Vertrouwen: De Uitgestelde Teleurstelling

Vertrouwen: De Uitgestelde Teleurstelling

Vertrouwen is goed. Voor de ander dan.

Beste lezer,

Je vertrouwt vast op je intuïtie. Op de overheid. Op je partner. Op het banksaldo dat je net niet gecheckt hebt. Gefeliciteerd: je bent een mens. Of beter gezegd: een hoopvol, gemakzuchtig risico-organisme dat liever gelooft dan weet. En dat maakt je uiterst… voorspelbaar.

In mijn nieuwste essay neem ik het concept ‘vertrouwen’ onder de loep — dat warme woordje waar onze samenleving op zou draaien. Maar wat als het eerder een rookgordijn is, een luiheidsmechanisme? Wat als vertrouwen helemaal geen nobele keuze is, maar een cognitieve shortcut voor wie geen zin heeft in controle, twijfel en denken?

We duiken samen met Hobbes, Goffman, Graeber, Foucault (en een vleugje Stalin) in het bedrieglijke bed van vertrouwen. Want achter elk ‘vertrouwen’ schuilt een verwachting, een risico, en — onvermijdelijk — een teleurstelling in wording.

Durf jij het aan? Klik hier en vertrouw erop dat het de moeite waard is.
Of beter nog: controleer het gewoon zelf. Want hoop is uitgestelde teleurstelling.

Met wantrouwende groet,
Peter Koopman

24 jul. 2025

Tel.: 06 8135 8861

“Vertrouwen is mooi, controle is beter.” – Stalin

Vertrouwen. Een woord dat klinkt als warme thee op een koude dag, als een moederlijke hand op je schouder, als het fundament onder een samenleving. En toch is het, als je het los peutert van zijn moreel opgepoetste omhulsel, niet meer dan een gok. Een energetisch efficiënte gok, dat wel. Maar een gok. Want wie vertrouwt, vult in waar kennis ontbreekt. En doet dat, zoals we zullen zien, vaak uit gemak, niet uit inzicht.

Vertrouwen is geen overlevingsstrategie. Evolutionair gezien is het eerder een zwaktebod: een tijdelijke schorsing van achterdocht, op hoop van zegen. Het is de luxueuze gewoonte van de verwende Homo sapiens die in zijn welvaartsbubbel zijn alertheid heeft afgelegd als een ouderwetse bontjas. De sabeltandtijger is vervangen door de belastingdienst, de CEO, de AI, en de algoritmische manipulatie. Maar de dreiging is gebleven. Alleen subtieler. En dus gevaarlijker.

Laten we het beest bij de naam noemen: vertrouwen is gebaseerd op verwachtingen en een gebrek aan kennis. Het is cognitief lui, sociaal wenselijk en emotioneel riskant. Een noodzakelijk kwaad in een complexe samenleving. En het is hoog tijd dat we er een lampje op zetten.

1. De evolutionaire grondslag: achterdocht als default

Thomas Hobbes had het al in de 17e eeuw door: de mens is van nature een egoïstisch, gevaarlijk wezen. In zijn Leviathan beschrijft hij een wereld zonder overkoepelende macht als een oorlog van allen tegen allen (bellum omnium contra omnes). Geen vertrouwen, geen veiligheid, alleen brute overlevingsdrang. Vertrouwen, in deze context, is geen natuurlijke reflex maar een door macht afgedwongen tijdelijk wapenstilstand.

Deze visie vindt aansluiting bij modern onderzoek in de evolutionaire psychologie: samenwerking tussen mensen ontstaat zelden spontaan. Zoals Robert Trivers stelde met zijn theorie van reciprociteit, is vertrouwen evolutionair pas interessant als het tot wederzijds voordeel leidt. En zelfs dan: “vertrouwen” is slechts de naam die we geven aan tijdelijk geschorst wantrouwen.

Daniel Kahneman toont in Thinking, Fast and Slow aan dat ons brein vooral ontworpen is om snelle, energiezuinige beslissingen te nemen. Als iemand betrouwbaar lijkt, gaan we mee. Niet omdat we de risico’s hebben geanalyseerd, maar omdat het brein liever lui dan kritisch is.

2. De sociologische fictie: Goffman en het sociale toneel

Erving Goffman’s dramaturgische benadering van het sociale leven past hier naadloos op. In The Presentation of Self in Everyday Life stelt hij dat mensen voortdurend rollen spelen, impression management bedrijven, en hun ware bedoelingen zorgvuldig maskeren. We vertrouwen niet op de mens, maar op het masker dat hij draagt.

