Vechtregels
Over hoe systemen het instinct temmen
(en waarom dat niet altijd goed is)
Peter Koopman
20 jul. 2025
Tel.: 06 8135 8861
Het dominerende lichaam – Wat is winnen eigenlijk?
“Winnen is niet het optellen van punten, maar het opleggen van wil. Niet wie het laatst scoort, maar wie het eerst vergeten wordt.”
Wat is winnen? In de sportwereld lijkt het antwoord eenvoudig: wie de meeste punten haalt, het snelst is, of als laatste overeind blijft. Maar dat is de façade. De scoreboard-waarheid. De werkelijkheid daarachter is vuiler, dieper en ouder dan welke regel ook. Winnen is domineren. Niet alleen de tegenstander overtreffen, maar hem ontkennen. Je aanwezigheid zo dwingend maken dat de ander niet langer zichzelf is. Dat is geen kwestie van scoren, maar van beheersen — fysiek, mentaal, sociaal.
Vechtsport is hier de ultieme arena. Want in geen andere sport is de afstand tussen winnen en ondergaan zó tastbaar. Je voelt het in je gezicht, je ziet het in de ogen van je tegenstander, je ruikt het in zijn angstzweet. Maar juist deze rauwe dominantie wordt tegenwoordig onderdrukt door een infrastructuur van regels, normen en pseudo-professionalisering die eerder sociaal wenselijk dan fysiek realistisch is.
Het lichaam liegt niet
Het lichaam weet altijd wie er wint. Zelfs als de jury het niet ziet. Zelfs als het scorebord het tegendeel beweert. Dominantie drukt zich uit in ruimtegebruik, in tempo-overname, in de stilte tussen de acties. Sapolsky (2005) beschrijft hoe primaten dominantie uitstralen via non-verbale signalen: expansie, initiatief, ritmische beheersing van de groep. Dezelfde principes gelden in de ring: wie het tempo bepaalt, de afstand dicteert, de ander laat reageren in plaats van initiëren — die wint. Ook al telt het systeem dat niet.
Maar in onze geciviliseerde versie van sport hebben we geleerd te negeren wat het lichaam aangeeft. We luisteren liever naar spreadsheets, slow-motion herhalingen en “experts” met een stopwatch. We hebben winnen gereduceerd tot een model — een esthetisch, juridisch, commercieel model waarin het dominante lichaam plaats moet maken voor de correcte vorm.
De fabel van fair play
Het ideaal van ‘fair play’ doet vermoeden dat winnen een kwestie is van verdienste, van nobele competitie onder gelijken. Maar in werkelijkheid is sport — en zeker vechtsport — niets meer dan een sociaal geaccepteerde vorm van conflict. Een georganiseerde confrontatie waarin dezelfde psychologische principes gelden als in het wild: intimidatie, dominantie, onderwerping.
De regels zijn niet bedoeld om gelijkheid te waarborgen, maar om chaos beheersbaar te maken. Dat is iets anders. Ze zijn ontstaan om het spektakel te structureren, niet om het rechtvaardiger te maken. De mythe van gelijkheid dient het publiek, de media, de adverteerders. Maar de vechter weet beter. Hij weet dat winnen vaak gaat over het slim omgaan met regels, niet over het overstijgen ervan.
Zoals Foucault (1975) liet zien: macht is zelden frontaal, maar meestal diffuus, genormaliseerd. De vechter die zich volledig conformeert aan het systeem, wordt beloond met veiligheid — maar niet met overwinning. Want in de marge van dat systeem liggen de echte wapens: manipulatie, dreiging, mentale destructie.
Sport als sociaal kapitaal: wie mag er winnen?
Hier raakte ik al een kernpunt: vechtsport heeft een onderliggend maatschappelijk probleem. Het is een sport van de onderkant, van de periferie, van degenen die geen tennisbaan of hockeyclub in hun buurt hadden. Daardoor krijgt winnen in vechtsport een extra lading: het is niet alleen een fysieke overwinning, maar een symbolische verovering van ruimte die hen meestal wordt ontzegd.
Volgens Bourdieu (1984) is sport een uitdrukking van sociaal kapitaal. Sommige sporten legitimeren status, andere ondermijnen die juist. Vechtsport is van oudsher subversief: het ruikt naar arbeidersklasse, naar immigranten, naar ongecontroleerde kracht. Daarom is het ook zo lastig te ‘temmen’. Regels zijn een poging tot domesticatie — het dominante lichaam moet vooral beschaafd lijken. En wie dat niet doet, wordt gezien als ‘gevaarlijk’, ‘asociaal’ of ‘onsportief’.
Winnen voorbij het scorebord
Als we winnen durven herdefiniëren — weg van de punten, richting impact — dan keren we terug naar de essentie van vechtsport: het vermogen om het gedrag van de ander te dicteren. Of dat nu is door fysieke overmacht, mentale druk, of tactische dominantie.
De paradox is dat dit soort dominantie zelden goed meetbaar is. Je voelt het, je ziet het — maar het zit niet in de spreadsheets. En dus negeren we het. Maar de vechter die werkelijk wint, weet beter: hij hoeft niet te juichen, niet te wijzen naar het scorebord. Zijn lichaam heeft al gesproken. Zijn tegenstander heeft geluisterd.
Samengevat:
· Winnen is domineren, niet scoren. Het is gedragsbepaling, niet puntenvergaring.
· Het lichaam liegt niet: fysieke signalen vertellen meer dan cijfers.
· Fair play is een façade, regels dienen beheersing, niet gelijkheid.
· Vechtsport is sociaal beladen: wie wint, vertegenwoordigt méér dan zichzelf.
· De echte overwinning is voelbaar, niet altijd zichtbaar of erkend.