Over hoe systemen het instinct temmen
(en waarom dat niet altijd goed is)
Peter Koopman
20 jul. 2025
Tel.: 06 8135 8861
De techniek als fetisj – Wanneer vorm belangrijker wordt dan effect
“Oefen een beweging lang genoeg zonder context, en je wordt kampioen in irrelevantie.”
Er is iets misgegaan in de gyms. Waar ooit het gevecht werd geoefend als een levend spel van actie en reactie, is het nu vaak verworden tot een repetitief ritueel van techniek om de techniek. De ‘perfecte trap’, de ‘zuivere directe’, de ‘mooie combinatie’ — beoordeeld alsof we op zoek zijn naar de nieuwe Rudolf Nureyev in plaats van een vechter die de ander lam legt. Vechtsport is geen choreografie. Toch trainen we alsof het dat wel is.
Het is een hardnekkige vorm van vormfetisjisme: een obsessie met uitvoering, losgekoppeld van effectiviteit. Die fixatie komt niet uit het niets. Ze is ontstaan uit een onzalige alliantie van trainingsgewoonten, beoordelingssystemen en sociale beloningen. Want wat ziet er beter uit op Instagram: een snerpende high kick of een halfslachtige stoot die een tegenstander onderuithaalt?
Van actie naar drill: hoe dode patronen levend gedrag vervangen
De fout begint al bij de trainingsbasis. De nadruk ligt op herhaling van techniek in geconditioneerde situaties. Partneroefeningen. Padwork. Schaduwboksen. Allemaal nuttig — tot het doel van de oefening verwordt tot het uitvoeren van de beweging zelf, in plaats van de oplossing van een probleem. Zoals Schmidt (1975) al opmerkte in zijn schema theory: motorisch leren vereist variatie, contextual interference, en vooral adaptatie aan onvoorspelbare omstandigheden. Precies dat ontbreekt in de doorsneetraining.
Hier ontstaan de ‘kickboksanalfabeten’ waar ik in mijn originele tekst op doelde: sporters die een beperkte set standaardbewegingen beheersen, maar geen idee hebben wanneer of waarom ze iets moeten doen. Ze wachten op de juiste vraag om hun ingestudeerde antwoord af te vuren. Als die vraag niet komt, staan ze met een mond vol tanden en een hoofd vol kicks die nergens op slaan.
Het probleem van overtraining zonder overdenking
In sportpsychologie noemen we dit een transfer failure: het onvermogen om geleerde vaardigheden succesvol toe te passen in de praktijksituatie waarvoor ze bedoeld zijn (Abernethy, 1993). En dat komt doordat training vaak contextloos is. Het lichaam leert patronen, maar de geest leert niks. Geen waarneming, geen analyse, geen besluitvorming. Alleen uitvoering. Het is alsof je een kind leert zinnen uitspreken in het Latijn, maar hem nooit vertelt wat hij zegt.
De sporter wordt een motorische papegaai: mechanisch correct, strategisch verloren. En dat is tragisch, want in de vechtsport — meer dan in welke andere sport ook — is adaptief reageren op een veranderende situatie de kern van succes.
Het ideaalbeeld als hindernis
Bernstein (1967) toonde al aan dat vaardigheid niet zit in perfect herhalen, maar in flexibel variëren. De beste vechters zijn geen kopieën van een ideaal, maar autonome probleemoplossers. En toch blijft het ideaalbeeld van ‘de perfecte techniek’ hardnekkig rondspoken in trainingsculturen. Waarom? Omdat het simpel te onderwijzen is, makkelijk te beoordelen, en er goed uitziet. Maar zoals we al zagen in de vorige sectie: wat goed oogt, is niet per se goed geoordeeld.
De overwaardering van techniek leidt tot een verlammende paradox: sporters die zichzelf forceren in bewegingen die op dat moment strategisch onverstandig zijn. Ze trainen op vormtrouwheid in plaats van situatie-effectiviteit. Gevolg: wanneer het gevecht zich aanpast, blijft de techniek statisch — en dus ineffectief.
Esthetiek boven effect: een sportpsychologisch defect
Deze vormfetisj wordt gevoed door cognitieve biases zoals de halo-effect bias: een mooie uitvoering doet ons denken dat het ook effectief is, zelfs als dat niet zo is (Kahneman, 2011). Ook speelt confirmation bias een rol: trainers en juryleden zoeken naar wat ze denken te moeten zien — de klassieke ‘mooie’ stoot — en negeren daarmee effectievere, maar minder conformistische handelingen.
De tragiek is compleet wanneer sporters die technisch subliem zijn, in wedstrijden keer op keer verliezen van ruwe, onaangepaste beesten zoals Bob Sapp: onorthodox, onbeholpen, maar effectief. Die kloof — tussen het geleerde en het noodzakelijke — is de grootste aanklacht tegen hoe techniek tegenwoordig onderwezen wordt.
Samengevat:
- Techniekfetisjisme maakt van vechters performers in plaats van probleemoplossers.
- Contextloos trainen leidt tot transferproblemen: “goed geoefend is nog lang niet goed gevochten.”
- Psychologische biases zorgen voor overschatting van esthetiek boven effectiviteit.
- Vaardigheid is variabiliteit: geen statisch ideaal, maar flexibel handelen.