Wat vechtsportcoaches kunnen leren van gedrag in plaats van beweging.
Beste Lezer,
Laatst had ik het genoegen een gesprek te voeren met Gerlof Leistra – misdaadverslaggever voor Elsevier Weekblad en auteur van tal van boeken. Dit gesprek vond plaats in het kader van een boek over de sportgeschiedenis van Peter Aerts. Tijdens dat gesprek groeide het idee dat mijn afwijkende visie mogelijk een constructieve bijdrage zou kunnen leveren aan het boek.
Dat idee zette me aan het denken: hoe vaak vergeten we in de sportwereld te kijken naar wat écht belangrijk is? Naar aanleiding van dit gesprek heb ik gemeend mijn visie omtrent sport en coaching in het kort uiteen te zetten in het hier volgende artikel, specifiek gericht op vechtsporten.
Wat kun je verwachten in mijn artikel?
- Waarom coaches vaker gedrag moeten trainen dan beweging.
- Hoe de fixatie op “perfecte technieken” ons afleidt van wat werkelijk effect heeft in een wedstrijd.
- Waarom context, toeval, en adaptief gedrag de echte sleutel zijn tot succes – zelfs als het je ego als coach een beetje pijn doet.
Als je klaar bent om verder te kijken dan de gebruikelijke trainingsmethoden en de menselijke interactie als kern van sport te ontdekken, dan is dit artikel iets voor jou.
Met een vriendelijke jab en een knipoog,
Peter Koopman
P.S. Wie weet draag je na het lezen van dit artikel ook bij aan een stukje sportgeschiedenis. Of tenminste, aan een nieuwe kijk op coaching.
Mensvisie van een trainer
“Een echte coach traint geen spieren of bewegingen, maar gedrag en de geest – altijd in interactie met de context.”
In de sportwereld overheerst vaak een analytisch-mechanistische benadering. Trainers richten zich op oefenstof, hartfrequentie, spiersamenstelling, kracht en uithoudingsvermogen. Hoewel dit nuttig kan zijn, beschouw ik deze aspecten als secundair. Het organisme staat namelijk voortdurend in interactie met zijn context. Training draait in essentie om deze interactie. Zoals Wittgenstein met zijn taalspel-theorie stelt: “De betekenis van een woord ligt in het gebruik ervan in de taal,” zo kan training worden gezien als een proces waarin betekenis en effectiviteit voortkomen uit de dynamiek tussen individu en omgeving. Dit essay reflecteert kritisch op de rol van de coach, met een specifieke focus op vechtsporten. In plaats van een analytisch-deductieve aanpak, pleit ik voor een benadering waarin gedrag en context centraal staan.
Filosofische basis
Als coach vertrek ik vanuit een specifieke mensvisie. Volgens auteurs zoals Thomas Metzinger (The Ego Tunnel) is de mens een organisme dat zichzelf een ego heeft toegeëigend als praktisch overlevingsmechanisme. Dit ego is een illusie die orde schept in de chaos van het bestaan. Wittgensteins taalspel-theorie biedt hier een parallel: net zoals woorden hun betekenis ontlenen aan gebruik, ontleent het ego zijn functie aan interactie binnen een context. Tegelijkertijd functioneert de mens utilitaristisch, zoals Daniel Kahneman beschrijft in Thinking, Fast and Slow. Hij toont hoe ons brein heuristieken en shortcuts gebruikt voor besluitvorming, vaak zonder volledig bewustzijn van de complexe dynamiek.
De coach probeert, net als ieder mens, invloed uit te oefenen op de omgeving en de ander. Wat de coach uniek maakt, is de mate waarin hij gedrag effectief kan beïnvloeden. Hoe kan een organisme, gericht op eigenbelang, worden bewogen om zich aan te passen? En hoe bereid is een sporter om adaptief gedrag te vertonen binnen de context van een vechtsport?
Gedrag en context
Gedrag is sterk afhankelijk van context. Coaches die dit negeren, richten zich enkel op het individu en missen zo een cruciaal onderdeel van het trainingsproces: de interactie tussen sporter en omgeving. Onderzoek, zoals dat van Godden en Baddeley (1975) naar contextafhankelijk leren, toont aan dat gedrag effectiever wordt aangepast wanneer de context aansluit bij de gewenste situatie. Voor vechtsporten betekent dit dat het simuleren van wedstrijdomstandigheden, zoals onverwachte aanvallen of variabele tegenstanders, essentieel is. Zonder deze focus blijft de training losstaan van de werkelijke eisen van de sport.
Een treffend voorbeeld is het verschil tussen beweging-georiënteerd en resultaat-georiënteerd handelen. Veel vechtsporttrainingen richten zich op de technische uitvoering van bewegingen – de perfecte stoot of trap. Echter, in een wedstrijdsituatie draait het om het raken van de tegenstander, niet om de esthetiek van de beweging. Dit vraagt om een verschuiving in focus: van het oefenen van technieken naar het trainen van gedrag dat effectief is in het bereiken van het doel.
Het begrijpen en manipuleren van deze dynamische interactie vraagt om een grondige kennis van:
- De sport zelf: De regels, dynamiek en cultuur van de vechtsport. Een coach moet weten wat de sporter fysiek en mentaal nodig heeft en hoe het spel wordt opgebouwd.
- Prestatiebepalende en -beperkende factoren: Welke eigenschappen dragen bij aan succes en welke belemmeringen moeten worden aangepakt? Bijvoorbeeld, niet het hard stoten is belangrijk, maar het hard treffen.
- De tegenstander en context: Het gedrag van de tegenstander en de veranderlijkheid van situaties vereisen constante aanpassing.
Van analytisch naar handelingstheoretisch
De traditionele analytisch-deductieve benadering biedt waardevolle data, maar schiet tekort in het begrijpen van gedrag binnen complexe situaties. Een handelingstheoretisch model richt zich op de interactie tussen individu en context. Dit model erkent dat gedrag wordt beïnvloed door zowel interne factoren, zoals fysieke gesteldheid, als externe prikkels en sociale dynamiek.
Praktisch vertaalt zich dit in:
- Individueel maatwerk: Respect voor de unieke eigenschappen van de sporter.
- Contextcreatie: Trainingsomstandigheden die gewenst gedrag uitlokken.
- Simulaties en improvisatie: Het trainen van onverwachte situaties om aanpassingsvermogen te vergroten.
Reflectie met een glimlach
Hoe effectief zijn coaches eigenlijk? Nassim Nicholas Taleb stelt in Fooled by Randomness dat mensen de rol van toeval in succes vaak onderschatten. Hij wijst op de “narrative fallacy”: de neiging om patronen te zien waar die niet bestaan. Een voorbeeld hiervan is een kampioen die wordt geprezen om zijn “techniek,” terwijl zijn overwinning meer te danken was aan een toevallige misstap van de tegenstander. Coaches moeten zich bewust zijn van deze valkuil en kritisch blijven reflecteren op hun eigen methoden. Effectiviteit is niet alleen een kwestie van vaardigheid, maar ook van context, toeval en het vermogen om te blijven leren.
Door te focussen op gedrag en communicatie, en door het loslaten van de fixatie op bewegingen, kan de coach een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een sporter. Het trainen van gedrag binnen de juiste context – en niet slechts het perfectioneren van bewegingen – is wat de sport werkelijk vooruithelpt.
“We zijn vrij om te handelen, maar niet vrij om te kiezen wat ons beweegt.”
— Arthur Schopenhauer