Vertrouwen is hier een gevolg van scenografie: de mate waarin de ander zijn sociale rol geloofwaardig vertolkt. Het nette pak, de beleefde toon, de context waarin we iemand ontmoeten – dat alles bepaalt of we iemand vertrouwen. We baseren ons vertrouwen dus niet op bewijs, maar op performance. De ironie is dat juist de sociopaat vaak uitblinkt in deze toneelkunst.

3. De economische fictie: Graeber en de schuldenmaatschappij

De antropoloog David Graeber laat in zijn magistrale werk Debt: The First 5000 Years zien dat het hele economische systeem is gebaseerd op vertrouwen – of beter: op het collectief opschorten van wantrouwen. Geld zelf is een sociaal contract, een wederzijds geaccepteerd symbool van toekomstige verplichting. Maar zodra vertrouwen in het systeem daalt (denk aan inflatie, bankencrises, crypto-hypes), verdampt de waarde.

Graeber stelt dat vertrouwen historisch gezien vaak afgedwongen werd door geweld, schuld en religie. Niet door wederzijdse affectie. Het is dus weinig romantisch, en allesbehalve spontaan. De moderne burger vertrouwt zijn bank omdat hij geen keuze heeft. Omdat alternatieven ontbreken. Omdat de complexiteit hem dwingt tot goedgelovigheid.

4. Macht en controle: Foucault’s disciplinering

Foucault zou ons herinneren aan het feit dat vertrouwen vaak een vorm van onderwerping is. In Surveiller et punir toont hij hoe macht zich verplaatst van brute dwang naar subtiele disciplinering. Het moderne individu internaliseert controle, en noemt dat vervolgens vertrouwen.

We vertrouwen de arts, de docent, de overheid, niet per se omdat zij transparant of moreel zijn, maar omdat het institutionele systeem ons geleerd heeft dat zij gezaghebbend zijn. Foucault’s panopticon is niet alleen een gevangenisarchitectuur, maar een metafoor voor het moderne vertrouwen: we gedragen ons zoals verwacht, omdat we denken dat we gezien worden.

In die zin is vertrouwen minder een uiting van verbondenheid, dan van sociale controle. Wie weigert te vertrouwen, wordt immers als dissident of paranoïde bestempeld. Wantrouwen is een bedreiging voor de orde. En dus wordt het gestigmatiseerd.

5. Neurobiologie en cognitieve illusies

Lisa Feldman Barrett toont in How Emotions Are Made dat wat wij voelen en interpreteren als “vertrouwen” vaak een hersenconstructie is: een voorspelling op basis van eerdere ervaringen en contextuele cues. Ons brein vult continu in wat het niet weet, en doet dat vaak fout.

Vertrouwen is dus niet zozeer gebaseerd op logische analyse, maar op een vorm van affectieve aannames: dit voelt veilig, dus zal het wel goed zijn. Het probleem is dat dit mechanisme eenvoudig te manipuleren is: via marketing, propaganda, sociale druk.

Robert Cialdini beschrijft in Influence hoe autoriteit, sociale bewijskracht en sympathie leiden tot automatische gehoorzaamheid. Met andere woorden: wij vertrouwen niet rationeel, maar reflexmatig. En dat maakt ons kwetsbaar.

6. Vertrouwen als wapen

In geopolitiek, spionage, cyberoorlog, maar ook in relaties en opvoeding is vertrouwen geen onschuldige factor, maar een strategisch inzetbaar middel. Wie het vertrouwen van de ander weet te winnen, krijgt toegang tot informatie, macht, invloed.

Dit maakt vertrouwen tot een wapen in de strijd om dominantie. Denk aan de charismatische leider, de narcistische partner, de frauduleuze therapeut. Ze floreren bij de gratie van jouw vertrouwen. Hun kracht is niet fysiek, maar relationeel: zij manipuleren jouw verwachtingspatroon.

Vertrouwen is in die zin niet alleen een sociale smeerolie, maar ook een risico-instrument. Een aanval op je cognitieve afweer.

