Schoonheid als Trigger 2

Beste Bewonderaar,

Heb je ooit een beslissing genomen waarvan je achteraf dacht: “Waarom in hemelsnaam?” Misschien was het die impulsaankoop van een glitterbroek, een date met iemand die “heel diep” bleek te zijn (lees: kon praten over zijn horoscoop zonder adem te halen), of dat ene shot tequila dat een vriendschap voor altijd veranderde.

Goed nieuws: je bent niet irrationeel. Je brein is gewoon fantastisch in het verzinnen van smoesjes voor zijn eigen chaos.

Neem bijvoorbeeld die keer dat je dacht verliefd te worden, maar eigenlijk gewoon dorst had (of, zoals wetenschappers het noemen: “misattributie van opwinding”). Of die collega die promoveerde omdat hij “zo slim overkwam” – terwijl jij intussen het werk deed. Schoonheid en intelligentie zijn net casino’s: de house always wins, en de rest van ons probeert wanhopig de regels te begrijpen terwijl we onze laatste fiches verliezen.

In mijn artikelenreeks “Schoonheid als Trigger” duiken we in de tragikomische menselijke gewoonte om ons eigen verlangen serieus te nemen. Spoiler: het is vooral hilarisch als je er niet zelf middenin zit.

P.S. Vond je dit een nuttige mail? Mooi. Dat gevoel van waardering dat je nu voelt? Dat kan ook gewoon de koffie zijn.

Peter Koopman

09 apr. 2025

Tel.: 06 8135 8861

Schoonheid bezit je niet – je bewaakt het, bewondert het, en vreest vooral dat een ander het je ontneemt. Maar schoonheid is niet slechts een esthetisch gegeven, het is sociaal kapitaal. En net als intelligentie is het een talent dat pas tot wasdom komt in een vruchtbare context. Een mooi kind in een gewelddadig gezin, of een intelligent kind zonder stimulatie, verdort als een roos in beton. Talent heeft grond nodig.

Toch is er een fundamenteel verschil: schoonheid is direct zichtbaar, onontkoombaar en universeel gewaardeerd – zelfs baby’s staren langer naar symmetrische gezichten. Intelligentie daarentegen is een onzichtbare strategie: subtiel, complex, niet altijd begrepen en vaak pas laat gewaardeerd. De een verschaft je onmiddellijke voordelen (aandacht, status, seksuele selectie), de ander vereist geduld, context en vertaling.

De ‘have-nots’ – zij die niet gezegend zijn met deze genetische loterijprijzen – zoeken hun redding in make-overs, diploma’s, retoriek, siliconen of culturele prestatie. Ze vechten met kunstgrepen tegen de onrechtvaardigheid van de biologische loting. Maar de wedstrijd is al lang gestart, en de jury is corrupt: de maatschappij beloont wat zichtbaar is, niet wat waar is.

In die zin is het streven naar schoonheid of intellect geen puur persoonlijke ambitie, maar een vorm van overleving. Macht verkrijgen via zichtbaarheid of via overtuiging. De een paradeert, de ander argumenteert. Beiden proberen te ontsnappen aan de pijn van onzichtbaarheid.

Misattributie van Lust: Het Brein dat Verliefd wordt op zijn Eigen Biochemie

Wanneer een man een aantrekkelijke vrouw ziet, dan lijkt het verlangen puur seksueel: een primair, instinctief signaal dat in minder dan drie seconden opborrelt. Maar dat verlangen is zelden zo eenduidig. De ervaring van lust is vaak het resultaat van een cognitieve misinterpretatie: een misattributie van opwinding. Het brein registreert een fysiologische staat van verhoogde alertheid – versnelde hartslag, pupilverwijding, gespannen spieren – maar weet niet zeker waarom. Dus zoekt het een plausibele oorzaak in de directe omgeving. En wat staat daar? Een aantrekkelijk lichaam. Dus: “Ik voel me opgewonden → het zal wel door haar komen → ik wil haar.”

In het klassieke experiment van Dutton & Aron (1974) werd deze misattributie overtuigend blootgelegd. Mannen die een aantrekkelijke vrouw ontmoetten op een instabiele hangbrug, waren veel vaker geneigd haar later te bellen dan mannen die haar ontmoetten op veilige grond. Hun fysieke arousal werd onbewust toegeschreven aan haar aantrekkelijkheid, terwijl die in werkelijkheid door de stress van de brug werd veroorzaakt.

Deze vertekening werkt des te krachtiger in de context van spiegelneuronen. Wanneer we naar een seksscène kijken, of naar een sportgod met een beeldschone partner, projecteren we onszelf in die rol. De hersenen simuleren de ervaring alsof het onze eigen is. Porno en Hollywood voeden deze zelfbedrogmachine: we spiegelen, interpreteren, labelen – en claimen vervolgens het object alsof het verlangen authentiek is, terwijl het slechts een echo is van andermans gedrag vermengd met onze eigen onzekerheden.

Dit verklaart ook waarom het zien van ‘een ander’ met de begeerde vrouw een bijna jaloersmakende reactie oproept. Niet omdat er al sprake is van liefde of binding, maar omdat het object van verlangen inmiddels is opgenomen in de interne eigendomsfantasie. We reageren niet op haar als subject, maar op de dreiging van verlies van iets wat we al mentaal bezaten.

Daarmee komen we bij de kern: het gaat zelden puur om seks. Het gaat om bezitexclusiviteitsociale status en angstreductie door controle. De misattributie van opwinding is de rookmachine die de illusie van puurheid in stand houdt. Maar onder die rook ligt een oeroude waarheid: de drang om te bezitten is een angstgestuurde poging om betekenis en veiligheid te creëren in een onvoorspelbare wereld.

“Schoonheid bezit je niet, je bewaakt het.” — Anoniem, of simpelweg te eerlijk voor een naam.

“Liefde is de wens om te bezitten wat men bewondert, maar liefde wordt pas volwassen als men dat bezit durft los te laten.”
— Erich Fromm

“L’enfer, c’est les autres – zeker als ze met jouw droomvrouw weglopen.”
— Jean-Paul Sartre (vrij geïnterpreteerd)

“Verlangen is geen keuze, het is een biochemisch dictaat.”
— Robert Sapolsky

Literatuur en verwijzingen

Goleman, D. (2006). Social Intelligence: The New Science of Human Relationships. Bantam Books.

Dutton, D. G., & Aron, A. P. (1974). Some evidence for heightened sexual attraction under conditions of high anxiety. Journal of Personality and Social Psychology, 30(4), 510–517.

Sapolsky, R. M. (2017). Behave: The Biology of Humans at Our Best and Worst. Penguin Press.

Fromm, E. (1956). The Art of Loving. Harper & Row.

Sartre, J.-P. (1943). L’Être et le néant. Gallimard.

Zajonc, R. B. (1965). Social facilitation. Science, 149(3681), 269–274.

Ook interessant voor jou!