Gefeliciteerd, u bestaat (nog steeds)
Beste Nakomeling,
Er zijn van die momenten dat je even stil moet staan bij het leven. Niet uit dankbaarheid, maar uit verbazing dat je er überhaupt nog bent. Ademt. Reageert. En misschien zelfs… denkt?
In een wereld waarin het licht je bij geboorte al vijandig tegemoet scheen, is het een wonder dat je nu nog steeds braaf je e-mails opent. Goed nieuws: deze keer tref je geen factuur, geen reclame voor een airfryer, maar een essay. Jawel.
“EN TOEN WAS ER LICHT”
Een korte, maar ongemakkelijke reis van neonlicht naar normbesef, van cocon tot LinkedIn-profiel.
Een liefdevolle dissectie van dat wat we bestaan noemen — met een scalpel van ironie en een vleugje ongemak. Want eerlijk is eerlijk: wie bij geboorte al schreeuwt, verdient toch minstens een verklaring.
Lees het. Lach. Huiver.
Of delete het — dat is tenslotte ook een keuze. Maar dan mis je misschien wel de eerste tekst die niet probeert je te troosten, maar je wakker te porren. Zachtjes hoor, als een mentale klap op de kont.
Met ongevraagde verwondering,
Peter Kopman
Ex-larve, parttime observator van het menselijk toneel
11 mei. 2025
Tel.: 06 8135 8861
EN TOEN WAS ER LICHT…
Een essayistische proloog
En toen was er licht.
Hel, koud, opdringerig licht — geen goddelijk begin, maar een neonflits van existentie. Wat volgde was geen verwondering, geen bewustzijn, geen verwelkoming. Alleen een klap op de billen en het mechanisch openen van longen voor de eerste ademtocht. Reflex, geen keuze. Gedwongen leven.
Er was nog geen ‘ik’. Dat kwam pas later. Langzaam, geniepig, tussen speelgoed, vaders stem en moeders geur. Een bewustzijn dat zich niet zozeer ontwikkelde, maar dat werd opgelegd. Aangeleerd. Als een uniform dat je op een dag gewoon draagt zonder te weten wanneer je het bent gaan passen.
Geboren als larven — blind, week, afhankelijk — kruipen we door een decor dat al voor ons bedacht is. Een wereld gestut door taal, wetten, vlaggen, liederen en het heiligverklaarde concept ‘normaal’.
Men zegt: je hebt een naam. Een thuis. Een toekomst.
Wat men bedoelt: je hebt een identiteit die niet de jouwe is, maar een optelsom van toevalligheden. Plaats, tijd, ouders, cultuur. Je wordt gevierd als nieuw leven, maar in feite ben je slechts de volgende kandidaat voor conditionering.
Opportunistisch? Zeker.
Conformistisch? Bijna automatisch.
Hypocriet? Onvermijdelijk.
Want wie niet meebuigt, breekt. De larve leert snel: wie vragen stelt over het nut van school, religie, werk of romantiek, krijgt geen antwoorden maar diagnoses. ADHD. Oppositional Defiant Disorder.
We worden gevuld met inhoud, omdat de leegte ondraaglijk is. Carrière. Seks. Prestaties. Vakantiefoto’s. Likes. We jagen doelen na als opgevoerde mieren, zich niet bewust van het feit dat het nest zelf een illusie is.
De wereld is geen paradijs. Ze is een toneelstuk zonder regisseur, gespeeld door acteurs die vergeten zijn dat ze spelen. Iedereen imiteert iedereen in een eindeloze keten van herhaling, en noemt dat ‘leven’.
Maar zelfs dát is al te veel eer. Het is eerder geleefd worden.
We zijn larven met LinkedIn-profielen — glanzend verpakt, maar nog altijd kruipend in andermans cocon.
1. De geboorte als geweld
Geen begin is onschuldiger, en tegelijk gewelddadiger dan dat van het leven zelf.
Er wordt vaak gesproken over geboorte als een “mirakel”. Poëtisch verpakt in roze wolken, gehuld in clichés van liefde en verbondenheid, begeleid door huilende grootouders en het schallende geluid van een naam die voor de eerste keer wordt uitgesproken — alsof dat iets fundamenteels zou betekenen.
Maar in biologische zin is geboorte eerder een conflict.