7. De kinderlijkheid van hoop

We worden geconditioneerd om te vertrouwen. Vanaf de wieg leren we dat de wereld veilig is, dat mensen te goeder trouw zijn, dat fouten worden vergeven. Maar dit zijn culturele memes, geen natuurlijke waarheden. Zoals Slavoj Žižek het cynisch stelt: “The ultimate act of ideology is to teach us that the world is basically good.”

Hoop is het kinderachtige broertje van vertrouwen. Een wens die zich vermomt als waarschijnlijkheid. Maar hoop is geen strategie. Het is uitgestelde teleurstelling. Een psychologisch verdovend middel om met de onzekerheid van het leven om te gaan.

Wie hoopt, projecteert controle op de toekomst. Wie vertrouwt, doet dat op een ander. Beiden zijn uitingen van cognitieve illusie.

8. De pendule van vertrouwen

Zoals alle menselijke mechanismen, werkt ook vertrouwen als een pendule. Wanneer het collectieve vertrouwen stijgt, groeit ook de kans op misbruik ervan. Zodra de uitbuiting te groot wordt, slaat de slinger terug richting wantrouwen, verharding, populisme, complotdenken.

Vertrouwen is dus geen constante, maar een cultureel en historisch variabele toestand. Denk aan de jaren ‘50 versus de post-9/11 paranoia. Denk aan vertrouwen in wetenschap vóór en na de coronapandemie. Denk aan de kindertoeslagenaffaire.

De les? Wie blind vertrouwt, krijgt vroeg of laat een klap terug.

Conclusie: wantrouwen als hygiëne

Vertrouwen is niet moedig. Het is niet menselijk. Het is niet nobel. Het is een tijdelijke schorsing van cognitieve defensie. Soms noodzakelijk, vaak riskant. Het is gebaseerd op verwachtingen, niet op kennis. En hoe minder kennis we hebben, hoe meer vertrouwen we nodig hebben.

Maar dat vertrouwen is koopwaar geworden. Het wordt geëist door overheden, misbruikt door marketing, gemanipuleerd door elites, en gesanctioneerd door sociale druk. Wie weigert te vertrouwen, wordt gemarginaliseerd. Wie blind vertrouwt, wordt gebruikt.

Kortom:

“Vertrouwen is mooi, maar controle is beter. Want hoop is immers uitgestelde teleurstelling.”

Of, om het in hedendaagse termen te zeggen: Trust, but verify. Especially when it smiles.

Literatuurlijst – Vertrouwen: De Uitgestelde Teleurstelling

Barrett, L. F. (2017). How emotions are made: The secret life of the brain. Houghton Mifflin Harcourt.

Bauman, Z. (2000). Liquid modernity. Polity Press.

Bergman, M. K. (2013). Trust in knowledge: The impact of social epistemology. Open Access Dissertations.
https://digitalcommons.uri.edu/oa_diss/9/

Bourdieu, P. (1986). The forms of capital. In J. G. Richardson (Ed.), Handbook of theory and research for the sociology of education (pp. 241–258). Greenwood.

Cialdini, R. B. (2007). Influence: The psychology of persuasion (Rev. ed.). Harper Business.

Foucault, M. (1977). Discipline and punish: The birth of the prison (A. Sheridan, Trans.). Pantheon Books.

Fukuyama, F. (1995). Trust: The social virtues and the creation of prosperity. Free Press.

Gambetta, D. (Ed.). (1988). Trust: Making and breaking cooperative relations. Basil Blackwell.

Goffman, E. (1959). The presentation of self in everyday life. Anchor Books.

Graeber, D. (2011). Debt: The first 5000 years. Melville House.

Graeber, D. (2018). Bullshit jobs: A theory. Simon & Schuster.

Hobbes, T. (1651/2008). Leviathan. Oxford University Press.

Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. Farrar, Straus and Giroux.

Luhmann, N. (1979). Trust and power: Two works by Niklas Luhmann (H. Davis, Trans.). John Wiley & Sons.

Moll, J., Oliveira-Souza, R. D., & Eslinger, P. J. (2003). Morals and the human brain: A working model. Neuroreport, 14(3), 299–305. https://doi.org/10.1097/00001756-200302100-00001

Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The biology of humans at our best and worst. Penguin Press.

Tversky, A., & Kahneman, D. (1974). Judgment under uncertainty: Heuristics and biases. Science, 185(4157), 1124–1131. https://doi.org/10.1126/science.185.4157.1124

Williams, B. (2002). Truth and truthfulness: An essay in genealogy. Princeton University Press.

Ook interessant voor jou!