Over hoe systemen het instinct temmen
(en waarom dat niet altijd goed is)
Peter Koopman
2025
Prelude
In 2003 publiceerde ik een kritische beschouwing getiteld Regels Tellen. Geen pamflet, geen wetenschappelijke paper, maar een poging om de kloof bloot te leggen tussen wat sport beweert te zijn en wat ze in de praktijk doet. Aanleiding was een K-1 Grand Prix, waarin het verschil tussen feitelijke prestatie en officiële beoordeling pijnlijk zichtbaar werd. Wie scoorde, verloor. Wie sloeg, werd genegeerd. Wie won, leek slechts het geluk te hebben de regels nét iets handiger te manipuleren dan de ander.
Mijn oorspronkelijke tekst was bedoeld als prikkel tot kritische reflectie op de manier waarop regels, training en prestatiebeoordeling het gedrag van vechters vormgeven — en soms vervormen. Nu, meer dan twintig jaar later, blijkt die analyse nog springlevend. Niet omdat ik toen alles al wist, maar omdat de onderliggende dynamieken nog steeds niet fundamenteel zijn veranderd. Sterker nog: ze zijn door digitalisering, globalisering en de groei van de sport in commerciële circuits misschien alleen maar pregnanter geworden.
In dit essay geef ik mijn oorspronkelijke betoog een nieuw leven: verrijkt met inzichten uit filosofie, psychologie, gedragswetenschap en systeemkritiek. Het resultaat is een dissectie van vechtsport, maar ook van de mens, de maatschappij en het collectieve onvermogen tot het omarmen van echte chaos.
Peter Koopman
20 jul. 2025
Tel.: 06 8135 8861
————————————
De illusie van meten – Waarom ‘punten’ zelden objectief zijn
“Zodra we iets kunnen tellen, denken we dat we het begrijpen.
Zodra het op papier staat, gaan we ervan uit dat het waar is.”
We leven in een tijd waarin alles meetbaar moet zijn. Van hartslag tot hersenactiviteit, van calorieverbranding tot sociale impact. Het is dan ook geen wonder dat ook sport — en specifiek vechtsport — is bezweken onder de dwang van cijfers. Punten. Statistieken. Dat lijkt eerlijk, transparant, rationeel. Maar schijn bedriegt. De jacht op objectiviteit in het meten van prestaties heeft niet geleid tot meer rechtvaardigheid, maar tot een versluierde vorm van arbitraire machtsuitoefening — verpakt als ‘neutraliteit’.
Neem bijvoorbeeld het beruchte gevecht tussen Aerts en Sefo tijdens de K-1 Grand Prix van 2002. Aerts scoorde aantoonbaar meer treffers, met meer impact. Maar de jury wees Sefo aan als winnaar. De reden? De criteria waarmee beoordeeld werd, bleken vaag, inconsistent, of gewoon strategisch misbruikt. Puntensystemen zijn immers niet gebouwd op objectiviteit, maar op geïnstitutionaliseerde subjectiviteit: de illusie van precisie die maskert dat er gewoon iemand op een stoel zat die “vond” dat Sefo beter was. (https://www.youtube.com/watch?v=pEt3tXuc2mE)
Meetdwang als overlevingsmechanisme
Waarom willen we zo graag meten? Omdat het rust geeft. Cijfers hebben iets geruststellends: ze geven ons de indruk van controle in een chaotisch systeem. In evolutionair perspectief is dat begrijpelijk. De mens is geen rationeel wezen, maar een overlevingsmachine met een calculator in zijn rugzak. En die calculator maakt het mogelijk om keuzes te maken zonder de complexiteit van de werkelijkheid volledig te hoeven begrijpen. Maar wat als die versimpeling leidt tot structurele vertekeningen? Tot het belonen van zichtbare, oppervlakkige acties ten koste van strategisch of subtiel spel?
Zoals Kahneman (2011) laat zien in Thinking, Fast and Slow, zijn we geneigd om complexe oordelen te vervangen door makkelijkere vragen zonder dat we het doorhebben. In plaats van te vragen: “Wie domineerde de partij?” vragen we onbewust: “Wie bewoog het meest zichtbaar?” En als dan een techniek op visueel niveau indrukwekkend lijkt, wordt deze automatisch overgewaardeerd, ook als de impact verwaarloosbaar is.
De jurysport als theater
Vechtsport is geen turnen. En toch gedragen we ons alsof het dat wel is. Elke trap wordt gewogen, elke beweging beoordeeld op esthetische en technische criteria — alsof we jureren op een balletvoorstelling. Maar een vechter is geen performer. Een vechter wil winnen. Domineren. Overheersen. Het gaat niet om mooi. Het gaat om effectief. En dat is zelden hetzelfde.
De drang naar uniforme puntentelling verandert de aard van het spel. De vechter gaat trainen om ‘de jury te plezieren’, niet om zijn tegenstander te domineren. We zien dan het ontstaan van het “jurypubliek”, zoals Goffman (1959) het had kunnen noemen: een publiek dat bepaalt wat waardevol is op basis van theaterregels, niet op basis van de rauwe realiteit van conflict.
Wat telt, is wie bepaalt wat telt
De fundamentele fout in het hele meetsysteem is dat we doen alsof ‘tellen’ objectief is. Maar niets is minder waar. Wat telt, wordt namelijk bepaald door degene die het recht heeft gekregen om te bepalen wat telt. De keuze om een stoot als “raak” of “waardeloos” te beoordelen is per definitie interpretatief. De regelset is een sociaal contract, geen natuurwet.
Foucault (1975) beschreef dit mechanisme haarfijn: regels, standaarden en meetinstrumenten zijn geen neutrale tools, maar manieren waarop macht wordt uitgeoefend. Ze disciplineren het lichaam, structureren het gedrag en normaliseren de afwijking. De vechter conformeert zich niet aan effectiviteit, maar aan wat er volgens het systeem als effectief mag gelden.
Een alternatieve benadering?
Is er een oplossing? Niet eenvoudig. Maar misschien moeten we ons minder richten op het tellen van punten, en meer op het begrijpen van dominantie. Op het herkennen van controle, initiatief, en mentale overwicht. Dat is moeilijker te meten, maar eerlijker te beoordelen.
Of, zoals Taleb (2012) het zou zeggen: de vechter is antifragiel. Hij floreert bij chaos, variatie en stress. Elk systeem dat deze complexiteit probeert te reduceren tot een spreadsheet doet niet alleen de sport, maar ook de sporter tekort.
Samengevat:
- Meten is niet neutraal: puntentelling is gebaseerd op interpretatie en machtsstructuren.
- Beoordeling is zelden objectief: juryleden vallen terug op visuele cues en simplificaties.
- Regels sturen gedrag: vechters trainen voor het systeem, niet tegen de tegenstander.
- Dominantie is complex: en vraagt om beoordelaars met inzicht, niet alleen meetlinten.