Een uitdrijving — een plotselinge overgang van warme, duistere drijfwereld naar een koude, steriele, zuurstofrijke realiteit waarin licht snijdt, geluiden slaan en aanraking brandt.
De pasgeborene is niet ‘blij’. Die is overstuur. Getraumatiseerd. Niet voor niets schreeuwen we bij binnenkomst. Een reflex? Zeker. Maar ook een metafoor voor de rest van het bestaan: je wordt ergens ingegooid, en niemand legt je echt uit waarom.
Geboren worden is geen keuze, maar een loting.
Geen wilsdaad, maar een uitkomst van voortplantingsdrift, hormonale impuls en evolutionair toeval. In het meest gunstige geval gewenst. In veel gevallen een ongeluk dat werd geaccepteerd.
Daar ligt je oorsprong: niet in een verhaal, maar in een biologisch mechanisme.
Van organisme naar orgaan in een systeem
Vanaf het eerste moment word je niet gezien als autonoom wezen, maar als projectieobject van ouderlijke verlangens, angsten, dromen en culturele overtuigingen. Je wordt niet gevraagd wie je bent, maar benoemd tot wat je geacht wordt te zijn.
Jouw lichaam — nog plooibaar, nog zonder verhaal — wordt het canvas waarop sociale scripts worden geschreven: Dit is je naam. Dit is je geslacht. Dit is je familie. Dit is je religie. Dit is je nationaliteit.
Nog geen week oud, en je draagt al een vlag op je wieg.
Welkom. Je bent nu een symbool.
Een representant van iets groters dan jezelf. En het wrange is: je weet het nog niet eens. Je hebt nog geen taal, geen concepten, geen zelf. Alleen zintuigen, reflexen, en een prille honger naar nabijheid.
Het eerste trauma: bewustzijn als inbreuk
De psychoanalyse, hoe je haar ook waardeert, begreep dit als geen ander: bewustzijn is niet het begin van vrijheid, maar het begin van verlies. De veilige eenheid met de moeder verdwijnt. Wat resteert is scheiding. Afzondering. Het besef dat je er bent, maar zonder te weten wat je bent of waarom.
Sommige filosofen — zoals Heidegger — zouden zeggen: dit is het begin van de Geworfenheit, het ‘geworpen-zijn’ in de wereld. Camus zou het absurd noemen.
Maar biologisch gesproken is het vooral: het begin van zelfregulatie. Van prikkelverwerking. Van leren overleven in een wereld die niets van je wil, behalve dat je past.
Ter afsluiting van laag één:
Geboorte is het moment waarop je wordt overgedragen aan een realiteit die je niet begrijpt, en waarop je langzaam maar zeker zult leren liegen — tegen anderen, maar vooral tegen jezelf.
Je zult leren dat pijn liefde betekent. Dat gehoorzaamheid veiligheid is. En dat wie huilt, getroost wordt zolang het anderen uitkomt.
Of, zoals een cynicus het zou formuleren:
Je eerste adem is het begin van een langzaam, sociaal geregisseerd verdrinken.
2. Het bewustzijn als conditionering
“Ik denk, dus men heeft mij dat geleerd.”
We hebben het idee dat bewustzijn iets natuurlijks is. Een intern lichtje dat op een dag aangaat en ons transformeert van dier tot denker, van reflex tot rede. Maar wie even doordenkt, merkt: dat “licht” komt van buiten. De spiegel waarin jij jezelf leert kennen, is gepolijst door anderen.
Je bewustzijn is geen autonome bloem die uit jezelf ontspruit — het is een bonsai, vakkundig gesnoeid, geleid, en in vorm gedwongen door taal, sociale scripts en een eindeloze herhaling van wat wenselijk is.
Het ‘ik’ als project
Bewustzijn begint met een naam. Een woord dat je tientallen keren per dag hoort. Je raakt eraan gehecht zoals een hond aan zijn beloning. Niet omdat je begrijpt wie je bent, maar omdat het geluid samenvalt met aandacht, aanraking en verzorging.
En zo wordt het fundament gelegd van wat psychologen een “zelfschema” noemen: een verzameling overtuigingen over wie je bent, die je niet zelf hebt gekozen, maar hebt geïnternaliseerd.
