De Grote Ficties II: Geld – De God in je Binnenzak
Geld: een collectieve hallucinatie met dodelijke precisie
Beste lezer,
Geld bestaat niet. Maar het regeert alles. Niet omdat het tastbaar is, maar omdat we bereid zijn erin te geloven — sterker nog: erin te gehoorzamen. In dit essay ontdoe ik geld van zijn mythische aura, en plaats ik het terug waar het thuishoort: tussen religie, schuld, en sociale controle.
Met steun van denkers als David Graeber en Yuval Noah Harari, en gewapend met cynische precisie, onderzoek ik hoe geld niet slechts een ruilmiddel is, maar een gedragssturende ideologie. We zijn niet vrij zolang we afhankelijk blijven van dit numerieke geloofssysteem.
De vraag is dus niet: “Heb ik genoeg geld?” Maar: “Ben ik nog vrij om te leven buiten de logica van geld?”
Met financieel filosofische groet,
Peter Koopman
Over mij:
Voormalig sportdocent (o.a. C.I.O.S.; N.S.F.) & sportcoach (o.a. K-1; F-1), maar vooral: amateur-antropoloog van de menselijke illusie. Gespecialiseerd in de kruising tussen biologie, gedrag, macht, zelfbedrog en ons absurde verlangen naar validatie. Niet op zoek naar zelfhulplezers. Wel naar mensen die durven denken.
De Grote Ficties II: Geld – De God in je Binnenzak
De valuta van vertrouwen, afhankelijkheid en existentiële schuldbekentenis
Geld. De meest universele religie. Niet gebonden aan tijd, ras of godsdienst. Een systeem van geloof met als altaar het pinapparaat en als sacrament de salarisstrook. Het bestaat niet. Het heeft geen intrinsieke waarde. Maar het dicteert je gedrag, je waarde, je status.
Geld is de ultieme fictie: een sociaal contract zonder handtekeningen. Een collectieve hallucinatie die haar kracht ontleent aan instemming. Net als de overheid is geld een symbool dat macht krijgt door geloof, maar opereert met ontnuchterende, reële effecten: honger, rijkdom, ongelijkheid, oorlog, consumptieverslaving.
I. Geld als symbolisch geloof
Een biljet van €50 is exact zoveel waard als we bereid zijn te geloven. Zodra het vertrouwen verdwijnt, wordt het papier. Geld werkt alleen als genoeg mensen geloven dat het werkt. En toch leven we in een systeem waarin de grootste fictie de grootste macht heeft.
David Graeber beschreef het al messcherp in Debt: The First 5000 Years — geld is in oorsprong geen ruilmiddel, maar een schuldmiddel. Een registratie van verplichtingen. En wie controle heeft over schuld, controleert gedrag.
II. Schuld als gedragssturing
Banken creëren geld uit lucht — via leningen, hypotheken, kredieten. Jij krijgt wat getallen, zij krijgen jouw tijd, arbeid en toekomst. De burger wordt niet rijker, maar voorspelbaarder. Iemand met schulden is gehoorzamer, werkzamer, rustiger.
De moderne mens werkt niet om te leven, maar om zijn schuld af te lossen. We noemen dat ‘verantwoordelijkheid’. In werkelijkheid is het systematische gijzeling via abstracte getallen.
III. Geld als waardemetafysica
Wat is iets waard? Wat jij ervoor betaalt. We reduceren waarde tot prijs. Liefde, gezondheid, tijd, schoonheid — alles wordt meetbaar, verhandelbaar, monetiseerbaar. Zelfs mensen. Zeker mensen. Human resources, arbeidsmarkten, influencers. Alles is kapitaal.
En daarmee verliezen we contact met intrinsieke betekenis. De markt bepaalt. Niet jij. Jij mag kiezen, maar alleen uit wat te koop is.
IV. De illusie van meritocratie
Wie geld heeft, heeft talent. Of geluk. Of een gunstige startpositie. Maar zelden verdienste. Toch geloven we in het sprookje van ‘je eigen succes creëren’. Omdat het alternatief — toeval, corruptie, ongelijkheid — ondraaglijk zou zijn.
Geld maskeert ongelijkheid door haar te normaliseren. Het laat slavernij in de kledingindustrie lijken op vrije keuze. Het laat massaconsumptie lijken op vrijheid van expressie.
V. De financiële mens als zombie
De moderne mens leeft op krediet, consumeert op afbetaling en sterft met restschuld. Hij offert zijn vitaliteit op aan de God van de Markt. En noemt het volwassenheid. Hij offert zijn autonomie op aan de rente. En noemt het verantwoordelijkheid.
Maar een mens in financiële afhankelijkheid is voorspelbaar. En dat is precies het punt. Wie voorspelbaar is, is controleerbaar.
VI. De exit?
Geld afschaffen? Zinloos. Maar je bewust worden van de mythe — dat is stap één. Stop met denken in bezit. Begin met denken in vrijheid. Ruil schuld in voor tijd. Of op z’n minst: voor inzicht.
“Geld maakt niet gelukkig. Maar zonder geld ben je machteloos. En dus gelukkig ongevaarlijk.”
VII. Conclusie
Geld is geen middel. Het is een meester. Geen uitwisseling, maar een verplichting. En zolang we geloven in de fictie, blijft de tirannie bestaan. Niet door onderdrukking, maar door gewenning.
De volgende grote fictie? De mens zelf. Maar dat bewaren we voor Deel III.
Ter legitimatie o.a.:
- David Graeber – Debt: The First 5000 Years
- Georg Simmel – The Philosophy of Money
- Yuval Noah Harari – Sapiens
- Karl Polanyi – The Great Transformation
- Rutger Bregman – Gratis geld voor iedereen
- John Searle – The Construction of Social Reality
- Ivan Illich – Deschooling Society
- Michel Foucault – Surveiller et punir
- James C. Scott – Seeing Like a State
- David van Reybrouck – Tegen verkiezingen