3. Vechtregels – Over hoe systemen het instinct temmen

Vechtregels

(en waarom dat niet altijd goed is)

Peter Koopman

20 jul. 2025                                   

Tel.: 06 8135 8861

Van chaos naar choreografie – Hoe regels gedrag modelleren

“Wat begon als richtlijn werd een wet. Wat begon als een middel werd een moraal. En zo werd het gevecht een dans, de vechter een danser, en de overwinning een applaus.”

De oertijd van de vechtsport was chaos. Twee lichamen, twee breinen, één doel: overheersen. Geen jury, geen klok, geen puntentelling. Alleen actie, reactie en overleving. Oorzaken, geen redenen — zoals Dennett (1991) het zou zeggen. Het was gedrag zonder verhaal, zonder esthetiek, zonder goed of fout. Effectief was het enige criterium. In die arena van rauwheid was falen fataal en winnen voorlopig.

Maar chaos is vermoeiend. Niet alleen voor het organisme, maar ook voor de toeschouwer. Dus begonnen we te ordenen. Regels, afspraken, grenzen. In eerste instantie waren ze nuttig — een manier om excessen te beperken en vergelijkbaarheid mogelijk te maken. Maar zoals altijd met menselijke systemen: wat begint als een pragmatische ingreep, wordt al snel een dogmatische standaard. En daar begint de choreografie.

De regel als filter: wat je traint, is wat je ziet

Regels bepalen wat telt. En wat telt, bepaalt wat getraind wordt. En wat getraind wordt, bepaalt wat overblijft. Dit simpele cascade-effect verklaart waarom vechtsporten in de loop van de tijd steeds gestroomlijnder zijn geworden. Variatie maakt plaats voor standaardisatie. Creativiteit wordt vervangen door repetitie. Het onverwachte verdwijnt ten gunste van het herkenbare.

Maar dat is geen vooruitgang. Dat is formattering. Zoals Gigerenzer (2000) stelt in zijn werk over adaptive heuristics, is gedrag effectief zolang het aangepast is aan de omgeving waarin het plaatsvindt. Verander je die omgeving — door regels in te voeren — dan verandert het gedrag, maar niet per se in de richting van meer effectiviteit. Alleen in de richting van wat toegestaan is. En dat zijn vaak… de dingen die goed ogen op camera.

De sporter leert dus niet meer ‘het spel’ spelen, maar ‘de regelset’ exploiteren. Wat telt is niet de knock-out, maar het tikje op het goede moment, de stoot in de juiste hoek, het schijngevecht dat indruk maakt op de jury — niet op de tegenstander.

Choreografie is veilig, maar doodt het gevaar

Veiligheid is het standaardargument voor regeldwang. Begrijpelijk. Maar zoals elk organisme weet: veiligheid en scherpte leven in een gespannen huwelijk. Hoe meer bescherming je inbouwt, hoe minder scherpte overblijft. Een vechter die weet dat er een grens is aan wat zijn tegenstander mag doen, handelt anders dan iemand die weet dat elk moment fataal kan zijn.

Het is dezelfde reden waarom wilde dieren zelden overgewicht hebben, en gedomesticeerde katten wel. In de ring wordt de vechter een huisdier: getraind, gecontroleerd, voorspelbaar. Niet omdat hij dat wil, maar omdat het systeem hem daartoe dwingt. Foucault (1975) zou zeggen: dit is geen sport meer, dit is een gereguleerd lichaam dat presteert binnen een gevangenis van regels. De ring is het panopticum, de jury de cipiers.

De mens als performer: regels als sociale syntax

Regels doen méér dan gedrag sturen. Ze vormen ook identiteit. Zodra iets wordt gereguleerd, ontstaat er een norm — en wie van die norm afwijkt, wordt niet alleen als ineffectief gezien, maar als ‘fout’, ‘onsportief’ of ‘onprofessioneel’. Dit is het moment waarop de vechter de performer wordt. Hij vecht niet meer alleen tegen een tegenstander, maar tegen een onzichtbare beoordelaar die hem evalueert op basis van sociale syntax: timing, vorm, etiquette.

Semiotici zoals Barthes (1972) en De Saussure begrepen dit lang voor de vechtsporters dat deden. Vorm betekent iets, ongeacht het effect. Een techniek die ‘mooi’ oogt, wordt sneller gewaardeerd dan een lelijke die vernietigend is. De choreografie is compleet wanneer de vechter zichzelf begint te beoordelen volgens deze externe esthetiek.

Het is de ultieme paradox: het gevecht, ooit een rauwe dialoog tussen lichamen, is verworden tot een gescript spektakel voor een publiek dat zelf nooit geraakt wordt.

Terug naar de chaos?

Betekent dit dat we terug moeten naar de kroegpartij, de blinde furie, de ongereguleerde knokpartij? Natuurlijk niet. Maar het betekent wél dat we opnieuw moeten nadenken over wat regels doen — niet alleen met gedrag, maar met identiteit, intentie en intuïtie. Regels zijn geen neutrale kaders. Ze zijn culturele producten die gedragsnormen afdwingen.

Zoals Dennett (1991) opmerkte: redenen kwamen ná oorzaken. De regel is een rationalisatie van wat ooit vanzelf ging. Maar zodra de regel het instinct onderdrukt in plaats van stuurt, verliezen we iets fundamenteels: de kracht van de improvisatie, de autonomie van het moment, de elegantie van het noodzakelijke.


Samengevat:

·       Regels ontstaan uit chaos, maar keren zich vaak tegen hun oorsprong.

·       Wat geteld wordt, wordt getraind — en gedrag verschraalt.

·       Regels zijn geen neutrale grenzen, maar gedragsmodellen die identiteit vormen.

·       Veiligheid doodt scherpte, esthetiek ondermijnt effectiviteit.

·       De vechter wordt performer, het gevecht wordt theater.

Ook interessant voor jou!