Taal komt erbij. Eerst simpel: mama, papa, koekje. Dan complexer: ik wil, ik mag niet, dat hoort zo. En voor je het weet spreek je niet over de wereld, maar volgens de wereld.
Pavlov meets Plato
Je wordt getraind. Als een hond, maar dan met grammatica.
Goed gedrag wordt beloond. Afwijkend gedrag wordt gecorrigeerd, gesust, pathologiseerd.
Je leert dat stilzitten braaf is, dat delen sociaal is, en dat twijfelen iets is dat je stilletjes moet doen — liefst in bed, onder de dekens, zonder dat je ouders het merken.
De conditionering is subtiel. Het is geen dictatuur, maar een toneelstuk waarin iedereen zijn rol kent. Je bent niet vrij om te zijn wie je bent — je bent vrij om te kiezen tussen geaccepteerde versies van ‘jezelf’.
En zelfs die keuze is vaak schijn. Want wie buiten het script valt, wordt al snel een ‘probleemgeval’.
“Hij is niet zoals de anderen.”
Nee. Hij is nog niet volledig getemd.
Identiteit: een functioneel misverstand
We spreken graag over ‘authenticiteit’. Maar wat betekent dat werkelijk als jouw zelfbeeld bestaat uit culturele echo’s? Jouw idee van succes? Geleerd. Jouw smaak? Gevormd. Zelfs je angsten? Aangeleerd via observatie, correctie en sociale besmetting.
Zelfs de tegenbeweging — rebels zijn, tegendraads denken, ‘je eigen weg gaan’ — is vaak slechts een reactie binnen het systeem. Een andere kant van dezelfde munt.
Je werd geconditioneerd om een ik te hebben, en dat ik te verdedigen alsof het je eigendom was. Maar dat ‘ik’ is een verhaal. Een patchwork van herinneringen, overtuigingen en verwachtingen. Een functionele fictie.
Niet voor niets zei Sartre: “De mens is wat hij van zichzelf maakt”.
Wat hij niet zei: meestal maakt hij iets van zichzelf dat anderen al voor hem hadden klaargelegd.
Samenvattend:
Bewustzijn is geen lamp die aangaat. Het is een spot die op je gericht wordt. En jij leert dansen in het licht, omdat de duisternis geen applaus kent.
Je leert jezelf aan, omdat je zonder ‘zelf’ onbegrepen blijft. En dus onbemind. En dus onveilig.
En zo wordt het bewustzijn niet je bevrijding, maar je boeien. Je wordt je bewust — van wie je moet zijn.
3. Cultuur als gevangenis van betekenis
“Vrijheid is de vrijheid om een ander verhaal te herhalen.”
We leren graag dat cultuur een verrijking is. Een verzameling waarden, rituelen, symbolen. Een warm deken van gezamenlijkheid, identiteit, richting. Maar achter die façade schuilt iets heel anders: een rigide structuur die je dwingt tot betekenisgeving volgens de spelregels van het verleden. Een gevangenis met zacht meubilair.
De illusie van zin
Cultuur geeft je antwoorden op vragen die je nooit zélf stelde:
- Waarom besta je?
- Wat is goed of fout?
- Wat is een ‘goede burger’, een ‘echte man’, een ‘zinvol leven’?
Het ironische is dat deze antwoorden worden aangereikt vóór je ooit de vragen kunt begrijpen. Je krijgt de handleiding nog voor je het apparaat mag aanraken. En voor je doorhebt dat je leeft, leef je al volgens een script.
Niet omdat je dat koos — maar omdat het jou gekozen heeft.
“Zin is geen ontdekking. Het is een overerving.”
Je wordt niet wijs. Je wordt geformatteerd. Je leert betekenissen als pap, als gezag, als liedjes op school. En wie afwijkt? Die wordt gereduceerd tot uitzondering, afwijking, diagnose.
De narratieve dwangbuis
De mens moet verhalen maken. Dat is zijn grootste gave én zijn valkuil. We kunnen niets laten zijn — we moeten er iets van maken.
Een dood? Een ‘verlies’.
Een kind? Een ‘geschenk’.
Een fout? Een ‘les’.
Eenzaamheid? Een ‘persoonlijke groei-ervaring’.
“Niets is zomaar. Alles moet iets betekenen. Want de leegte verdraagt geen echo.”
Deze zucht naar betekenis is de lijm van cultuur.
