker van het ritueel. Angelo Dundee, coach van Muhammad Ali, verwoordde het ooit eenvoudig: “I just get him ready for the world.” Achter dat pragmatisme schuilde een religieuze rol – hij leidde Ali’s hero project, gaf offers betekenis en bezwoer twijfel.

4. Vechtsporten: Hiërarchie als Cultuur en Ritueel

Vechtsporten maken deze dynamiek expliciet. Traditionele budo (judo, karate, aikido) draait om hiërarchie, discipline en ritueel. De sensei belichaamt niet alleen technische kennis, maar morele autoriteit. Het buigen bij binnenkomst, het volgen van protocollen, het gebruik van titels (senseishihan) – het zijn symbolen van onderwerping en respect. Psychologisch creëert dit veiligheid: in een chaotische wereld biedt de dojo een microkosmos van orde. Maar dit systeem heeft ook een schaduwzijde. In judo en turnen kwamen wereldwijd misbruik schandalen aan het licht, vaak mogelijk gemaakt door dezelfde cultuur van stilzwijgende gehoorzaamheid die prestaties voortbracht.

5. Macht, Afhankelijkheid en Misbruik

Sterke coach-sporterrelaties leveren topprestaties, maar bergen risico’s. Jowett & Cockerill (2003) benadrukken dat diepe emotionele banden prestaties bevorderen, maar ook misbruik vergemakkelijken. Larry Nassar’s misdaden binnen het Amerikaanse turnen tonen hoe een quasi-vaderrol kon ontaarden in systematisch misbruik. In judo en taekwondo zijn vergelijkbare patronen zichtbaar. Michel Foucault’s Discipline and Punish (1975) maakt duidelijk waarom: macht in dergelijke systemen wordt geïnternaliseerd. De sporter gehoorzaamt niet omdat hij moet, maar omdat hij gelooft dat het juist is. Het is een subtiele, maar diepgaande vorm van controle.

6. De Val na de Carrière – Identiteitscrisis zonder Vader

Wat gebeurt er als de coach verdwijnt? Vele topsporters vallen na hun carrière in een zwart gat: depressie, verslaving, desoriëntatie. Hun ‘hero project’ verdampt en met het verlies van de coach verdwijnt ook hun psychologische houvast. De bokser Ricky Hatton sprak openlijk over zijn depressie na zijn pensioen: “I didn’t know who I was without boxing.” Psychoanalytisch bezien is dit een rouwproces: het verlies van een ouderobject dat de identiteit schraagde.

7. Kritische Reflectie – Autoriteit: Slecht of Noodzakelijk?

Is autoriteit een kwaad dat moet worden uitgebannen? Nee. Autoriteit kan structuur, uitdaging en groei bieden. Maar blinde overgave infantiliseert en opent de deur voor misbruik. De paradox is dat mensen autonomie nastreven, maar in essentie niet zonder autoriteit kunnen. Taleb’s concept van antifragiliteit (2012) wijst een mogelijke weg: coaches die niet de rol van ouder spelen, maar die gecontroleerde tegenslag bieden en verantwoordelijkheid teruggeven aan de sporter. Hier ligt de uitdaging voor 21e-eeuwse coaching: van patriarch naar partner, zonder het kind in de mens te ontkennen.

8. Conclusie – De Dojo als Spiegel van de Mens

De coach-sporterrelatie onthult een ongemakkelijke waarheid: dat de mens, hoe gespierd en getraind ook, fundamenteel een kind blijft dat houvast zoekt. De coach is meer dan begeleider – hij is symbool van onze blijvende afhankelijkheid. De dojo is zo een spiegel van de menselijke conditie: een plek waar autonomie wordt geoefend binnen een structuur die juist afhankelijkheid vereist. De uitdaging voor de toekomst is deze paradox erkennen en benutten, in plaats van haar te ontkennen.

Literatuurselectie (uitgebreid):

  • Becker, E. (1973). The Denial of Death. Free Press.
  • Ferenczi, S. (1933). Confusion of Tongues Between Adults and the Child. International Journal of Psycho-Analysis.
  • Jowett, S., & Cockerill, I. M. (2003). Olympic medallists’ perspective of the athlete–coach relationship. Psychology of Sport and Exercise, 4(4), 313-331.
  • Foucault, M. (1975). Discipline and Punish. Vintage.
  • Bennett, A. (2015). The Role of Authority in Martial Arts Instruction. Martial Arts Studies Journal, 1(1), 22-36.
  • Taleb, N. N. (2012). Antifragile: Things That Gain from Disorder. Random House.
  • Rapporten IOC en Human Rights Watch over misbruik in sport (2018-2023).

Ook interessant voor jou!