Religie, filosofie, kunst, politiek — het zijn allemaal systemen die chaos omzetten in narratief comfort. Of zoals Yuval Harari het noemt: “inter-subjectieve realiteiten”. Verhalen waar we collectief in geloven, zonder dat ze fysiek bestaan. Geen enkel land, geldsysteem of moraal bestaat buiten het menselijk hoofd.
Maar we geloven ze. En dat geloof is sterker dan wapens.
Normen als sociaal smeermiddel (en knuppel)
Culturele normen en waarden zijn niets anders dan collectieve gedragscontracten.
Ze houden de boel ‘beschaafd’. Maar ze zijn ook selectief, hypocriet en contextgebonden.
Wat de ene generatie als ‘heilig’ beschouwt, noemt de volgende ‘onderdrukking’.
Wat vandaag ‘inclusief’ heet, wordt morgen ‘woke-dictatuur’ genoemd.
Cultuur is kneedbaar. Maar dat maakt haar ook gevaarlijk:
Omdat ze telkens doet alsof ze natuurlijk is. Alsof er geen alternatief denkbaar is.
“Zo doen we dat hier.”
Ja. Omdat anderen dat besloten hebben. En jij dat hebt geërfd als normatief kompas.
Vrijheid binnen het hekwerk
Natuurlijk is er speelruimte. Een beetje. Je mag kiezen wat je eet, wie je bemint, hoe je je kleedt.
Maar zelfs die keuzes zijn al voorgeprogrammeerd binnen cultureel aanvaardbare grenzen.
- Wil je ‘jezelf zijn’? Dat mag. Zolang het binnen het verhaal past.
- Wil je rebelleren? Ook goed. Maar wees wél een functionele rebel. Een commercieel verwerkbare afwijking.
Denk aan punk, hiphop, LHBT-rechten — elk begonnen als tegenbeweging, en allemaal opgezogen, gedomesticeerd, vercommercialiseerd.
Vrijheid wordt verpakking. Rebellie wordt marketing.
Samenvattend:
Cultuur is een noodzakelijk kwaad. Ze organiseert, structureert, maakt samenleven mogelijk. Maar ze is ook een gevangenis van betekenissen die je leert hoe te voelen, denken en zijn.
Ze is niet jou. Ze is wat men jou laat zijn.
En de grootste illusie is dat je denkt dat het zinvol is.
4. Relaties: De schijn van verbondenheid
“Wat je liefde noemt, is biologie met parfum. Wat je vriendschap noemt, is belangenafweging in camouflagepak.”
Relaties zijn het meest overgewaardeerde exportproduct van de menselijke soort. Ze worden bezongen, verheven, verfilmd, door psycho’s op Instagram verkocht als levensdoel. Maar kijk je zonder mistige sentimenten en romantische propaganda, dan zie je vooral dit: transacties.
Wisselwerking tussen energie-inbreng en overlevingswinst. Biologisch, emotioneel, sociaal.
Laten we ontleden.
1. Seksuele selectie en de illusie van romantiek
In Darwins termen is liefde niets anders dan seksuele selectie: een manier om genen te combineren met maximale kans op reproductief succes.
De rest is window dressing. Bloemen, gedichten, lange wandelingen op het strand — dat zijn post-coïtale hersenmist en culturele scripts.
“Mannen willen jonge vruchtbare vrouwen. Vrouwen willen sterke, betrouwbare mannen. De rest is Spotify-playlists en shared trauma.”
David Buss, Geoffrey Miller en Desmond Morris bevestigen het:
- Mannen investeren in status en middelen om aantrekkelijk te lijken.
- Vrouwen selecteren op bescherming, potentieel en genetische kwaliteit.
- Beide gebruiken taal, lichaam en gedrag als ‘signalen’ in een evolutionaire marktplaats.
Romantiek is dus geen doel op zich, maar een mechanisme dat ‘hechting’ faciliteert tijdens het broedproces. Zodra dat doel bereikt is, daalt de dopamine, stijgt de wrijving, en komt de realiteit: je bent gewoon twee organismen die elkaars imperfecties verduren tot het niet meer loont.
2. Vriendschap: wederzijdse instrumentalisering
Vriendschap is geen altruïsme. Het is sociale ruil.
Je geeft aandacht, tijd, zorg of middelen — en verwacht iets terug. Loyaliteit, steun, validatie.
“Als je niks meer te bieden hebt, blijken je vrienden ineens druk.”
Evolutionair psycholoog Michael Tomasello laat zien dat vriendschap tussen niet-verwanten alleen standhoudt zolang het voor beide partijen voordelig blijft. Vriendschap is dus een voortdurende investering met ongeschreven contracten.
En de valuta?
- Gedeelde normen
- Emotionele beschikbaarheid
- Sociale status
- Beschikbaarheid bij tegenslag (maar niet té veel, want dan wordt het ‘lastig’)
Kortom: een impliciet spel van geven en nemen, gemonitord door een intern ‘sociaal boekhoudsysteem’.
3. Familiebanden: genetische plichtpleging
De mythe van onvoorwaardelijke liefde binnen families houdt zichzelf in stand door cultuur, niet door waarheid.
Waarom zorgen ouders voor hun kinderen? Genetische investering.
Waarom helpen broers en zussen elkaar? Shared genes.
Waarom vallen families uiteen als het om erfenis, macht of erkenning gaat? Omdat de illusie van ‘onvoorwaardelijkheid’ crasht op het harde strand van belangen.
Richard Dawkins’ The Selfish Gene maakt het duidelijk:
Familiebanden zijn kin selection mechanisms — gedragspatronen die de overlevingskans van je genen verhogen, zelfs als het je persoonlijk iets kost.
Maar zodra die investering geen evolutionair voordeel meer oplevert, verdwijnt ook het gedrag. Ouders in verzorgingstehuizen, vergeten kinderen, ruzies om een huis — geen uitzondering, maar regel.
4. Liefdadigheid, empathie en de ‘anderen’
Zelfs empathie is selectief.
We voelen meer voor wie op ons lijkt (etnisch, sociaal, emotioneel).
Paul Bloom’s Against Empathy stelt het scherp:
- Empathie is biased
- Empathie is irrationeel
- Empathie leidt tot morele misrekeningen
Dus nee, mensen zijn niet empathisch ‘omdat het goed voelt’ — ze zijn empathisch voor de juiste mensen, op het juiste moment, omdat het sociale of emotionele rendement oplevert. Niet altruïsme, maar strategisch compassiegedrag.
Samenvattend:
Relaties zijn noodzakelijk, zinvol en evolutionair gegrond — maar het zijn géén magische verbindingen. Ze zijn onderhandelingsstructuren van wederkerigheid, belangen, genen en context.
Wie ze romantiseert, loopt blind in de val van culturele hersenspoeling.
Wie ze begrijpt als dynamische systemen van voordeel en verlies, is beter gewapend tegen teleurstelling en manipulatie.
“Verwacht niets. Onderhandel alles. Dan ben je pas vrij.”
5. De Grote Leegte: Mens als betekenis producerende aap op een stervende rots
“De mens zoekt betekenis zoals een hond zijn baasje zoekt. Maar wat als er niemand thuiskomt?”
Na geboorte, conditionering, sociaal rollenspel, en relationele transacties, blijft er uiteindelijk nog maar één vraag over die echoot in het vacuum:
Waarom?
Waarom dit toneelspel? Waarom die eindeloze dans van streven, falen, vallen, opstaan, carrière bouwen, relaties aangaan, doelen stellen, selfies posten, medailles halen, diploma’s verzamelen, kinderen maken, sterven?
En het antwoord, lieve lezer — is even pijnlijk als bevrijdend:
Er is geen waarom.
1. Absurditeit als realiteit
Camus noemde het al: het menselijk bestaan is absurd.
De botsing tussen onze zoektocht naar betekenis en een universum dat doof, stom en onverschillig is.
“De enige serieuze filosofische vraag is of je zelfmoord moet plegen.” — Albert Camus, Le Mythe de Sisyphe
Want zodra je inziet dat er geen kosmisch script is, geen hogere macht, geen bedoeling — slechts atomen, causaliteit, en tijdelijkheid — dan breekt het vacuüm open. De mens die zichzelf centraal stelde in het universum blijkt een toevallige mutatie, verslaafd aan zingeving als junk aan heroïne.
2. Betekenis als coping-mechanisme
Vlaggen. Liederen. Nationalisme. Religie. Romantiek. Oprechtheid. Ambitie. Spirituele groei.
Het zijn allemaal narratieven. Verhaaltjes die het brein produceert om de chaos te temmen.
Een cognitieve pleister op de gapende wond van betekenisloosheid.
“De mens is het enige dier dat verhalen nodig heeft om te kunnen leven.” — Yuval Noah Harari
En ironisch genoeg is zelfs dát besef een verhaal op zich.
3. De heroïsche illusie van zelfverbetering
We jagen doelen na — succes, zelfontwikkeling, invloed, impact.
Maar waarom? Omdat we bang zijn voor de stilte die volgt als we niets najagen.
“Zelfontplooiing is vaak niets meer dan zelfafleiding.”
Jordan Peterson, Tony Robbins, boeddhistische monniken, yogi’s, of biohackers — allemaal drukken ze dezelfde knop in: je kunt beter worden, je leven betekenis geven. Maar hun belofte is vaak niets meer dan een pil tegen existentieel ongemak.
4. De dood als ultieme reset
Niets maakt de onzin van het bestaan zo tastbaar als het moment dat de dood in beeld komt.
Niet als concept, maar als feit.
Niet als ‘natuurlijk proces’, maar als de onherroepelijke delete-knop op alles wat ooit was.
Je bankrekening verdwijnt.
Je lichaam rot weg.
Je naam vervaagt.
Je kinderen herinneren je — totdat zij ook vergaan.
Er is geen back-up. Geen cloud. Geen hiernamaals. Alleen chemie die stopt, en materie die muteert.
5. En tóch dansen we
En toch, hier zijn we.
Pratend. Delend. Tastend. Zoekend.
Zonder garantie. Zonder script.
En juist daarin — zegt Camus — ligt de enige ware vrijheid.
Het absurde aanvaarden, zonder eraan kapot te gaan.
Leven alsof het zin heeft, terwijl je weet dat dat een leugen is — maar een noodzakelijke.
“One must imagine Sisyphus happy.”
Eindconclusie: De Mens als Absurdist in een Kosmisch Vacuum
We worden geboren als blinde larven, geconditioneerd door culturele ficties, gestuurd door evolutionaire algoritmes, verleid door relationele transacties — om uiteindelijk te stranden in het besef dat er geen echte reden is. Geen doel. Geen groot plan. Alleen doorgaan ondanks dat.
Want wie dat kan, die speelt het hoogste spel:
bewust leven zonder illusie — en tóch lachen.
Literatuurlijst
Biologie, neurologie en evolutie:
- Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. Penguin Press.
- Margulis, L., & Sagan, D. (1995). What is Life?. University of California Press.
- De Waal, F. (2005). Our Inner Ape: A Leading Primatologist Explains Why We Are Who We Are. Riverhead Books.
- Lieberman, D. (2013). The Story of the Human Body: Evolution, Health, and Disease. Pantheon.
- Hrdy, S. B. (1999). Mother Nature: Maternal Instincts and How They Shape the Human Species. Pantheon Books.
Psychologie en bewustzijn:
- Gazzaniga, M. S. (2011). Who’s in Charge? Free Will and the Science of the Brain. Ecco.
- Kahneman, D. (2011). Thinking, Fast and Slow. Farrar, Straus and Giroux.
- Dennett, D. C. (1991). Consciousness Explained. Little, Brown and Co.
- Damasio, A. (1999). The Feeling of What Happens: Body and Emotion in the Making of Consciousness. Harcourt.
Filosofie en existentie:
- Camus, A. (1942). Le Mythe de Sisyphe. Gallimard.
- Sartre, J.-P. (1943). L’Être et le Néant. Gallimard.
- Schopenhauer, A. (1819). Die Welt als Wille und Vorstellung. Brockhaus.
- Nietzsche, F. (1886). Jenseits von Gut und Böse.
- Cioran, E. M. (1973). The Trouble with Being Born. Arcade.
Cultuurkritiek en antropologie:
- Illich, I. (1976). Limits to Medicine: Medical Nemesis – The Expropriation of Health. Marion Boyars.
- Ehrenreich, B., & English, D. (1973). Witches, Midwives, and Nurses: A History of Women Healers. Feminist Press.
- Foucault, M. (1976). La Volonté de savoir. Gallimard.
- Harari, Y. N. (2014). Sapiens: A Brief History of Humankind. Harper.